ECLI:NL:RBROT:2023:12535

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/3625
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering. Eiser, die als filiaalmanager werkte, had zich op 31 augustus 2020 ziek gemeld vanwege klachten aan zijn rechterbeen en psychische klachten. Het UWV kende hem op 23 augustus 2022 een WGA-uitkering toe op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 37,56%. Na bezwaar van eiser werd dit percentage op 5 mei 2023 herzien naar 47,02%. Eiser ging in beroep tegen dit besluit, stellende dat hij meer beperkingen had dan het UWV had aangenomen en dat hij volledig arbeidsongeschikt was.

De rechtbank heeft het procesverloop en de medische rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen bestudeerd. Eiser voerde aan dat hij met krukken loopt en dat dit niet correct was weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeerde echter dat er geen reden was om de eerder vastgestelde beperkingen te herzien. De rechtbank oordeelde dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht had vastgesteld op 47,02% en dat de medische oordelen zorgvuldig waren onderbouwd.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de toekenning van de WGA-uitkering door het UWV correct was. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3625

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. J.D. van Alphen,
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV,

gemachtigde: [naam].

Procesverloop

Met het besluit van 23 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV eiser met ingang van 29 augustus 2022 op grond van de Wet WIA [1] een loongerelateerde WGA [2] -uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 37,56%.
Met het besluit van 5 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Het UWV heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat de eiser toegekende WGA-uitkering met ingang van 29 augustus 2022 wordt gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 47,02%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Besluitvorming
1.1.
Eiser is werkzaam geweest als filiaalmanager voor 40 uur per week. Op 31 augustus 2020 heeft hij zich vanuit een situatie van werkloosheid ziek gemeld in verband met klachten aan zijn rechter been en psychische klachten. Eiser is hierna in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering. Op 2 juni 2022 heeft eiser bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd.
1.2.
In het kader van de WIA-beoordeling heeft de sociaal medisch verpleegkundige eiser op 13 juni 2022 op een zogenoemd combinatiespreekuur met de verzekeringsarts gesproken. De verzekeringsarts, die eiser ook heeft gesproken en het verzekeringsgeneeskundige gedeelte van het onderzoek heeft verricht, heeft in zijn rapport van 26 juni 2022 geconcludeerd dat eiser verminderde benutbare mogelijkheden heeft als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Volgens de verzekeringsarts kan eiser niet volledig arbeidsongeschikt geacht worden. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te kunnen vaststellen heeft de verzekeringsarts de beperkingen van eiser in een FML [3] van 26 juni 2022 vastgelegd.
1.3.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen in de FML een aantal gangbare functies geselecteerd. Het loon dat met de mediaanfunctie verdiend kan worden, ligt 37,56% lager dan het maatmaninkomen van eiser.
1.4.
Vervolgens heeft het UWV het primaire besluit genomen.
2.1.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser tijdens de hoorzitting van 24 maart 2023 gezien. In haar rapport van 20 april 2023 heeft zij op basis van bestudering van het dossier en de in bezwaar van eiser ontvangen medische informatie geconcludeerd dat de verzekeringsarts de handklachten en de psychische klachten van eiser niet heeft onderschat.
Wel heeft zij aanleiding gezien om eiser vanwege zijn veneuze insufficiëntie (tekortschieten, onvoldoende werking) aan de onderbenen en de lichte slijtage van zijn knieën meer beperkt te achten dan door de verzekeringsarts is vastgesteld voor langdurig achtereen staan en lopen tijdens het werk. Deze wijzigingen zijn neergelegd in de FML van 20 april 2023 (geldend vanaf 13 juni 2022).
2.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is vervolgens in zijn rapport van 2 mei 2023 tot een gewijzigde functieduiding gekomen. Hij heeft op basis van het maatmanloon, afgezet tegen de nieuwe mediaan, de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 47,02%.
2.3.
Het UWV heeft vervolgens het bestreden besluit genomen en daarin verwezen naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
Standpunt van partijen
3.1.
