ECLI:NL:RBROT:2023:12503

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
FT EA 23/1195/ FT EA 23/1196
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op verzoek van een schuldenaar in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 4 december 2023 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij hij verzocht om een moratorium van zes maanden. Dit verzoek was noodzakelijk omdat er een dreigende ontruiming van zijn huurwoning op handen was, zoals vastgesteld in een eerder vonnis van 16 juni 2023. Tijdens de zitting op 14 december 2023 was verweerster, de partij die de ontruiming had aangevraagd, niet verschenen. Verzoeker heeft verklaard dat hij een WW-uitkering ontvangt en dat hij in staat is om de huur voor de komende maanden te betalen, mede dankzij een maatwerkbudget van de gemeente en huurtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie en dat het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het moratorium toegewezen, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 21 december 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 4 december 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 4 december 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 14 december 2023.
Ter zitting van 14 december 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw L.C.A. van Dam, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlener).
[verweerster], gevestigd te Luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 16 juni 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoeker is aangemeld bij de Kredietbank Rotterdam voor schuldhulpverlening. Verzoeker woont samen met zijn vriendin en een acht weken oude baby in de woning. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij een WW-uitkering ontvangt waarvan netto en bedrag van € 1156,- van overblijft door beslaglegging door één van zijn schuldeisers. De netto huur bedraagt € 808,06 (€ 1035,- inclusief (service) kosten). Hierdoor was verzoeker niet in staat zijn huur tijdig te betalen. Ter zitting heeft verzoeker ook verklaard dat de huur van december 2023 betaald is en dat hij de huur van januari 2024 tijdig kan betalen. De schuldhulpverlener heeft ter zitting verklaard dat verzoeker een maatwerkbudget ontvangt vanuit de gemeente, in ieder geval voor de duur van drie maanden, waardoor de huurtermijnen kunnen worden voldaan. Verzoeker ontvangt ook huurtoeslag. Daarnaast heeft verzoeker een verzoek ingediend bij de kantonrechter voor onderbewindstelling.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 16 juni 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 24 november 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 6 december 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij samen met zijn partner en pasgeboren kind in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 16 juni 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Ter zitting is verklaard dat de huur voor de maand december inmiddels is voldaan. Naar verwachting zal op korte termijn beschermingsbewind worden uitgesproken. Er is in ieder geval voor drie maanden extra geld ter beschikking gesteld door de gemeente, ter voldoening van de huur. Intussen zal er een regeling worden aangeboden aan de schuldeisers, inclusief de schuldeiser die beslag heeft gelegd. Ook is een verzoek gedaan tot aanpassing van de beslagvrije voet. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker op dit moment zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 16 juni 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 4 december 2023;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat SHV die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.