In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 27 december 2023, wordt het beroep van eisers tegen de vergunning voor kamerbewoning in een woning aan [adres] beoordeeld. De vergunning, verleend op 15 juli 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, staat kamerbewoning door maximaal elf personen toe. Eisers, bewoners uit de directe omgeving, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, stellende dat de kamerbewoning leidt tot overlast en dat de vergunning ten onrechte is verleend. De rechtbank behandelt de ontvankelijkheid van de eisers en concludeert dat slechts twee van de zeven eisers ontvankelijk zijn in hun beroep. De rechtbank toetst vervolgens het bestreden besluit van het college aan de criteria van de Huisvestingsverordening 2019. De rechtbank oordeelt dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de kamerbewoning een positieve invloed heeft op het woonmilieu en de leefbaarheid in de buurt, ondanks de bezwaren van de eisers. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat het college het gebrek in de procedure heeft hersteld. De rechtbank bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,- aan de eisers moet vergoeden en veroordeelt het college tot betaling van de proceskosten van € 1.674,-.