In deze zaak vorderen eisers, [eiser01] en [eiser02], vergoeding van de kosten van vliegtickets die zij hebben geboekt bij Qatar Airways via D-reizen. De vluchten van Amsterdam naar Adelaide en terug zijn geannuleerd, en de bedragen zijn door Qatar Airways overgemaakt aan D-reizen, dat vervolgens failliet ging. De eisers hebben het geld niet ontvangen en eisen nu terugbetaling van de ticketkosten, plus buitengerechtelijke incassokosten en rente. De zaak betreft een tussenvonnis in een incident over de rechtsmacht en relatieve bevoegdheid van de Nederlandse rechter.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat, ondanks de vestiging van Qatar Airways in Doha, de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen, omdat Qatar Airways ook een kantoor heeft op Schiphol. De discussie over de relatieve bevoegdheid tussen de rechtbank Rotterdam en de rechtbank Noord-Holland is aan de orde gekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is, omdat de eisers als consumenten worden beschouwd en de overeenkomst met Qatar Airways is gesloten in het kader van hun consumentenactiviteiten.
De kantonrechter heeft Qatar Airways veroordeeld in de proceskosten van het incident en heeft de zaak verwezen naar de rolzitting voor een conclusie van dupliek. De uitspraak is gedaan door mr. S.H. Poiesz en is openbaar uitgesproken op 21 juli 2023.