ECLI:NL:RBROT:2023:12488

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/10/634742 / HA ZA 22-206
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over dekking brandverzekering en schending garantieclausules

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een strandpaviljoen en haar verzekeraars naar aanleiding van een brand die op 20 maart 2021 heeft plaatsgevonden. De eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft een schadevergoeding geëist van haar verzekeraars, N.V. Schadeverzekeringsmaatschappij Maas Lloyd en een andere verzekeraar, naar aanleiding van de schade die is ontstaan door de brand in haar strandpaviljoen. De verzekeraars hebben geweigerd dekking te bieden, omdat eiseres volgens hen niet heeft voldaan aan de garantieclausules in de verzekeringsovereenkomst, met name de clausules die betrekking hebben op de brandmeldinstallatie en de beveiliging van het pand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade in beginsel onder de verzekering is gedekt, maar dat eiseres de garantieclausule met betrekking tot de brandmeldinstallatie heeft geschonden. Eiseres heeft echter met succes een beroep gedaan op de 'tenzij-clausule', omdat zij heeft aangetoond dat de schade niet is veroorzaakt of vergroot door het ontbreken van een werkende brandmeldinstallatie. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres toegewezen en de verzekeraars veroordeeld tot schadevergoeding en betaling van de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/634742 / HA ZA 22-206
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres01],
gevestigd te Hoek van Holland,
eiseres,
advocaat mr. L.A.A. Steehouwer te Rotterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
N.V. SCHADEVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ MAAS LLOYD,
gevestigd te Rotterdam,
2. de Europese naamloze vennootschap
[gedaagde01],
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Eiseres zal hierna [eiseres01] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk Verzekeraars en afzonderlijk respectievelijk Maas Lloyd en [gedaagde01] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 24 februari 2022, met producties;
  • de dagvaarding d.d. 25 februari 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de aanvullende producties van Verzekeraars;
  • de aanvullende producties van [eiseres01] ;
  • het proces-verbaal van gecombineerd voorlopig getuigenverhoor (C/10/639598 / HA RK 22-583) en mondelinge behandeling, gehouden op 20 oktober 2022;
  • het proces-verbaal van gecombineerd voorlopig getuigenverhoor (C/10/639598 / HA RK 22-583) en mondelinge behandeling, gehouden op 22 maart 2023;
  • de conclusie na (voorlopig) getuigenverhoor, met producties;
  • antwoordconclusie na (voorlopig) getuigenverhoor, met producties;
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 22 mei 2023;
  • de spreeknotities van mr. Steehouwer;
  • de spreekaantekeningen van mr. P.C. Knijp.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres01] exploiteert een strandpaviljoen onder de naam [naam beachclub01] , gelegen aan [adres01] .
2.2.
De aandelen van [eiseres01] worden gehouden door Holding [eiseres01] , die tevens bestuurder is. De aandelen in Holding [eiseres01] worden gehouden door [naam01] (hierna: [naam01] ).
2.3.
Op 28 februari 2014 heeft assurantietussenpersoon [assurantietussenpersoon01] een aanvraag ingediend voor een Horecapakketverzekering. Op aanvraagformulier staat onder meer de vraag: "Is er een brandmeldingsinstallatie met automatische doormelding en onderhoudscontract aanwezig?". Hierop is het hokje 'nee' ingevuld en daarachter is geschreven: "maar wordt asap geïnstalleerd!"
2.4.
Met ingang van 15 mei 2014 heeft [eiseres01] met Samenwerkende Assurantie Adviseurs Assuradeuren (hierna: SAA) een Pakketverzekering Bedrijven gesloten. De verzekering bestaat uit een polis, met clausules en Algemene Voorwaarden: Horeca (AVVH2015-SAA).
2.5.
Onder deze verzekering is onder meer het pand waarin [naam beachclub01] is gevestigd (het strandpaviljoen) verzekerd, waaronder voor schade door brand, voor een bedrag van € 500.000,00.
2.6.
Verzekeraars zijn sinds 1 september 2020 risicodrager van de verzekering; [gedaagde01] voor 52% en Maas Lloyd voor 48%. Dit geldt ook voor de goederen-/inventaris- en bedrijfsschade van [naam beachclub01] .
2.7.
In de aanvullende verzekeringsvoorwaarden behorend bij de verzekering is onder meer bepaald:
Clausule J753A -Garanties
Indien in geval van schade blijkt, dat niet is voldaan aan de in Clausule J982 FRITUREN,
Clausule J710 BLUSAPPARATEN, CLAUSULE J746 ASBAKKEN/AFVALEMMERS en Clausule J751 INBRAAKPREVENTIE, genoemde garanties, verliest verzekerde alle recht op schadevergoeding, tenzij verzekerde bewijst dat de schade hierdoor niet veroorzaakt of vergroot werd.
(...)
