ECLI:NL:RBROT:2023:12649

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
C/10/656384 / FA RK 23-2907
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuiszaak met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van minderjarigen en vervangende toestemming

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 10 oktober 2023 een beschikking gegeven in een verhuiszaak tussen een vrouw en een man, die de ouders zijn van twee minderjarigen. De vrouw had zonder toestemming van de man met de kinderen verhuisd naar een andere gemeente, wat leidde tot een verzoek om vervangende toestemming voor deze verhuizing. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw zo snel mogelijk moet terugverhuizen naar haar oorspronkelijke woonplaats of een andere gemeente in de regio, en dat de kinderen tijdelijk hun hoofdverblijfplaats bij de man moeten hebben. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vrouw onmiddellijk moet voldoen aan de terugverhuizing, ondanks dat de motivering van de beslissing later zal worden verstrekt. De rechtbank heeft benadrukt dat het in het belang van de minderjarigen is om terug te keren naar hun vertrouwde omgeving en school. De vrouw is ook verplicht om de zorgregeling, zoals eerder vastgesteld, na te leven. De rechtbank heeft een dwangsom opgelegd voor het geval de vrouw niet aan de opgelegde verplichtingen voldoet. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/656384 / FA RK 23-2907
Kop-staart-beschikking van 10 oktober 2023 over vervangende toestemming op grond van artikel 1:253a BW
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1],
advocaat mr. W.H.J.W. de Brouwer te Rotterdam,
t e g e n
[naam 2], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 2],
advocaat mr. D.H.P.C. Glaudemans te Delft.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 18 april 2023;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op
  • 12 september 2023;
  • de berichten (met bijlagen) van de vrouw van 16 mei 2023, 9 juni 2023, 20 juni 2023, 6 juli 2023 en 28 juli 2023;
  • het bericht van 25 augustus 2023 van [naam 3] (leerlingenvervoer en Leerplichtzaken;
  • het bericht van de man van 26 september 2023;
  • het verweerschrift op het zelfstandig verzoek met bijlagen van 27 september 2023;
  • het bericht van de man met producties van 29 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam 4].
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van de man een pleitnotitie overgelegd.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank duidelijk geworden dat er een zeer grote behoefte bestaat aan een beslissing op korte termijn. Daarom is besloten, met instemming van partijen, om heden, dus nog vóór de herfstvakantie, een kop-staart-beschikking te wijzen. Deze beschikking is die kop-staart-beschikking en zij bevat de beslissing van de rechtbank en enkele andere noodzakelijke elementen. De (nadere) motivering van deze beslissing zal op 31 oktober 2023 aan partijen bekend worden gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1];
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats 2].
2.2.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.3.
De vrouw is ook ouder van de minderjarige:
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2021 te [geboorteplaats 3].
Waar hierna gesproken wordt over de minderjarigen worden alleen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bedoeld.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 22 januari 2021 is een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgesteld, waarbij de minderjarigen bij de man zullen zijn als volgt:
- in de even weken van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school, waarbij de man de kinderopvang voor vrijdagmiddag verzorgt (eventueel in overleg met de vrouw bij de BSO);
- de eerste of de laatste drie weken van de zomervakantie waarbij de man in de oneven jaren de eerste keuze heeft en de vrouw in de even jaren;
- een week gedurende de meivakantie;
- een week gedurende de kerstvakantie;
- jaarlijks afwisselend Eerste of Tweede Kerstdag en jaarlijks afwisselend Oudejaarsdag of Nieuwjaarsdag.
2.5.
Bij beschikking van het gerechtshof Den Haag van 23 februari 2022 is in afwijking en aanvulling van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 22 januari 2021 de vakantieregeling bepaald, inhoudende dat de minderjarigen:
- in de
herfstvakantie
in de even jaren bij de man verblijven en in de oneven jaren bij de vrouw;
- in de
voorjaarsvakantie
in de even jaren bij de vrouw verblijven en in de oneven jaren bij de man;
- in de
meivakantie
in de even jaren de eerste helft van de vakantie bij de man en de andere helft bij de vrouw verblijven, en in de oneven jaren de eerste helft van de vakantie bij de vrouw en de andere helft bij de man verblijven;
- in de
zomervakantie
in de even jaren de eerste drie weken bij de man verblijven en de laatste drie weken bij de vrouw, en in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man; en
- in de
kerstvakantie
in de even jaren op kerstavond, eerste kerstdag en (overige) tweede week van de kerstvakantie bij de man verblijven, en op tweede kerstdag, oud en nieuw en de (overige) eerste week van de kerstvakantie bij de vrouw, en in de oneven jaren op tweede kerstdag, oud en nieuw en de (overige) eerste week van de kerstvakantie bij de man verblijven en op kerstavond, eerste kerstdag en de (overige) tweede week van de kerstvakantie bij de vrouw.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw met de minderjarigen zo snel mogelijk terug moet verhuizen naar [plaatsnaam 1], dan wel een andere gemeente in de regio [plaatsnaam 1] en zal daartoe hierna de nodige beslissingen nemen. Deze zullen alle nader worden toegelicht als de motivering van deze beschikking wordt bekendgemaakt op 31 oktober 2023.