Eiser voert in beroep aan dat hij meer beperkingen heeft dan de verzekeringsarts heeft aangenomen, dat hij volledig arbeidsongeschikt is en dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten. Volgens eiser komt in de FML ten onrechte niet naar voren dat hij met krukken loopt. Eiser stelt dat hij geen spullen kan tillen als hij loopt, omdat hij met krukken loopt. Hij wijst erop dat hij van de gemeente een gehandicaptenparkeerkaart heeft gekregen. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij volledig arbeidsongeschikt is, heeft eiser in beroep een rapport van een door hem ingeschakelde verzekeringsarts van 25 september 2023 overgelegd, waaruit volgens eiser blijkt dat hij meer beperkt is ten aanzien van zitten, lopen, het afwisselen van zitten, staan en lopen, traplopen, knielen en in geknielde houding verblijven. Eiser heeft de rechtbank verzocht een onafhankelijk deskundige te benoemen.
3.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 26 oktober 2023 geconcludeerd dat het beroepschrift met de onderliggende stukken geen aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
Wettelijk kader
4. Op deze zaak is een aantal wettelijke regels van toepassing die zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Beoordeling rechtbank
5. De rechtbank moet beoordelen of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser met ingang van 29 augustus 2022 terecht heeft vastgesteld op 47,02%. Daarvoor dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de in bezwaar geselecteerde functies te verrichten.
6.1.
Het onderzoek van de verzekeringsarts is gebaseerd op bestudering van de dossiergegevens, een gesprek met eiser over zijn medische klachten (anamnese), informatie van de behandelaars van eiser en een psychisch en lichamelijk onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens ook bestudeerd en heeft het gestelde in de bezwaarschriften en ter hoorzitting in bezwaar van 24 maart 2023 en de ontvangen medische informatie meegewogen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is geweest.
6.2.
Wat eiser in beroep heeft aangevoerd, geeft geen reden om te twijfelen aan het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Uit het gestelde in het beroepschrift volgt niet dat het UWV een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser per 29 augustus 2022. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de Wet WIA niet gaat om de medische klachten als zodanig of om een gestelde diagnose, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. Wat eiser in dat verband heeft aangevoerd en aan stukken heeft overgelegd legt – zonder af te doen aan de beleving door eiser van de door hem ervaren medische klachten – tegenover de gemotiveerde medische oordelen van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan verdergaande beperkingen aan te nemen dan neergelegd in de FML van 20 april 2023. Naar aanleiding van eisers stelling dat hij volledig arbeidsongeschiktheid is, merkt de rechtbank op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van ‘geen benutbare mogelijkheden' (volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden), gelet op alle bevindingen en het beeld op het spreekuur en omdat eiser niet voldoet aan de criteria van één van de uitzonderingscategorieën volgens het Schattingsbesluit.
De verzekeringsartsarts bezwaar en beroep was op de hoogte van alle door eiser genoemde klachten en heeft in de spataderen en de lichte slijtage aan de knieën van eiser aanleiding gezien om aanvullende beperkingen aan te nemen voor het langdurig achtereen staan en lopen op het werk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder toegelicht dat er geen argumenten zijn voor het aannemen van een urenbeperking. De rechtbank ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep was ervan op de hoogte dat eiser op krukken liep, maar heeft daarin geen aanleiding gezien meer beperkingen aan te nemen.
6.3.
Uit het door eiser in beroep overgelegde rapport van zijn verzekeringsarts van 25 september 2023, kan, zoals ook volgt uit het aanvullende rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 oktober 2023, niet worden afgeleid dat eiser op de datum in geding meer beperkt was dan waarvan de verzekeringsarts bezwaar en beroep is uitgegaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 26 oktober 2023 gemotiveerd uiteengezet waarom aan het rapport van de door eiser ingeschakelde verzekeringsarts niet de waarde kan worden toegekend die eiser daaraan toekent. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, gelet op de overwegingen in het rapport van 26 oktober 2023 tot de beperkingen heeft kunnen komen zoals vastgelegd in de FML van 20 april 2023.
Allereerst constateert de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht dat de door eiser ingeschakelde verzekeringsarts onderschrijft dat er geen sprake is van een situatie van ‘geen