Clausule J751 - Inbraakpreventieclausule (Garantie)
Op straffe van verlies van rechten uit deze verzekering geldt het volgende:
Deze verzekering is ten aanzien van het diefstal- en/of vandalismerisico aangegaan onder het beding, dat het/de in de polis genoemde risicoadressen beveiligd is/zijn door een door
verzekeraar erkend beveiligingsbedrijf. Tevens is verzekerde verplicht:
A. Een onderhoudscontract af te sluiten met een door verzekeraar erkend beveiligingsbedrijf.
Dit onderhoudscontract dient in te gaan op de datum van oplevering van de beveiligingsinstallatie en van kracht te blijven gedurende de looptijd van de verzekering.
B. De beveiligingsinstallatie in een werkvaardige toestand te houden en te gebruiken.
C. Indien de beveiligingsinstallatie zich niet in werkvaardige toestand bevindt, dit zo
spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerstvolgende werkdag mede te delen aan het
beveiligingsbedrijf en indien de beveiligingsinstallatie niet binnen 3 x 24 uur gerepareerd
kan worden de verzekeraar hieromtrent zo spoedig mogelijk in te lichten en de voorschriften van de verzekeraar op te volgen.
D. Gedurende de tijd dat de beveiligingsinstallatie zich niet in werkvaardige toestand
bevindt, die maatregelen te treffen welke redelijkerwijs verwacht mogen worden om schade
ten gevolge van diefstal en/of vandalisme te voorkomen.
E. Vooraf overleg te plegen met het beveiligingsbedrijf en de verzekeraar indien een
gewijzigde graad van beveiliging.
Clausule J750 -Brandmelding clausule
Indien blijkt dat bij de beantwoording van de vragen gesteld in het aanvraagformulier, door
verzekerde is aangegeven dat een of meer op het polisblad genoemde adressen zijn voorzien van een automatische brandmeldinstallatie met rechtstreekse door melding naar een PAC of brandweer is men verplicht:
a. de installatie regelmatig op zijn goede werking te laten controleren door een erkende
installateur, waarvoor hij een controle abonnement heeft afgestoten voor minstens een
controle per jaar,
b. terstond de erkende installateur te waarschuwen, zodra de installatie niet naar behoren functioneert. Indien de installatie niet binnen 3 keer 24 uur gerepareerd kan worden Verzekeraars hieromtrent z.s.m. na het bekend worden hiervan in te lichten en de
voorschriften van Verzekeraars op te volgen,
c. elke wijziging die van invloed is op de werkvaardigheid van de installatie, te voren aan
verzekeraars mede te delen, op dat de installatie zo nodig tijdig kan worden aangepast.
Wanneer verzekerde geen of onvoldoende zeggenschap heeft over de bedoelde installatie(s), zal deze garantie slechts van toepassing zijn tot de omvang van zijn zeggenschap.
In de algemene verzekeringsvoorwaarden is onder meer bepaald:
Artikel 10 Verplichtingen bij schade
Zodra verzekeringsnemer of de verzekerde op de hoogte is of behoort te zijn van een gebeurtenis die voor verzekeraars tot een uitkeringsplicht kan leiden, is hij verplicht die gebeurtenis zo spoedig als redelijk mogelijk is aan SAA Verzekeringen B.V. te melden. (...)
Elk recht op schade-uitkering komt te vervallen, indien verzekeringsnemer of verzekerde de hiervoor genoemde verplichtingen niet is nagekomen met het opzet verzekeraars te misleiden, tenzij de misleiding het verval van het recht niet rechtvaardigt.
2.8.
Op 20 maart 2021 in de avond heeft in het strandpaviljoen van [naam beachclub01] een brand plaatsgevonden, waardoor het strandpaviljoen beschadigd is geraakt.
2.9.
[eiseres01] heeft melding van de brand gedaan bij Verzekeraars.
2.10.
In opdracht van SAA heeft expertisebureau Woodgate & Clark onderzoek naar de schade als gevolg van de brand gedaan. Zij heeft daarvan op 23 maart 2021 een voorlopig rapport opgemaakt. In het rapport is onder meer opgenomen:
Beveiliging
De beachclub is uitgerust met een inbraak- en brandmeldinstallatie bestaande uit magneetcontacten op de deuren, PIR-sensoren en rookmelders. Indien het alarm wordt geactiveerd vindt automatisch doormelding plaats naar de particuliere alarmcentrale van Securitas. Wij zullen nog nadere informatie ontvangen omtrent de alarmopvolging.
In het pand bevinden zich diverse handbrandblusmiddelen.
Toedracht
Op zaterdag 20 maart 2021, omstreeks 16.00 uur, heeft de bedrijfsleider het alarm ingeschakeld waarna het pand werd verlaten en afgesloten.
Dezelfde avond werd verzekerde om omstreeks 23.15 uur door een kennis gebeld dat er brand was uitgebroken in de beachclub. Tegelijkertijd werd een medewerker van verzekerde door de alarmcentrale gebeld met de mededeling dat er een brandalarm vanuit het pand werd gegeven.