3.2.
Wel licht de rechtbank nu al de beslissing deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren toe. Zij doet dit, omdat te verwachten valt dat de vrouw in hoger beroep zal komen en mogelijk het gerechtshof zal vragen de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen. Voor de beoordelingsruimte in hoger beroep is de motivering in eerste aanleg van belang. Deze motivering kan niet wachten tot 31 oktober 2023 en zal daarom – in grote lijnen – nu al worden gegeven.
3.3.
Dit is een zaak waarin de vrouw zonder toestemming van de man en vooruitlopend op een eventueel vervangende toestemming van de rechtbank voor verhuizing, ervoor heeft gekozen om tóch met de minderjarigen te verhuizen naar een nieuwe woonplaats. Aan deze ongeoorloofde situatie, ontstaan door de keuze van de vrouw, moet zo snel mogelijk een einde worden gemaakt. Het is in het belang van de minderjarigen om snel terug te keren naar hun eigen, vertrouwde omgeving en de hun vertrouwde school, wat onmogelijk is zo lang ze in [plaatsnaam 2] wonen. Het is in hun belang om de vriendjes en vriendinnetjes die zij in [plaatsnaam 1] hebben moeten achterlaten weer te ontmoeten. Bovenal is het in hun belang om een goed contact met hun vader te onderhouden, wat bijzonder bemoeilijkt wordt door de huidige situatie. De klok tikt: hoe langer wordt gewacht, hoe moeilijker het wordt de ongeoorloofde situatie te herstellen als gevolg waarvan de vrouw voor haar actie wordt beloond. Dat moet in het belang van de minderjarigen worden voorkomen,.
3.4.
De rechtbank heeft alle voors en tegens bij de verhuizing naar [plaatsnaam 2] overwogen en geoordeeld dat niet wordt voldaan aan de criteria zoals die in de vaste
jurisprudentie zijn vastgelegd. Dat betekent dat er moet worden terugverhuisd, hoe zwaar dat de vrouw ook zal vallen. Daarbij heeft de rechtbank onder ogen gezien dat een terugverhuizing wel feitelijk moet (kunnen) worden uitgevoerd en dat daarmee tijd gemoeid is. Dat is ook de reden dat de aan de terugverhuizing verbonden dwangsom pas later gaat lopen en een zorgregeling is vastgesteld voor de tussen deze beschikking en de terugverhuizing te verstrijken periode. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de formulering van de verzoeken van de man ruimte voor een dergelijke regeling.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst af het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming om met de minderjarigen te verhuizen naar [plaatsnaam 2], de minderjarigen in te schrijven op het op een van de door de vrouw genoemde basisscholen, alsmede de minderjarigen in te schrijven bij de door de vrouw genoemde huisartsenpraktijk, tandarts en zwemschool;
4.2.
bepaalt dat de vrouw moet terugverhuizen naar [plaatsnaam 1] dan wel een andere gemeente in de regio [plaatsnaam 1];
4.3.
bepaalt dat de vrouw de minderjarigen ingeschreven moet houden op de [naam school] in [plaatsnaam 1];
4.4.
bepaalt dat het hoofdverblijf van de minderjarigen tijdelijk bij de man zal zijn vanaf 22 oktober 2023 tot aan het moment van terugverhuizing van de vrouw naar [plaatsnaam 1] dan wel een andere gemeente in de regio [plaatsnaam 1];
4.5.
bepaalt dat de volgende, tijdelijke, zorgregeling geldt zo lang de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de man hebben:
- de minderjarigen verblijven om het weekend bij de vrouw van vrijdag na school tot en met zondag 17.00 uur; het eerste weekend dat de minderjarigen bij vrouw zullen verblijven is het weekend van vrijdag 3 november 2023;
- de vakantieregeling tussen partijen blijft gehandhaafd;
- in het kader van de nu nog geldende zorgregeling verblijven de minderjarigen tot zondag 22 oktober 2023, 17.00 uur, bij de vrouw;
4.6.
bepaalt dat de vrouw haar medewerking moet verlenen aan de uitvoering van de tijdelijke verplaatsing van het hoofdverblijf van de minderjarigen naar de man en de tijdelijke zorgregeling zoals opgenomen in 4.5;
4.7.
bepaalt dat de vrouw de zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 22 januari 2021 en de beschikking van het hof Den Haag van 23 februari 2022 vanaf het moment van terugverhuizing naar [plaatsnaam 1] dan wel een andere gemeente in de regio [plaatsnaam 1], moet nakomen;
4.8.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag dat zij niet aan een van de onder 4.2,, 4.3., 4.6. en 4.7. gegeven geboden of bevelen voldoet, tot een maximum van € 10.000,-, is bereikt en bepaalt dat de dwangsom voor de terugverhuizing pas ingaat op 1 januari 2024;
4.9.
verklaart deze beschikking tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
4.10.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.11.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Woudstra, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. J. van den Bos en mr. L. Berghuis, rechters, tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van H. Philips, griffier, op 10 oktober 2023.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.