In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 december 2023 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 1957 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en witwassen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat het witwassen niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, namelijk het witwassen van een geldbedrag van bijna één miljoen euro, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de overdracht van het geldbedrag en dat zijn rol in de zaak niet voldoende was om hem als medepleger te beschouwen.
Het tweede ten laste gelegde feit, het voorhanden hebben van een vuurwapen, werd wel bewezen verklaard. De verdachte had op 1 augustus 2023 een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt en dat er streng tegen opgetreden moet worden. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werden de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen en de munitie, onttrokken aan het verkeer, terwijl de telefoons aan de verdachte werden teruggegeven.