Direct is verzekerde ter plaatse gegaan en trof aldaar de brandweer en de politie aan.
De brand was uitgebroken bij de 'stranduitgang' aan de zijde van het terras. Het kozijn,
omliggende houten opstaldelen en de houten vloer raakten door de vlammen aangetast. Tijdens de brand is een grote hoeveelheid rook en roet door alle vertrekken van het gebouw getrokken.
Oorzaak
Wij vernamen dat de brand door onbekende daders was aangestoken. De daders hadden een ruit in één van de dubbele terrasdeuren ingegooid. Vervolgens hebben de daders een brandbare (brandversnellende) vloeistof naar binnen gegoten waarna de vloeistof werd aangestoken.
(...)
Advies Schaderaming
Op basis van de ons thans bekende gegevens adviseren wij u om voor onderhavige schade een bedrag ad. EUR 300.000,00 exclusief BTW te reserveren. Dit bedrag kan als volgt worden gespecificeerd:
⸳ Opstal EUR 230.000,00
⸳ Inventaris EUR 65.000,00
⸳ Goederen EUR 5.000,00
Totaal raming, exclusief BTW EUR 300.000,00
2.11.
Per e-mail d.d. 3 juni 2021 heeft Maas Lloyd aan SAA bericht dat er voor de brandschade geen dekking onder de verzekering bestaat.
2.12.
Een e-mail d.d. 2 september 2021 van [naam02] (directeur Co-Assurantie - Schade bij SAA) aan de advocaat van [eiseres01] luidt onder meer:
Wij verwijzen naar onze voorgaande correspondentie alsmede naar ons aangenaam telefonisch onderhoud van deze ochtend.
Zoals besproken is dit risico na een aantal wisselingen van risicodrager (horeca is niet het beste risico). Inmiddels verzekerd op basis van de verdeling 52% XL Catlin (Londen) en 48% Maaslloyd.
Voor XL Catlin (Londen ) zijn wij als SAA Coverholder en hebben we een bevoegdheid tot EUR. 150.000 waarvoor ondergetekende de penvoerder is. Correspondentie met XL Catlin kunnen we u derhalve niet overleggen.
Over de email correspondentie met Maaslloyd beschikt u inmiddels en zoals u daaruit kunt zien is men vooralsnog niet bereid de dekking te bevestigen. Omdat deze post in co-assurantie loopt is het ons niet toegestaan het XL Catlin aandeel vast over te maken doch hebben we het uitdrukkelijk akkoord van Maaslloyd nodig.
Wij stellen voor ons hernieuwd te wenden tot Maaslloyd met de navolgende (verkort) argumenten:
- Verzekeraars waren bekend met het feit dat geen doormelding (meer) plaatshad. Ze werden hierover geïnformeerd door een buurman die hetzelfde probleem bleek te hebben. (zie bijlage).
Wellicht kunt u bij verzekerde nagaan waarom dit door hen nimmer bij SAA/verzekeraars werd gemeld en we er dus eigenlijk bij toeval zijn achter gekomen.
- Dat Maaslloyd op enig moment en-bloc besloten heeft voor 48% mee te gaan tekenen op de gehele
horeca portefeuille betekent dat geacht worden de oude info te kennen.
- De schade is zeer kort na het ontstaan ontdekt en er werden meteen adequate maatregelen genomen,
een doormelding had dit zeker niet versneld.
- De uiteindelijke schade is niet verergerd door het ontbreken van een doormelding. Dit wordt door de expert Woodgate & Clark bevestigd.
Graag vernemen wij of een en ander duidelijk is en wordt gedragen door verzekerde (wellicht nog met een toelichting inzake doormelding) zodat we dit richting Maaslloyd kunnen ventileren en daarbij een (korte termijn kunnen stellen.
Gezamenlijk optrekken lijkt ons in deze zaak de juiste tactiek.
Het spijt ons zeer dat eea en ander zo lang moet duren maar we doen onze uiterste best.
2.13.
[naam01] heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor verklaard:
[naam03] vraagt mij naar de details van het inbraakalarm in [eiseres01] . Ach, dat alarm zit er al heel lang. Sinds 2010 ofzo. Ik heb geen idee welk merk en type dat is. In mijn andere zaak zit ook een alarm. Ha, ik denk een zelfde soort. Ook met een code. Die andere zaak zit in één pand met een café. Het alarm is eigenlijk van hen. Ik moet bij hen het alarm uitschakelen. Het is hetzelfde alarm.
(...)
