ECLI:NL:RBROT:2023:12627

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
10517211 HA VERZ 23-37
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer tijdens ziekte na reorganisatie en boventalligverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder01] door Chemours Netherlands B.V. [verweerder01] is sinds 16 augustus 1980 in dienst bij Chemours en werd in mei 2021 boventallig verklaard vanwege een reorganisatie. Chemours had eerder twee keer toestemming voor ontslag aangevraagd bij het UWV, maar deze aanvragen werden afgewezen omdat Chemours zich onvoldoende had ingespannen voor de herplaatsing van [verweerder01]. Chemours verzocht nu om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, wat door de kantonrechter werd toegewezen. De rechter oordeelde dat het opzegverbod tijdens ziekte niet in de weg staat aan de ontbinding, omdat de redenen voor ontbinding niet gerelateerd zijn aan de ziekmelding van [verweerder01]. De kantonrechter concludeerde dat de verhoudingen tussen partijen ernstig verstoord waren, waardoor een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk was. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 januari 2024, en Chemours werd veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 89.000,- bruto aan [verweerder01]. Er werd geen billijke vergoeding toegekend, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De proceskosten werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Dordrecht
zaaknummer: 10517211 HA VERZ 23-37
datum uitspraak: 6 november 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Chemours Netherlands B.V.,
vestigingsplaats: Dordrecht,
verzoekster,
gemachtigde: mr. B. Leeuwestein,
tegen
[verweerder01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.D. Ramnath.
Partijen worden hierna ‘Chemours’ en ‘ [verweerder01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van Chemours (ontvangen op 22 mei 2023), met producties;
  • het verweerschrift van [verweerder01] , met producties;
  • de akte uitlating mediation van de zijde van [verweerder01] ;
  • de spreekaantekeningen van mr. Leeuwestein.
1.2.
Op 9 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken.

2.Het geschil van partijen en de beoordeling daarvan

Kern van het geschil

2.1.
Het gaat in deze zaak in de kern om het volgende. [verweerder01] is sinds 16 augustus 1980 in dienst bij Chemours. In mei 2021 heeft Chemours [verweerder01] boventallig verklaard vanwege een reorganisatie. Chemours heeft vervolgens twee keer toestemming voor ontslag aangevraagd bij het UWV. Dit is beide keren (in oktober 2022 en in maart 2023) afgewezen. De reden daarvoor was dat Chemours zich volgens het UWV onvoldoende had ingespannen om [verweerder01] te herplaatsen.
Chemours verzoekt nu ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dat verzoek wordt toegewezen en Chemours moet aan [verweerder01] de transitievergoeding betalen. Deze beslissingen worden hierna toegelicht.
Het standpunt van partijen
2.2.
Chemours is het niet eens met de beslissing van het UWV dat zij zich onvoldoende heeft ingespannen voor de herplaatsing van [verweerder01] . Zij verzoekt nu ontbinding, omdat de functie van [verweerder01] in 2021 is vervallen en er geen andere, passende functie voor hem voorhanden is. Verder is zij van mening dat de verhoudingen zijn verstoord en dat [verweerder01] verwijtbaar heeft gehandeld en vraagt zij ook om die redenen ontbinding.
2.2.1.
[verweerder01] voert gemotiveerd verweer en vindt dat het verzoek van Chemours moet worden afgewezen. Hij vindt dat hij zonder problemen kan blijven werken bij Chemours. Ook wijst hij op het feit dat hij sinds 19 april 2023 arbeidsongeschikt is.
Opzegverbod
2.3.
Omdat [verweerder01] op dit moment ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, is sprake van een opzegverbod. In dit geval staat het opzegverbod echter niet aan een ontbinding in de weg [1] . [verweerder01] heeft aangevoerd dat hij zich ziek heeft moeten melden vanwege (ernstige) werkgerelateerde spanningen. De feiten die Chemours aanvoert voor de ontbinding hebben echter geen verband met de ziekmelding, in die zin dat die feiten niet zien op de ziekmelding van [verweerder01] . Het betreft immers vooral feiten die zich voor de ziekmelding al hebben voorgedaan.
Redelijke grond voor ontbinding
2.4.
De kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst ontbinden wanneer sprake is van een redelijke grond en herplaatsing van [verweerder01] niet mogelijk is of niet in de rede ligt. De wet noemt in artikel 7:669 lid 3 BW onder de letters a tot en met i een aantal redelijke gronden voor ontbinding. Zoals hiervoor al is gezegd, heeft Chemours meerdere gronden aan haar verzoek tot ontbinding ten grondslag gelegd. De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden, omdat sprake is van de g-grond (een verstoorde arbeidsverhouding) en herplaatsing in de gegeven omstandigheden niet aan de orde is. Dit oordeel is gebaseerd op het volgende.
2.4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [verweerder01] een loyale werknemer is die zijn werkzame leven graag bij Chemours had willen afronden. Ook is echter gebleken dat sinds de boventalligverklaring in 2021 de verhouding van partijen is veranderd. Sinds het voorjaar van 2022 hebben partijen gesprekken gevoerd over de toekomst van [verweerder01] bij Chemours en meer concreet over herplaatsingsmogelijkheden. Volgens [verweerder01] is uit de gang van zaken sindsdien steeds meer gebleken dat Chemours hem geen kans meer
wilgeven, waar Chemours stelt dat dit simpelweg niet meer
kan.
2.4.2.
Vast is wel komen te staan dat de verhoudingen geleidelijk steeds verder zijn verslechterd en het wantrouwen bij [verweerder01] is vergroot. Zo vertelde [verweerder01] tijdens de mondelinge behandeling dat hij zich in op meerdere situaties ‘in de hoek gezet’ of zelfs getreiterd voelde. Hij voelt zich inmiddels niet meer erkend in zijn kwaliteiten. De toonzetting van e-mails en brieven is in dit kader illustratief. Zo schrijft de gemachtigde van [verweerder01] op enig moment:

