ECLI:NL:RBROT:2023:12653

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
ROT 21/6209
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken door het college van burgemeester en wethouders van Molenlanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Molenlanden om eiser een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken toe te kennen. Eiser had op 22 maart 2021 een aanvraag ingediend, die op 26 april 2021 werd afgewezen. Het college stelde dat eiser op zijn eigen terrein kon parkeren, wat eiser betwistte. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een mediationtraject en concludeerde dat het college niet op goede gronden had geweigerd. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat zijn eigen terrein niet geschikt is voor het parkeren van zijn rolstoelbus, vanwege de beperkte ruimte en de helling van het terrein. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat het college een nieuw besluit op het bezwaar van eiser moet nemen, waarbij ook andere mogelijke locaties voor een gehandicaptenparkeerplaats moeten worden onderzocht. De rechtbank bepaalde dat het college het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/6209

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Molenlanden, het college,

gemachtigden: mr. R.C. van Deventer, mr. P.A. Oudijn en [naam gemachtigde] .

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de weigering van het college tot het toekennen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken aan eiser.
1.1.
Met het besluit van 26 april 2021 heeft het college de aanvraag van eiser hiervoor afgewezen. Eiser heeft hier bezwaar tegen gemaakt. Met het besluit van 9 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigden Van Deventer en [naam gemachtigde] . Op de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst en de zaak doorverwezen naar bureau mediation.
1.4.
Het college heeft de rechtbank op 16 juni 2023 laten weten het mediationtraject te hebben beëindigd.
1.5.
Eiser heeft op 3 juli 2023 de rechtbank laten weten gebruik te willen maken van zijn recht om op een tweede zitting gehoord te worden. Vervolgens heeft hij nog nadere stukken ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft de zaak op 20 november 2023 opnieuw ter zitting behandeld. Eiser is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigden Oudijn en [naam gemachtigde] .

Geschil tussen partijen

2. Op 22 maart 2021 heeft eiser een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats ingediend. Het college heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiser op zijn eigen terrein kan parkeren.
3. Eiser betwist dat hij op zijn eigen terrein kan parkeren. Kort samengevat voert eiser aan dat zijn terrein daarvoor onvoldoende ruimte biedt en daarnaast schuin is met hoogteverschillen waardoor het niet geschikt is als parkeerruimte voor gehandicapten.