Ik ken het onderzoeksrapport van Woodgate & Clark. Mij wordt een passage over de beveiligingsinstallatie voorgelezen. Ik heb aan de onderzoeker wel verteld dat er een alarminstallatie is, maar ik heb niet gezegd dat het alarm is doorgeschakeld. Ik heb ook niet gezegd dat er een brandmeldinstallatie is en dat die zou zijn doorgeschakeld. Ik heb alleen gezegd dat het alarm is doorgeschakeld naar [naam04] . Ik het alarm van de bewegingsmelders. Ik heb niet ook verklaard dat ik door een alarmcentrale ben gebeld. Ik heb toen wel met een onderzoeker gepraat toen.
2.14.
[naam04] heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor verklaard:
Ik weet dat er een inbraakalarm zit in [eiseres01] , maar ik weet niet of dit alarm ook voor brand was bedoeld. Ik weet niet hoe het zit met een brandalarm bij [eiseres01] .(...)
Op de avond van de brand kreeg ik op een gegeven moment een melding van de alarminstallatie met de boodschap "Alarm [eiseres01] . Op zo goed als hetzelfde moment kreeg ik ook een whatsapp van [naam05] , een ex-werkneemster.(...) Ik heb eerst [naam01] en daarna [naam06] gebeld en we zijn alle drie eigen gelegenheid naar [eiseres01] gegaan om te kijken wat er aan de hand was.

3.Het geschil

3.1.
De vordering van [eiseres01] luidt om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. te verklaren voor recht dat Maas Lloyd gehouden is om de door [eiseres01] geleden schade in verband met de brand in haar strandtent staande en gelegen aan [adres01] onder de tussen Maas Lloyd en [eiseres01] gesloten verzekeringsovereenkomst voor 48 % te vergoeden en Maas Lloyd te veroordelen om uitvoering te geven aan de vaststelling van de geleden schade overeenkomstig de regeling
zoals is vastgelegd in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,= voor elke dag dat Maas Lloyd daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,=;
b. te verklaren voor recht dat [gedaagde01] gehouden is om de door [eiseres01] geleden schade in verband met de brand in-haar strandtent staande en gelegen aan [adres01] onder de tussen [gedaagde01] en eiseres gesloten verzekeringsovereenkomst voor 52 % te vergoeden en [gedaagde01] te veroordelen om uitvoering te geven aan de vaststelling van de geleden schade overeenkomstig de regeling zoals is vastgelegd in de van toepassing zijnde polis voorwaarden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,= voor elke dag, dat [gedaagde01] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,=;
c. met hoofdelijke veroordeling van Maas Lloyd en [gedaagde01] tot betaling van de kosten van dit geding.
3.2.
Aan deze vorderingen legt [eiseres01] ten grondslag dat de brandschade is gedekt onder de verzekering en Verzekeraars tot nakoming van die verzekering dienen over te gaan.
3.3.
Het verweer van Verzekeraars strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres01] , met veroordeling van [eiseres01] in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente over die kosten.
3.4.
Verzekeraars voeren de volgende verweren:
- [eiseres01] heeft gehandeld in strijd met clausule J750 en met clausule J751. Door niet te voldoen aan de in die clausules opgenomen garantieverplichtingen heeft [eiseres01] haar recht op schadevergoeding onder de verzekering heeft verloren.
- [eiseres01] heeft de mededelingsplicht van artikel 7:928 - 7:930 Burgerlijk Wetboek (BW).
- [eiseres01] is op grond van artikel 10 van de algemene voorwaarden en artikel 7:941 lid 2 BW haar verplichtingen bij schade niet nagekomen. [naam01] heeft met het opzet om Verzekeraars te misleiden verkeerde inlichtingen gegeven en daarmee gepoogd om Verzekeraars te bewegen tot het verstrekking van een uitkering die zij zonder die schending niet zouden hebben verstrekt.
- De omvang van de schade staat nog niet vast.
- De gevorderde verklaring voor recht is onvoldoende gespecificeerd om voor toewijzing in aanmerking te komen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

de dekking onder de verzekering

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de door [eiseres01] geleden schade als gevolg van de brand in beginsel onder de verzekering is gedekt. Verzekeraars hebben echter om in r.o. 3.4 weergegeven redenen dekking onder de verzekering geweigerd.
4.2.
De rechtbank verwerpt het betoog van [eiseres01] dat [gedaagde01] per e-mail d.d. 2 september 2021 de dekking mede namens Maas Lloyd heeft erkend. Een dergelijke toezegging volgt niet uit de bewoordingen van die e-mail. Enkel volgt daaruit dat [gedaagde01] meent dat [eiseres01] argumenten heeft om dekking te verlangen en zij die Maas Lloyd nogmaals dient voor te leggen.
beroep op clausules J751 en J750
4.3.
Verzekeraars hebben dekking onder de verzekering geweigerd omdat [eiseres01] de (garantie)clausules J751 en/of J750 heeft geschonden.
4.4.