(…) Cliënt vraagt zich hardop af of u de juiste persoon binnen Chemours bent om het herplaatsingsproces van cliënt te begeleiden. (…) Daarbij krijgt cliënt het gevoel dat u een hetze tegen hem heeft en uw persoonlijke doel heeft gemaakt hem eruit te werken. (…) Trouwens iemand met een frisse blik en die niet zoals u zo betrokken is in deze zaak, kan positief werken. Cliënt verzoekt Chemours om door iemand anders actief te worden geholpen bij de herplaatsing. Op het ingeplande gesprek (24 november 2022) ziet hij graag wie dat is (…). [2]
De interactie tussen partijen is in de zoektocht naar herplaatsingsmogelijkheden steeds moeizamer gaan verlopen. En alhoewel de gemachtigde van [verweerder01] tijdens de mondelinge behandeling heeft aangevoerd dat slechts geprobeerd is het tij te keren, is invoelbaar dat Chemours, in het bijzonder [naam01] , bepaalde gedeeltes uit UWV verweren en brieven van (de gemachtigde van) [verweerder01] als kwetsend en onprofessioneel heeft ervaren.
2.4.3.
Alhoewel partijen elkaar dit over en weer verwijten, kan de kantonrechter op basis van alle ingebrachte informatie niet concluderen dat één van partijen zich niet serieus heeft ingespannen voor herplaatsing. Gelet echter op alle verwijten over en weer en het wantrouwen van [verweerder01] richting de afdeling HR en (voormalig) leidinggevenden, is een verdere, vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk. De verhouding is daarvoor te ernstig en ook duurzaam verstoord. Ook de mediation die nog in mei 2023 heeft plaatsgevonden heeft dit niet anders kunnen maken. Bij deze stand van zaken is herplaatsing niet meer aan de orde, nog los van het feit dat dit nu juist de bron van de vertrouwensbreuk lijkt te zijn.
Datum einde arbeidsovereenkomst
2.5.
Omdat de arbeidsovereenkomst dus wordt ontbonden, moet de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt worden bepaald. Daarbij moet rekening worden gehouden met de tussen partijen geldende opzegtermijn [3] . Partijen zijn het erover eens dat de opzegtermijn in dit geval vier maanden bedraagt. De duur van de periode tussen de ontvangst van het verzoekschrift (22 mei 2023) en de datum van de beschikking moet daarop in mindering te worden gebracht, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 januari 2024.
Transitievergoeding
2.6.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:673 BW heeft een werknemer aanspraak op deze vergoeding wanneer de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever wordt ontbonden. Daarvan is in deze zaak sprake. [verweerder01] heeft ook om betaling van de transitievergoeding gevraagd en Chemours erkent dat zij de vergoeding aan [verweerder01] moet betalen. Ook is Chemours het eens met de hoogte van het bedrag (€ 89.000,- bruto). Dit bedrag wordt daarom op de hierna te vermelden manier toegewezen. De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst eindigt [4] .
Geen billijke vergoeding
2.7.
Aan [verweerder01] wordt geen billijke vergoeding toegekend. Voor die vergoeding is namelijk alleen plaats als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever [5] . Dat is hier niet zo. Uit hetgeen hiervoor onder 2.4.2. en 2.4.3. is beslist, vloeit voort dat daar naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van is.
Proceskosten
2.8.
Gelet op de verhouding van partijen en de aard van deze procedure, dragen partijen de eigen proceskosten. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.9.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Beslissing
De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2024;
3.2.
veroordeelt Chemours om aan [verweerder01] een transitievergoeding van € 89.000,- bruto te betalen, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot de dag dat volledig is betaald en onder verstrekking van een deugdelijke bruto-/netto specificatie;
3.3.
bepaalt dat partijen de eigen proceskosten dragen;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783

Voetnoten

1.artikel 7:671b lid 6 BW
2.zie productie 4.3. bij verzoekschrift, bijlage 9
3.artikel 7:671b BW
4.artikel 7:686a BW
5.artikel 7:671b lid 9 onder c BW