ECLI:NL:RBROT:2023:12534
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser op basis van de Wet WIA en de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA. Eiser, die sinds 6 mei 2019 arbeidsongeschikt is door schouderklachten en psychische klachten, heeft in beroep aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Het UWV had eerder op 16 mei 2022 een WGA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 71,43%, maar heeft dit percentage in een bestreden besluit van 2 februari 2023 herzien naar 61,76% na een heroverweging van de medische situatie van eiser.
De rechtbank heeft het procesverloop en de besluiten van het UWV beoordeeld, waarbij het UWV de medische beperkingen van eiser heeft vastgesteld op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische oordelen voldoende onderbouwd zijn. Eiser heeft geen overtuigende medische stukken overgelegd die de conclusies van het UWV kunnen weerleggen. De rechtbank oordeelt dat de geselecteerde functies voor eiser geschikt zijn en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 61,76% terecht is vastgesteld.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de toekenning van de WGA-uitkering door het UWV met ingang van 3 mei 2021 rechtmatig is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.