[eiseres01] betwist ten eerste dat deze clausules overeen zijn gekomen. De clausules vormen kernbedingen, omdat deze de omvang van de dekking en de dekking van de verzekering beperken. Verzekeraars hebben niet aangetoond dat [eiseres01] kennis heeft genomen van deze clausules. Bij het aangaan van de verzekering heeft [eiseres01] niet ingestemd met deze clausules en ook bij de wijziging in 2015 is zij daar niet over geïnformeerd. [eiseres01] heeft deze clausules dus nooit aanvaard.
4.5.
Verzekeraars stellen daar het volgende tegenover.
Voor de vraag of Verzekeraars een beroep kunnen doen op deze clausules is niet van belang of de clausules aangemerkt kunnen worden als kernbedingen. Deze discussie speelt niet bij zakelijke verzekeringen als de onderhavige vanwege de professionaliteit van partijen. [eiseres01] is een professionele partij die bovendien bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst werd bijgestaan door een assurantietussenpersoon ( [assurantietussenpersoon01] ). Het toelichten van polisclausules en wijzingen daarin behoort tot de taak van de assurantietussenpersoon. Mocht in die verhouding iets verkeerd zijn gegaan, kan dat niet aan Verzekeraars worden tegengeworpen.
De clausules zijn bovendien door aanbod en aanvaarding onderdeel geworden van de verzekeringsovereenkomst. De wilsovereenstemming van [eiseres01] wordt geacht besloten te liggen in de acceptatie van [eiseres01] van het door SAA verstrekte polisblad per 1 september 2020. Verzekeraars mochten er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiseres01] , een professionele partij bovendien, de clausules aanvaardde, mede gezien het feit dat [eiseres01] uitvoering gaf aan de verzekeringsovereenkomst door de verschuldigde premie te voldoen.
4.6.
De vraag of de hier bedoelde clausules tussen partijen is overeengekomen dient te worden beantwoord aan de hand van de bepalingen over aanbod en aanvaarding. De rechtbank van oordeel is op grond van de door Verzekeraars aangevoerde redenen van oordeel dat de stelling van [eiseres01] dat wilsovereenstemming ontbrak niet opgaat. Verzekeraars voeren voorts terecht aan dat in dit geval de vraag of de clausules kernbedingen zijn niet speelt. Nu de clausules dus tussen partijen zijn overeengekomen, kunnen Verzekeraars daar een beroep op doen.
4.7.
[eiseres01] heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat clausule J750 niet kan worden aangemerkt als een garantieclausule. In clausule J750 is vermeld dat de brandmeldinstallatie doorgeschakeld moet staan naar een alarmcentrale en dat een wijziging ter zake daarvan gemeld moet worden aan de verzekeraars. Op het polisblad is dit niet aangemerkt als een garantie; er is niet vermeld wat voor gevolgen er zijn verbonden aan het niet naleven van deze clausule.
4.8.
Verzekeraars bestrijden het standpunt van [eiseres01] als volgt. Dat het om een garantieclausule gaat volgt uit de tekst van de clausule zelf, zie laatste volzin: Wanneer verzekerde geen of onvoldoende zeggenschap heeft over de bedoelde installatie(s), zal
deze garantieslechts van toepassing zijn tot de omvang van zijn zeggenschap. Deze clausule is bovendien geplaatst tussen alle andere garantieclausules. Dat in de clausule zelf geen rechtsgevolg bij niet-nakoming is opgenomen betekent niet dat er geen rechtsgevolg aan de niet-nakoming van de garantie mag worden gegeven. Voor het rechtsgevolg moet worden teruggegrepen al de algemene clausule J753A. Hoewel het ietwat ongelukkig is dat in clausule J753A clausule J750 niet expliciet is genoemd, neemt dat niet weg dat uit die clausule blijkt dat bij niet-nakoming van hetgeen is bepaald in clausule J750 verzekerde alle recht op schadevergoeding verliest, tenzij verzekerde bewijst dat de schade hierdoor niet is veroorzaakt of vergroot wordt.
4.9.
De uitleg van een bepaling in de polisvoorwaarden is met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en in het licht van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting.
De rechtbank is, in het voetspoor van Verzekeraars, van oordeel dat clausule J750 als een garantieclausule moet worden aangemerkt. Dit ten eerste gelet op de bewoordingen van de clausule zelf waarin het woord garantie is opgenomen. En ten tweede vanwege de plaatsing van clausule J750 in de polisbepalingen, onder een algemene bepaling over garanties (J753A), waarna een opsomming van specifieke garanties volgt, daaronder clausule J750, die een garantiekarakter heeft. Tegen die achtergrond is de rechtbank met Verzekeraars van oordeel dat clausule J750 bij vergissing niet in de in clausule J753A gegeven opsomming van garantieclausules in de polis is opgenomen.
4.10.
De vraag is dan vervolgens of [eiseres01] de in clausule J751 en J750 opgenomen garanties heeft geschonden. Verzekeraars menen dat [eiseres01] die clausules heeft geschonden om de volgende redenen.
