In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 januari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel [naam kind] als zijn moeder en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig waren. De vader en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling waren niet verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door zijn schoolverzuim en de invloed van antisociale jongeren. Ondanks deze zorgen heeft [naam kind] recentelijk positieve ontwikkelingen doorgemaakt op zijn huidige school, waar hij meer structuur en begeleiding ontvangt. De kinderrechter heeft geconstateerd dat [naam kind] gemotiveerd lijkt om zijn opleiding af te maken en dat hij openstaat voor hulpverlening. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad en pleit voor hulp in een vrijwillig kader, wat de kinderrechter ook als een mogelijkheid ziet.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter geoordeeld dat, hoewel er nog ernstige zorgen zijn, het verzoek tot ondertoezichtstelling moet worden afgewezen. De kinderrechter is van mening dat er voldoende ruimte is voor [naam kind] om hulp te aanvaarden zonder gedwongen maatregelen. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat [naam kind] samen met zijn moeder en andere begeleiding de positieve lijn kan vasthouden en verder kan ontwikkelen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023, met schriftelijke vaststelling op 18 januari 2023.