ECLI:NL:RBROT:2023:12500

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
10-171303-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vuurwapenbezit in auto en bewijswaardering bij doorzoeking

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in zijn auto. De verdachte werd op 11 juli 2023 in Rotterdam staande gehouden door de politie, die op basis van zijn antecedenten en het zenuwachtige gedrag van de inzittenden van de auto besloot om hen te controleren. Tijdens deze controle werd een doorgeladen pistool aangetroffen in een opbergvak onder de bestuurdersstoel. De verdediging voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, omdat deze plaatsvond zonder dat de bijrijder een identiteitsbewijs kon tonen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een doorzoeking, maar van een zoekende blik van de verbalisanten, waardoor het bewijs niet uitgesloten kon worden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het ten laste gelegde feit en legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de impact van een gevangenisstraf op zijn woonsituatie. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen wapens onttrokken zouden worden aan het verkeer, gezien de ernst van het feit en de maatschappelijke onveiligheid die vuurwapenbezit met zich meebrengt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-171303-23
Datum uitspraak: 19 december 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
raadsman mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X.C. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Inleiding
De verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij een vuurwapen en negen kogelpatronen voorhanden heeft gehad in zijn auto. Het vuurwapen lag geladen in een opbergvak zonder voorzijde onder de bestuurdersstoel.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat sprake is van een vormverzuim. De verbalisanten hebben de auto doorzocht, nadat één van de bijrijders geen identiteitsbewijs kon laten zien. Deze bijrijder zei tegen de verbalisant dat hij zijn identiteitsbewijs niet bij zich had, maar dat hij wel een foto van zijn identiteitsbewijs had. De doorzoeking op grond van de Wet identificatieplicht diende daarom geen enkel doel. Het bewijs dat door deze onrechtmatige doorzoeking is verkregen, dient te worden uitgesloten. Er is daardoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs en de verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.1.3.
Beoordeling
De verdachte reed op 11 juli 2023 in Rotterdam staande met twee bijrijders in zijn auto. De auto werd staande gehouden, omdat de tenaamgestelde van het voertuig (de verdachte) veel antecedenten had met betrekking tot de Opiumwet. Gelet op die antecedenten en het volgens de verbalisanten zenuwachtige gedrag van de inzittenden werd aan allen verzocht hun identiteitsbewijs te tonen. De bijrijder op de achterbank zei dat hij zijn identiteitsbewijs niet bij zich had. De man werd verzocht uit te stappen om hem te onderzoeken aan zijn kleding, maar er werd geen identiteitsbewijs gevonden. De betrokkenen stapten uit zodat de verbalisanten in het voertuig konden zoeken naar een identiteitsbewijs. De verbalisant zag dat het opbergvak onder de bestuurderstoel geen voorzijde meer had en hij zag in het opbergvak een vuurwapen, met de loop naar zijn gezicht toe.
De rechtbank stelt vast dat geen sprake was van een doorzoeking, omdat de verbalisanten slechts zoekend hebben rondgekeken. De verbalisanten mochten de bijrijder fouilleren om zijn identiteitsbewijs te zoeken en mochten ook zoekend rondkijken in de auto. Dat de bijrijder had gezegd dat hij geen identiteitsbewijs bij zich had, maakt dit niet anders. Het opbergvak had geen voorzijde, waardoor de verbalisanten het opbergvak niet hoefden open te maken en het wapen in het zicht lag. Van een doorzoeking is geen sprake geweest, zodat ook van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering geen sprake is. Het proces-verbaal van aantreffen van het wapen kan dus worden gebruikt voor het bewijs.
De verdachte heeft het wapen naar zijn eigen verklaring meegenomen en in zijn auto gelegd. De verdachte heeft daarover dus kunnen beschikken, zodat hij het wapen voorhanden heeft gehad.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 juli 2023 te Rotterdam, op de openbare weg (de Schieweg),
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk Glock model 29 Gen 4, kaliber 10 mm
en
bijbehorende munitie, in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en
munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie
III te weten 9 kogelpatronen (kaliber 10 mm)
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een auto op de openbare weg een vuurwapen met munitie voorhanden gehad. Het vuurwapen was zelfs doorgeladen. Vuurwapenbezit is een enorm probleem; het leidt meer dan eens tot vuurwapengebruik. Daarnaast veroorzaken dergelijke feiten grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Tegen het bezit van vuurwapens dient daarom streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in 2017 is veroordeeld tot een lange gevangenisstraf voor onder andere een soortgelijk strafbaar feit en Opiumwetfeiten.
7.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft een zeer zwaarwegend persoonlijk belang bij een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Hij zou anders namelijk zijn huurhuis kwijtraken en zijn schulden zouden verder oplopen. Vanwege deze persoonlijke belangen heeft de raadkamer van de rechtbank de voorlopige hechtenis kort voor deze zitting is geschorst, namelijk per 29 november 2023. De verdachte heeft zich gehouden aan zijn schorsingsvoorwaarden. In de periode tussen 29 november 2023 en 19 december 2023 is de verdachte drie keer gecontroleerd door verbalisanten en zijn er geen strafbare voorwerpen bij hem aangetroffen.
Daarnaast heeft de verdachte op de zitting opening van zaken gegeven met betrekking tot het vuurwapen en wekt hij de indruk werkelijk te begrijpen dat het voorhanden hebben van een wapen geen oplossing biedt voor zijn huidige situatie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit is een gevangenisstraf op zijn plaats. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de relevante oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Gelet op bovengenoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de houding van de verdachte op de zitting en de omstandigheid dat de voorlopige hechtenis van de verdachte kort voor de inhoudelijke zitting is geschorst, acht de rechtbank een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht niet passend en geboden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een aanzienlijk deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de algemene voorwaarde. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen vuurwapen en de in beslag genomen munitie te onttrekken aan het verkeer en het slagwapen te onttrekken aan het verkeer als het bezit van het slagwapen strafbaar is en als dat niet zo is de teruggave van het slagwapen aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de in beslag genomen goederen geen standpunt ingenomen.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het bewezen feit is met betrekking tot het vuurwapen en de munitie begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen van 14a, 14b, 14c, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist dat de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Rotterdam, op de openbare weg (de Schieweg),
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie, te
weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool van het merk Glock (model 29 Gen 4), kaliber 10 mm
en/of
(bijbehorende) munitie, in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en
munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie
III te weten 9 kogelpatronen (kaliber 10 mm)
voorhanden heeft gehad;