Clausule J751: [eiseres01] is uit hoofde van deze clausule verplicht om het strandpaviljoen te laten beveiligen door een erkend beveiligingsbedrijf. Ook moet [eiseres01] een onderhoudscontract afsluiten voor de beveiligingsinstallatie, de installatie in werking houden en bij een gewijzigde graad van beveiliging overleggen met Verzekeraars. Het strandpaviljoen was niet beveiligd door een erkend beveiligingsbedrijf en er is evenmin sprake van een onderhoudscontract met een door Verzekeraars erkend beveiligingsbedrijf. [eiseres01] heeft niet met Verzekeraars overlegd dat zij vanwege regelmatige valse alarmmeldingen ervoor heeft gekozen niet meer bij een erkend beveiligingsbedrijf/PAC aangesloten te zijn.
Clausule J750: Op het aanvraagformulier heeft [eiseres01] aangegeven dat een brandmeldinstallatie met automatische doormelding "ASAP" geïnstalleerd zou worden. Indien [eiseres01] op het aanvraagformulier heeft aangegeven dat het strandpaviljoen is voorzien van een automatische brandmeldinstallatie met een rechtstreekse doormelding naar een PAC of brandweer, is [eiseres01] verplicht om zorg te dragen dat die installatie naar behoren functioneert. In de dagvaarding is vermeld dat in het strandpaviljoen geen brandmeldinstallatie aanwezig is. In het rapport van Woodgate & Clark staat dat [eiseres01] toch wel beschikte over een brandmeldinstallatie (met of zonder doormelding).
4.11.
[eiseres01] bestrijdt dat zij de in clausule J751 en J750 opgenomen garanties heeft geschonden met de volgende argumenten.
Clausule J751: [eiseres01] is blijkens het inspectierapport van 12 november 2015 qua beveiliging ingedeeld in categorie '1': daarvoor geldt de verplichting van een alarminstallatie met bewegingssensoren. Het inbraakalarmsysteem voldoet aan deze eisen en wordt jaarlijks gecontroleerd en onderhouden. Er gold voor [eiseres01] verder geen verplichting tot een doormelding naar een PAC en dat is zo ook niet opgenomen in de polisvoorwaarden. Het was de verzekeraars met betrekking tot de inbraakalarminstallatie aan de verzekeraars zelfs bekend, althans had het hun bekend moeten zijn dat het inbraakalarmsysteem van [eiseres01] niet meer doorgemeld stond naar een PAC, zoals blijkt uit het e-mailbericht van 23 maart 2017 van Schinkels Adviesgroep dat door SAA aan het verzekeringsdossier van [eiseres01] is toegevoegd. Het inbraakalarmsysteem stond doorgeschakeld naar het mobiele nummer van de partner van de bestuurder van [eiseres01] . Dit is ook niet ongebruikelijk. want valse meldingen zijn een bekend probleem bij diverse strandtenten en daarom is bij SAA bekend dat verschillende strandtenten in de risicoportefeuille geen doormelding naar een alarmcentrale hebben. In opdracht van SAA zijn er in de loop der jaren diverse inspecties uitgevoerd en naar aanleiding van de bevindingen zijn er nooit aanvullende voorwaarden aan [eiseres01] gesteld, zelfs niet na een inspectie van inbraakschade door SAA. [eiseres01] mocht er daarom vanuit gaan dat zij voldoende maatregelen had genomen voor inbraakpreventie.
Clausule J:751 Bij de aanvraag van de eerste verzekering door [eiseres01] bij SAA is al aangegeven dat er in het geheel geen brandmeldinstallatie aanwezig was. Dit is door de expert van SAA tijdens het bezoek van 12 november 2015 eveneens vastgesteld. Deze informatie maakt onderdeel uit van het verzekeringsdossier bij SAA van [eiseres01] en de kennis van SAA daarover kan dus aan Verzekeraars worden toegerekend. Verzekeraars waren bij de overname van de horecaportefeuille op de hoogte van deze informatie, althans zij behoorden daarvan op de hoogte te zijn. Het enkele feit dat zij de horeca portefeuille
en blochebben overgenomen, maakt dat niet anders en moet niet kunnen worden tegengeworpen aan [eiseres01] als verzekerde. De informatie bevond zich bij SAA, en dus in het domein van de Verzekeraars. Verzekeraars beschikken over dezelfde informatie als SAA en de vorige verzekeraars en Verzekeraars hebben de
verzekeringsovereenkomst op basis van die informatie aanvaard.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende vast komen te staan dat [eiseres01] de garantie van clausule J751 heeft geschonden. Op grond van de verklaringen van betrokkenen en de na de brand opgestelde expertiserapporten, die inhoudelijk door Verzekeraars onvoldoende zijn weersproken, staat vast dat er al met al sprake was van een beveiligingsinstallatie die voldoet aan de vereisten die clausule J751 daaraan stelt.
4.13.
