ECLI:NL:RBROT:2023:12620

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
10341588_21072023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eis tot vergoeding van vliegtickets na faillissement van reisbureau

In deze zaak vorderen eisers, [eiser01] en [eiser02], vergoeding van de kosten van vliegtickets die zij hebben geboekt bij Qatar Airways via D-reizen. De vluchten van Amsterdam naar Adelaide en terug zijn geannuleerd, en de bedragen zijn door Qatar Airways overgemaakt aan D-reizen, dat vervolgens failliet ging. De eisers hebben het geld niet ontvangen en eisen nu terugbetaling van de ticketkosten, plus buitengerechtelijke incassokosten en rente. De zaak betreft een tussenvonnis in een incident over de rechtsmacht en relatieve bevoegdheid van de Nederlandse rechter.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat, ondanks de vestiging van Qatar Airways in Doha, de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen, omdat Qatar Airways ook een kantoor heeft op Schiphol. De discussie over de relatieve bevoegdheid tussen de rechtbank Rotterdam en de rechtbank Noord-Holland is aan de orde gekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is, omdat de eisers als consumenten worden beschouwd en de overeenkomst met Qatar Airways is gesloten in het kader van hun consumentenactiviteiten.

De kantonrechter heeft Qatar Airways veroordeeld in de proceskosten van het incident en heeft de zaak verwezen naar de rolzitting voor een conclusie van dupliek. De uitspraak is gedaan door mr. S.H. Poiesz en is openbaar uitgesproken op 21 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10341588 CV EXPL 23-5245
datum uitspraak: 21 juli 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser01] ,