benutbare mogelijkheden’ en dat er overeenstemming is ten aanzien van de beperkingen voor het item ‘staan’. Eisers stelling ter zitting dat dit uit zijn verband is getrokken, volgt de rechtbank niet. In haar rapport schrijft de door eiser ingeschakelde verzekeringsarts niet dat vier keer een kwartier staan te veel is, zoals eiser ter zitting heeft gesteld, maar dat in totaal een uur staan in porties van een kwartier, al erg veel is.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt vervolgens op dat bij eiser geen sprake is van dermate ernstige varices dat dit ook beperkingen [4] in zitten geeft en dat de adviezen van Thuisarts.nl die de verzekeringsarts van eiser benoemt geen beperkingen inhouden in FML termen zoals zij deze benoemt. De verder niet onderbouwde stelling van de verzekeringsarts van eiser geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep die onder meer is gebaseerd op de brief van de anesthesioloog-pijnspecialist van de Reinier de Graaf Groep van 28 december 2021, waarin bij de datum 9 oktober 2020 wordt vermeld ‘milde, enkele sporadische varicestakken’, en op de brief van de fleboloog van Polikliniek de Blaak van 27 oktober 2022.
Voorts wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop dat uit de röntgenopnames van 13 juli 2022 blijkt dat er sprake is van lichte patellofemorale artrose links en milde gonartrose rechts, zodat er geen sprake is van ernstige artrose zoals de fysiotherapeut schrijft. Omdat de mate van artrose niet gerelateerd is aan de ernst van de klachten (er zijn mensen met ernstige artrose die geen klachten ervaren, en mensen met lichte artrose die veel klachten ervaren, zoals eiser) kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich voorstellen dat het voor eiser prettig is om met twee krukken te lopen, maar daar is geen medische indicatie voor. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan op basis van de objectief medische gegevens niet verklaren waarom eiser aangeeft dat hij, ook met krukken, maar erg weinig kan lopen.
Tot slot wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop dat de bevindingen van het onderzoek (de medische keuring) op grond waarvan eiser een gehandicaptenparkeerkaart is toegekend door de gemeente haar niet bekend zijn. Uit het gegeven dat aan eiser een gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt volgt niet dat het UWV de beperkingen van eiser onjuist heeft vastgesteld. Bij de beoordeling of iemand voor zo’n parkeerkaart in aanmerking komt is sprake van een ander wettelijk toetsingskader dan bij de Wet WIA en de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) heeft een eigen verantwoordelijkheid bij zijn medische beoordeling. Daarbij wijst de rechtbank erop dat eiser beperkt is geacht op het item ‘lopen’. De rechtbank wijst er verder op, mede in het kader van de stelling van de verzekeringsarts van eiser dat het zitten en het staan afgewisseld dient te kunnen worden met lopen, dat de verzekeringsarts van het UWV in het rapport van 26 juni 2022 al heeft opgenomen dat zitten, staan en lopen niet al te langdurig aaneengesloten dienen plaats te vinden, waarbij met name langdurige statische houdingen vermeden dienen te worden.
Gelet op de overtuigende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit.
6.4.
Nu er geen reden is om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit, is er geen aanleiding om een medisch deskundige te benoemen voor nader onderzoek.
6.5.
Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat de beperkingen in de FML van 20 april 2023 juist zijn. Daarvan uitgaande kan wat eiser heeft betoogd over de geschiktheid van de in bezwaar geselecteerde functies niet slagen, voor zover dat is gebaseerd op het standpunt dat hij minder functionele mogelijkheden heeft dan het UWV heeft aangenomen, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van het zitten, het lopen en het gebruik van krukken. Voor zover er signaleringen zijn van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid hebben de arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de geschiktheid van de geselecteerde functies voldoende toegelicht. Nu de rechtbank niet is gebleken dat de belasting van de drie geselecteerde functies die in bezwaar aan de schatting ten grondslag zijn gelegd de mogelijkheden van eiser overschrijdt, moeten deze functies voor eiser geschikt worden geacht.
6.6.
Uit vergelijking van het inkomen dat eiser zou kunnen verdienen in voor hem geschikt te achten functies met het inkomen dat hij in zijn eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, blijkt een verlies aan verdienvermogen van 47,02%. Het UWV heeft eisers mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld.
Conclusie
7. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het UWV eiser met het bestreden besluit terecht met ingang van 29 augustus 2022 een loongerelateerde WGA-uitkering heeft toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 47,02%. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 14 december 2023.
De griffier is niet in staat de
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Bij het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
3.Functionele Mogelijkhedenlijst.
4.De rechtbank begrijpt: geen verdergaande beperkingen in zitten, in de FML is opgenomen dat eiser licht beperkt is voor ‘zitten tijdens het werk’, wat betekent dat is aangenomen dat hij niet meer dan acht uur per werkdag kan werken.