Uiteindelijk is tussen partijen niet meer in geschil dat er geen sprake was van een brandmeldinstallatie. [eiseres01] was ten tijde van de aanvraag van plan deze “ASAP” te installeren, maar is hier nooit toe over gegaan. Dat betekent dat [eiseres01] de in clausule J750 opgenomen garantie heeft geschonden. Dat Verzekeraars hebben geweten of hadden kunnen weten dat er geen brandmeldinstallatie aanwezig was in het strandpaviljoen maakt dit niet anders. Met de aanvaarding van clausule J751 neemt [eiseres01] de verplichting op zich om een (werkende) brandmeldinstallatie te installeren. Die verplichting blijft in beginsel bestaan totdat partijen hierover een afwijkende afspraak maken. De vermeende bekendheid van Verzekeraars met het ontbreken van een brandmeldinstallatie heeft in dit geval niet als een zodanige afwijkende afspraak te gelden.
4.14.
Ingevolge clausule J753A verliest [eiseres01] alle recht op schadevergoeding onder de verzekering, tenzij zij bewijst dat de schade niet veroorzaakt of vergroot werd doordat niet voldaan is aan clausule J750.
Beroep op de ‘tenzij-clausule’
4.15.
[eiseres01] doet een beroep op de ‘tenzij-clausule’ van clausule J753A. Zij voert in dat kader het volgende aan. Gebleken is dat door het glas van de strandtent een molotovcocktail is gegooid. Dit had niet voorkomen kunnen worden door een doormelding van het alarmsysteem,. naar een PAC of de aansluiting bij een erkend beveiligingsbedrijf. De namens SAA ingeschakelde expert van Woodgate & Clark heeft voorts bevestigd dat de schade op geen enkele wijze is verergerd vanwege het niet doorgeschakeld staan van de alarmering naar een erkend beveiligingsbedrijf. De brand werd in een zeer vroeg stadium door een surveillant opgemerkt, die glasgerinkel had gehoord en de eerste vlamontwikkeling waarnam. Die surveillant heeft de brand gemeld bij de alarmdiensten. Volgens diverse experts is bovendien gebleken dat de brand tijdig en adequaat bestreden is, waardoor voorkomen is dat de brand is uitgeslagen. De schade is daardoor "slechts" ernstige beroeting in plaats van daadwerkelijke "vuurschade". Indien er een doormelding naar een PAC was geweest, had de brand ook niet eerder bestreden kunnen worden. De reden daarvoor is dat een inbraakalarmsysteem met bewegingssensoren pas wordt geactiveerd als er daadwerkelijk vlammen ontstaan, waarna de centrale zal worden geactiveerd die vervolgens contact zal opnemen met de sleutelhouder. Het is dan de bedoeling dat de sleutelhouder zelf polshoogte gaat nemen. De brand zou bij een doormelding naar een PAC dus waarschijnlijk pas later ontdekt zijn, dan dat nu het geval is geweest.
4.16.
Verzekeraars stellen zich op het standpunt dat [eiseres01] voor haar stelling
dat er geen causaal verband bestaat tussen de schending van deze garantieclausule en de
schade door de brand geen enkel bewijs heeft aangedragen. Verzekeraars lichten dat als volgt nader toe. [eiseres01] erkent in de dagvaarding dat ten tijde van de brand geen sprake was van een brandalarmsysteem. Dat uit het rapport van Woodgate & Clark zou blijken dat de schade op geen enkele wijze is verergerd vanwege het niet doorgeschakeld staan van de alarmering naar een erkend beveiligingsbedrijf, klopt niet; dit valt niet terug te lezen in het voorlopige rapport. In dit kader is het van belang dat over de brandstichting slechts bekend is dat de brand is ontstaan doordat (een) onbekende dader(s) een ruit van een van de terrasdeuren hebben ingegooid en vervolgens een brandversnellende vloeistof naar binnen hebben gegoten en hebben aangestoken. Niet staat vast dat de brand is ontstaan door één molotovcocktail. Ook staat niet vast dat de brand daadwerkelijk al in een zeer vroeg stadium door een toevallige passant is ontdekt en gemeld bij de brandweer. Het is alleen [naam01] die dit in haar interview naar voren bracht. Bij gebrek aan wetenschap betwisten
verzekeraars deze verder door [eiseres01] niet onderbouwde stellingen. Dit klemt eens
te meer, gelet op de vele onduidelijkheden en tegenstrijdigheden waarmee de stellingen
van [eiseres01] rondom de ontdekking van de brand zijn omringd, waaromtrent De
[eiseres01] en de bij [eiseres01] betrokken personen verder niet met Verzekeraars wilden
spreken, en waaromtrent Verzekeraars aldus een voorlopig getuigenverhoor hebben
verzocht.
