ECLI:NL:RBROT:2023:12619

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
10384620
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering uit overeenkomst betreffende tandheelkundige behandeling met toewijzing van tandartskosten en afwijzing van incassokosten

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft CE Medical Factoring B.V. (hierna: [bedrijf01]) een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] voor openstaande tandartskosten. De vordering betreft een totaalbedrag van € 779,71, bestaande uit twee openstaande facturen, waarvan één factuur van € 261,09 door [gedaagde01] werd betwist. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2023 heeft [bedrijf01] aangegeven dat zij navraag had gedaan bij de tandartspraktijk, maar geen sluitend antwoord had gekregen op het verweer van [gedaagde01]. Hierdoor heeft [bedrijf01] haar eis verminderd met het betwiste bedrag van € 261,09, waardoor de vordering nu € 518,62 bedraagt, plus rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het bedrag van € 518,62 en de rente niet betwist zijn en heeft deze toegewezen. Echter, de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat deze gebaseerd waren op een te hoog bedrag aan hoofdsom. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [bedrijf01] in de buitengerechtelijke fase wellicht beter had kunnen proberen om alleen het bedrag van € 518,62 te innen, wat mogelijk had geleid tot betaling door [gedaagde01]. Daarom heeft de kantonrechter besloten om de proceskosten te compenseren, zodat ieder van de partijen de eigen kosten draagt.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [bedrijf01] het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als er hoger beroep wordt ingesteld. De beslissing van de kantonrechter is als volgt: [gedaagde01] wordt veroordeeld tot betaling van € 518,62 met wettelijke rente vanaf 19 augustus 2021, ieder draagt zijn eigen kosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10384620 CV EXPL 23-7004
datum uitspraak: 14 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
CE Medical Factoring B.V. h.o.d.n. [bedrijf01],
vestigingsplaats: Barendrecht,
eiseres,
gemachtigde: Legalsteps B.V.,
tegen
[gedaagde01]
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden ‘ [bedrijf01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 februari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, zowel schriftelijk als mondeling.
1.2.
Op 30 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met
[naam01] en [naam02] , van Legalsteps, voor [bedrijf01] . [gedaagde01] is niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[bedrijf01] is een bedrijf dat rekeningen int van mondzorgverleners, die om die reden hun vorderingen op patiënten aan haar overdragen. Dat heeft Mondzorg Middenbaan ook gedaan met vorderingen die zij heeft gekregen op [gedaagde01] door overeengekomen mondzorgbehandelingen die zij in 2021 bij hem heeft verricht. Naar aanleiding hiervan heeft [bedrijf01] een viertal nota’s naar [gedaagde01] gestuurd. Het gaat om de volgende nota’s:
notanummer
notadatum
behandeldatum
bedrag
betaald?
P3092443
09-03-2021
26-02-2021
€ 35,27
ja, 03-05-2021
P3202024
13-04-2021
22-03-2021
€ 3,77
ja, 03-05-2021
P3389572
10-06-2021
17-04-2021
€ 261,09
nee
P3514321
19-07-2021
05-06-2021
€ 518,62
nee
[bedrijf01] heeft geprobeerd de openstaande nota’s te innen. Dat is niet gelukt.
Het geschil
2.2.
[bedrijf01] heeft aanvankelijk geëist om [gedaagde01] te veroordelen tot betaling aan haar van de twee, hierboven vermelde, openstaande bedragen, tezamen
€ 779,71 als hoofdsom, met rente, plus € 116,96 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. [gedaagde01] heeft hiertegen verweer gevoerd. Het verweer komt er - kort gezegd - op neer dat hij op 17 april 2021 wel bij de tandarts is geweest, maar dat de tandarts hem bij die gelegenheid niet behandeld heeft en gezegd heeft een nieuwe afspraak te maken. Daarom wil [gedaagde01] de factuur van € 261,09, die ziet op het tandartsbezoek op genoemde datum, niet betalen.
2.3.
Naar aanleiding van dit verweer heeft [bedrijf01] bij de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat navraag is gedaan bij de tandartspraktijk en dat geen sluitend antwoord is gekregen op het verweer. Dit is voor [bedrijf01] reden om de eis te verminderen met € 261,09.
Wat vindt de kantonrechter van de eis
2.4.
Naar de kantonrechter begrijpt eist [bedrijf01] nu nog om [gedaagde01] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan haar van € 518,62 aan hoofdsom, met rente, plus € 116,96 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.5.
Het bedrag van € 518,62 en de rente zijn niet betwist. Daarom wordt dit toegewezen. De rente loopt vanaf 19 augustus 2021 dat is 30 dagen na de notadatum.
2.6.
[bedrijf01] maakt ook aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Gezien de aanmaning en de eisvermindering in deze procedure wordt geconcludeerd dat [bedrijf01] in haar aanmaning uitgegaan is van een hoger bedrag aan hoofdsom dan op dat moment verschuldigd was, namelijk € 779,71 in plaats van € 518,62. Op dat hogere bedrag is het gevorderde bedrag van € 116,96 aan buitengerechtelijke incassokosten gebaseerd, wat dus onjuist, want ook te hoog, is. Daarom komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking, mede omdat aanmaning tot betaling van een te hoog bedrag reden kan zijn geweest waarom betaling achterwege is gebleven. De geëiste vergoeding wordt dus afgewezen.
2.7.
Misschien had deze procedure achterwege kunnen blijven als [bedrijf01] in de buitengerechtelijke fase alleen geprobeerd had om het bedrag van € 518,62 te innen. Wellicht had [gedaagde01] dan betaald. Daarom en omdat [bedrijf01] uitgaande van haar oorspronkelijke eis voor een groot deel ongelijk krijgt, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [bedrijf01] het vonnis meteen kan uitvoeren ook als hoger beroep wordt ingesteld (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [bedrijf01] te betalen € 518,62 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag van vanaf 19 augustus 2021 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
465