2. [eiser02],
beiden wonende te [woonplaats01] ,
eisers,
gemachtigde: [naam01],
tegen
Closed Stock Company Qatar Airways Q.C.S.C., t.h.o.d.n. [handelsnaam01],
gevestigd te Doha, Qatar, kantoorhoudende te Haarlemmermeer (Schiphol),
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.J. Croon.
De partijen worden ‘ [eiser01] ’, ‘ [eiser02] ’ en ‘Qatar Airways’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 januari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord met een bevoegdheidsincident en bijlagen;
  • de brieven van de rechtbank waarmee partijen uitgenodigd zijn voor een mondelinge behandeling;
  • de conclusie van repliek met het antwoord in incident en bijlagen.
1.2.
Op 28 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met [eiser01] en Nunnink en met mr. Croon en zijn kantoorgenoot mr. J. Alblas voor Qatar Airways.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[eiser01] en [eiser02] hebben via D-reizen vliegtickets geboekt bij Qatar Airways voor vluchten van Amsterdam naar Adelaide (Australië) en weer terug op 6 maart 2021 en 27 maart 2021. Dit heeft € 1.285,27 per ticket gekost. De vluchten zijn geannuleerd door Qatar Airways. Zij heeft de voor de tickets betaalde bedragen overgemaakt op een bankrekening van D-reizen. Vervolgens is D-reizen failliet gegaan. [eiser01] en [eiser02] hebben het geld niet ontvangen van D-reizen en eisen samengevat van Qatar Airways tweemaal € 1.285,27 en € 233,28 aan buitengerechtelijke incassokosten, een en ander met rente, plus de proceskosten en nakosten. Zij baseren hun eis op artikel 5 lid 1 sub a en artikel 8 lid 1 van de Verordening (EG) 261/2004 [1] (hierna: de Verordening). Qatar Airways is het niet eens met de eis.
Internationale rechtsmacht
2.2.
Ondanks dat Qatar Airways gevestigd is in Doha, Qatar, en de rechter van de woonplaats van gedaagde doorgaans bevoegd is, stellen beide partijen zich op het standpunt dat in dit geval de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen in deze zaak. De kantonrechter is het daarmee eens, want Qatar Airways houdt ook kantoor op Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer, wat de bevoegdheid met zich brengt. Dat volgt uit artikel 6 lid 1 van Verordening (EU) 1215/2012 [2] (hierna: Brussel I bis) gelezen in samenhang met artikel 1:10 lid 2 en artikel 1:14 van het Burgerlijk Wetboek.
Relatieve bevoegdheid
2.3.
Gezien de hoogte van de gevorderde bedragen gaat de kantonrechter hierover, maar partijen houdt verdeeld welke kantonrechter, die van de rechtbank Rotterdam, waarbij de zaak is aangebracht, of die van de rechtbank Noord-Holland, wat het standpunt is van Qatar Airways, die om verwijzing heeft gevraagd. Qatar Airways beroept zich in dit verband op het bepaalde in artikel 17 lid 3 van de Verordening en voert aan dat daarin wat geregeld is in afdeling 4, over de bevoegde rechter in consumentenzaken, niet van toepassing is verklaard op vervoerovereenkomsten. Gelet hierop is conform het bepaalde in artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) de rechter van de woonplaats van gedaagde bevoegd, dus de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. Niet is stilzwijgend ingestemd met de bevoegdheid van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam. Daarnaast is het bepaalde in artikel 101 Rv niet van toepassing, omdat in de Verordening voor wat betreft consumentenzaken een expliciete uitzondering is gemaakt voor vervoerovereenkomsten, zodat de rechter van de woonplaats van gedaagde bevoegd is, wat ook volgt uit artikel 6, aanhef en onder d Rv, aldus Qatar Airways.
2.4.
Dit standpunt van Qatar Airways over de relatieve bevoegdheid wordt niet onderschreven. Dat wat in de Verordening en in artikel 6 Rv is bepaald, heeft betrekking op de internationale rechtsmacht, kort gezegd of je bij de Nederlandse rechter of bij de rechter van een ander land moet zijn. Dat is hierboven al uitgemaakt: de Nederlandse rechter is bevoegd. Dat vastgesteld hebbende, is vervolgens de vraag welke Nederlandse rechter bevoegd is. Dat is niet geregeld in de Verordening. Dat staat in Rv. Uitgangspunt is dat de rechter van de woonplaats van gedaagde bevoegd is (artikel 99 Rv), maar voor sommige zaken kunnen (ook) andere rechters bevoegd zijn. Zo is in artikel 101 Rv bepaald dat in zaken betreffende een overeenkomst die wordt gesloten door een partij die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, mede bevoegd is de rechter van de woonplaats of, bij gebreke daarvan, van het werkelijk verblijf van die natuurlijke persoon. Die regeling geldt voor alle mogelijke overeenkomsten tussen consumenten en professionele wederpartijen. In de regeling is geen uitzondering gemaakt voor vervoerovereenkomsten tussen dergelijke partijen. Gelet hierop is de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam bevoegd, want er is sprake van een overeenkomst tussen [eiser01] en [eiser02] als consumenten en Qatar Airways als hun professionele wederpartij en [eiser01] en [eiser02] wonen in [plaats01] , welke gemeente zich bevindt in het gebied waar de rechtbank Rotterdam rechtspreekt. De kantonrechter is dus bevoegd en daarom wordt, anders dan Qatar Airways wil, de zaak niet verwezen.
2.5.
Qatar Airlines wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident veroordeeld.
Het vervolg
2.6.
[eiser01] en [eiser02] hebben een conclusie van repliek ingediend. Daarvoor was geen gelegenheid geboden, wat hen bij de mondelinge behandeling is meegedeeld. Zoals bij de mondelinge behandeling ook is besproken, zal om dit recht te trekken aan Qatar Airways de gelegenheid worden geboden om alsnog een conclusie van dupliek te nemen. De zaak wordt hiertoe verzen naar de rolzitting van dinsdag 15 augustus 2023 om 13:30 uur.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart zich bevoegd om van de zaak kennis te nemen;
3.2
veroordeelt Qatar Airlines in de proceskosten in het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser01] en [eiser02] vastgesteld op € 199,- aan salaris voor de gemachtigde, en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
verwijst de zaak naar de
rolzitting van 22 augustus 2023 om 13:30 uurvoor conclusie van dupliek;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
465

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91.
2.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).