Beoordeling van het geschil

4. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of het college op goede gronden heeft geweigerd eiser een gehandicaptenparkeerplaats toe te kennen. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank vindt dat het college de aanvraag niet heeft kunnen afwijzen omdat eiser op zijn eigen terrein kan parkeren. Dat zal de rechtbank hierna uitleggen.
Wat zijn de toepasselijke regels?
6. Het college heeft haar weigering om eiser een gehandicaptenparkeerplaats toe te kennen gebaseerd op de Beleidsregel gehandicaptenparkeerplaats op kenteken van de gemeente Molenlanden (hierna: de Beleidsregel).
6.1.
Volgens artikel 1 van de Beleidsregel wordt een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken gerealiseerd als:
aanvrager volgens de gegevens van de gemeentelijke Basisregistratie Personen (BRP) staat ingeschreven in de gemeente Molenlanden en beschikt over een Europese gehandicaptenparkeerkaart bestuurder;
aanvrager niet beschikt over parkeergelegenheid op eigen terrein;
de verkeersveiligheid en het doelmatig gebruik van de weg niet worden verstoord door de aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken;
aanvrager voor de aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken en het vervangen van het onderbord leges betaalt. De hoogte van de leges wordt vastgesteld in de legesverordening;
voor verwijdering van het bord met paal en onderbord worden geen kosten in rekening gebracht.
6.2.
Volgens de toelichting bij artikel 1, onder 2, wordt de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken niet toegewezen als de aanvrager de gelegenheid heeft om te parkeren op eigen terrein, zoals garage, oprit of carport. Dit geldt ook als de garage bijvoorbeeld in gebruik is voor opslag, een werkplaats of andere doeleinden.
Wat zijn de ontwikkelingen na de eerste zitting?
7. Na de eerste zitting hebben partijen een externe verkeersdeskundige van VAGN advies (VAGN) ingeschakeld. Deze deskundige heeft de situatie ter plekke bekeken en zijn bevindingen en conclusies neergelegd in een (concept)notitie van 20 september 2022. Hierin is, samengevat, vermeld dat de ruimte op eigen terrein in elk opzicht onvoldoende groot is om met een rolstoelbus te parkeren zonder grote nadelige gevolgen voor de toegankelijkheid van de woning of het voertuig. Volgens VAGN lijken twee locaties binnen een loopafstand van 100 meter van de woning het meest geschikt voor een gehandicaptenparkeerplaats op openbaar terrein, namelijk ter hoogte van de woning aan de [adres 1] en direct naast de uitrit van de woning aan de [adres 2] .
7.1.
Het college heeft op de notitie van VAGN gereageerd. Samengevat betwist het college dat het eigen terrein voor de woning van eiser onvoldoende breed is om de bus te parkeren en wijst het erop dat eiser dit ook al jaren doet. Dat de ruimte aan de oostzijde van de woning te krap is, is een gevolg van het plaatsen van de erfafscheiding en daarmee een keuze van eiser zelf. Bovendien blijkt uit luchtfoto’s dat er achter de erfafscheiding ook voldoende ruimte is om de bus te parkeren.
7.2.
VAGN heeft op 27 februari 2023 een nadere reactie opgesteld, waarbij is ingegaan op de door het college opgeworpen punten. Het college stelt deze reactie pas te hebben ontvangen nadat eiser dit stuk op 24 oktober 2023 aan de rechtbank heeft verstuurd.
8. Het college heeft in het kader van het mediationtraject de politie gevraagd advies te geven over de geschiktheid van de twee door VAGN voorgestelde mogelijke parkeerlocaties (ter hoogte van de woning aan de [adres 1] en direct naast de uitrit van de woning aan de [adres 2] ). De politie heeft aangegeven voor deze locaties een negatief advies te zullen afgeven.
Kan eiser op zijn eigen terrein parkeren?9. Volgens de Beleidsregel is het college bevoegd om een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats te weigeren indien iemand parkeergelegenheid op zijn eigen terrein heeft. Dit beleid acht de rechtbank op zichzelf bezien niet onredelijk. De rechtbank vindt echter dat het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser op zijn eigen terrein voldoende ruimte heeft om zijn bus te parkeren. Dat zal de rechtbank hierna uitleggen.
9.1.
Zowel eiser als zijn echtgenote zijn slecht ter been. Eisers echtgenote zit in een rolstoel. Om de rolstoel te kunnen vervoeren rijdt eiser in een bus van ongeveer 2 meter breed. Dit betekent dat er rondom de bus enige ruimte nodig is om de echtgenote van eiser in- of uit te laten stappen en de rolstoel de bus in te rijden. Omdat de echtgenote van eiser niet zelf over een rijbewijs beschikt is de aanvraag ingediend door eiser. Dit betwist het college allemaal niet.
9.2.
Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat zijn eigen terrein niet geschikt is als gehandicaptenparkeerplaats. Het college heeft niet betwist dat het terrein van eiser schuin afloopt. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat dit voor extra moeilijkheden kan zorgen, zoals dichtvallende portieren en wateroverlast of gladheid bij slecht weer. Het college heeft dit niet in haar besluitvorming betrokken en is hier ook in haar reacties na de zitting niet op ingegaan. Verder geldt dat het terrein van eiser vóór zijn woning op het smalste deel 2,10 meter breed is en dat deze breedte oploopt naar 2,60 meter. Het parkeren van de bus op deze plek is niet mogelijk omdat de ruimte te smal is en/of de voordeur dan onbereikbaar wordt. De ruimte aan de oostzijde van de woning, voor de groene erfafscheiding, heeft een breedte van zo’n 4,5 meter. Dit is, gelet op de lengte van de bus, te klein voor het parkeren van de bus haaks op de rijbaan. Als de bus parallel aan de rijbaan geparkeerd wordt, is de doorgang tussen de bus en de hoek van de woning te klein voor een rolstoel of rollator. Dat eiser zijn bus daar in het verleden wel (parallel aan de rijbaan) parkeerde, maakt niet dat het college er zonder meer van uit kan gaan dat dit ook nu nog mogelijk is. Eiser heeft uitgelegd dat hij hier inmiddels niet meer parkeert omdat zowel zijn eigen gezondheidssituatie als die van zijn echtgenote is verslechterd. Eiser heeft ook aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk is om achter de groene erfafscheiding te parkeren, omdat de doorgang tussen de erfafscheiding en de aanbouw niet breed genoeg is voor dagelijks gebruik. Het voertuig en de aanhanger die eiser hier nu heeft gestald komen het terrein niet af. Verplaatsen van de groene erfafscheiding biedt ook geen soelaas, nu de aanbouw aan de woning van eiser zich direct achter een gedeelte van deze erfafscheiding bevindt. Dat het eigen terrein niet geschikt is als gehandicaptenparkeerplaats volgt ook uit de (concept)notitie van VAGN. Weliswaar heeft het college kanttekeningen bij deze (concept)notitie gemaakt, maar deze bevestigt wel het standpunt van eiser. Het college heeft hier onvoldoende tegenover gesteld.
9.3.
Het college heeft nog geopperd dat eiser zijn echtgenoot ook voor de woning kan laten in- of uitstappen, terwijl hij de bus elders parkeert. Eiser heeft ter zitting verklaard dat dit de nodige tijd vergt en voor hem te veel energie kost. Hij moet dan eerst zijn echtgenote helpen met uitstappen, vervolgens de rolstoel uitladen, zijn echtgenote van de bus naar de woning brengen en dan de bus gaan parkeren of andersom. Al die tijd staat de bus op de stoep voor de woning, wat voor het overige verkeer hinderlijk of onveilig kan zijn. De rechtbank kan eiser hierin volgen, zeker omdat hij zelf ook slecht ter been is. Overigens heeft VAGN in de (concept)notitie van 20 september 2022 ook aangegeven dit geen geschikte optie te vinden in verband met de vele onzekerheden en afhankelijkheden die hieraan kleven.

Conclusie en gevolgen

10. Omdat eisers terrein niet geschikt is als gehandicaptenparkeerplaats, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank kan nog niet bepalen of aan eiser een gehandicaptenparkeerplaats moet worden toegekend, omdat zij nog niet kan vaststellen of wordt voldaan aan de overige criteria die gelden voor het verlenen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. De politie heeft zich weliswaar al uitgelaten over de geschiktheid van twee mogelijke locaties voor een gehandicaptenparkeerplaats, maar er is bijvoorbeeld nog geen onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om een gehandicaptenparkeerplaats te creëren aan de weg naast/achter de woning van eiser. Het college zal dan ook een nieuw besluit op het bezwaar van eiser moeten nemen.
10.1.
De rechtbank wijst eiser nog op het volgende. In het geval het college eiser alsnog een gehandicaptenparkeerplaats toekent, moet er nog een verkeersbesluit worden genomen om hierbij een bord met het kenteken van eisers bus te plaatsen. Tegen dat verkeersbesluit kunnen omwonenden bezwaar maken.
11. Omdat het beroep gegrond is bepaalt de rechtbank dat het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 181,- moet vergoeden.
12. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 181,- vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.