4.17.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres01] bewezen dat de schade niet veroorzaakt of vergroot werd doordat niet voldaan is aan clausule J750, in de zin dat een (werkende) brandmeldinstallatie in het strandpaviljoen ontbrak. Uit de door [eiseres01] overgelegde rapporten, verklaringen van betrokkenen en overige bescheiden, aangevuld met de in (voorlopig) getuigenverhoor afgelegde verklaringen, volgt genoegzaam dat de brand kort na het uitbreken door een surveillant is ontdekt die de hulpdiensten heeft gewaarschuwd, die ongeveer een kwartier later ter plaatse waren om de brand te bestrijden. Kort na het uitbreken van de brand heeft [naam04] een alarmmelding van de beveiligingsinstallatie ontvangen en is hij naar het strandpaviljoen gegaan. Verzekeraars hebben aangegeven te twijfelen aan de juistheid van de overgelegde rapporten, de verklaringen en overige bescheiden en de in (voorlopig) getuigenverhoor afgelegde verklaringen. Verzekeraars hebben deze twijfel echter onvoldoende concreet gemaakt, zodat van die stukken en verklaringen uitgegaan dient te worden. Verzekeraars hebben voorts, uitgaande van het daaruit naar voren komende scenario, niet, althans onvoldoende, aangegeven hoe de brand nog sneller ontdekt had kunnen worden en vervolgens bestreden of hoe het anderszins nog anders had kunnen lopen als in het strandpaviljoen een brandmeldingsinstallatie aanwezig is geweest.
4.18.
Dat betekent dat [eiseres01] met succes een beroep kan doen op de 'tenzij-clausule' van clausule J753A. Zij heeft aldus niet door schending van de in clausule J750 opgenomen clausule haar recht op schadevergoeding onder de verzekering verloren.
meldings-en mededelingsplicht
4.19.
Verzekeraars hebben in dat geval een beroep gedaan op schending door [eiseres01] van haar mededelingsplicht van artikel 7:928 - 7:930 BW en de medewerkingsplicht van artikel 7:941 BW en artikel 10 van de Algemene Voorwaarden. [eiseres01] heeft, op het aanvraagformulier d.d. 28 februari 2014, onjuiste informatie verstrekt over:
- de strafrechtelijke veroordeling in 2007 van [naam04] , die in 2013 bestuurder/feitelijk leidinggevende/belanghebbende van [eiseres01] was.
- de reden dat [eiseres01] in het verleden op last van de gemeente Rotterdam is gesloten. Anders dan [naam01] heeft aangegeven gaat het niet om een sluiting vanwege de maat van het terras en om ondergrondse containers, maar om schijnbeheer en ondermijning.
- de beveiligingsinstallaties.
- de melding van de brand.
4.20.
[eiseres01] weerspreekt gemotiveerd dat zij haar mededelings- of medewerkingsplicht heeft geschonden.
4.21.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres01] haar mededelings- of medewerkingsplicht niet heeft geschonden. [eiseres01] ( [naam01] ) is vanaf het begin duidelijk geweest over hoe het zat met het beveiligingsinstallatie en de brandmeldinstallatie. [naam01] , en overige betrokkenen, hebben hier ook niet wisselend over verklaard, maar hun verklaringen wel aangevuld of gedetailleerd naar aanleiding van vragen van de experts en Verzekeraars hierover. Ook voor de verklaringen over de reden van sluiting van [eiseres01] door de gemeente Rotterdam geldt dat [naam01] en betrokkenen steeds openheid van zaken hebben proberen te geven en in ieder geval zo volledig mogelijk hebben geantwoord op (verdere) vragen van experts en Verzekeraars.
[naam04] is weliswaar actief betrokken bij het reilen en zeilen van het strandpaviljoen, maar dat maakt nog niet dat zijn veroordeling gemeld had moeten worden op het aanvraagformulier. Hij is blijkens de KvK-gegevens niet statutair bestuurder van [eiseres01] . Verzekeraars hebben te weinig concreet onderbouwd dat [naam04] als feitelijk leidinggevende of belanghebbende van [eiseres01] kan worden aangemerkt. Dat leidt de rechtbank ook niet af uit de getuigenverklaringen.
4.22.
Ook op deze grond kunnen Verzekeraars dekking onder de verzekering dus niet weigeren.
conclusie: toewijsbaarheid van de vorderingen en proceskosten
4.23.
Uit het voorgaande volgt dat de door [eiseres01] als gevolg van de brand op 20 maart 2021 onder de verzekering gedekt is. Verzekeraars dienen tot uitkering van die schade over te gaan. De daartoe stekkende vorderingen van [eiseres01] (petitum onder a en b) zijn dus toewijsbaar. Anders dan Verzekeraars aanvoeren, acht de rechtbank de vorderingen van [eiseres01] voldoende specifiek. Juist is wel dat de omvang van de door [eiseres01] geleden schade nog niet vaststaat, maar [eiseres01] vordert ook geen concreet bedrag, maar een veroordeling van Verzekeraars om tot vaststelling van die schade over te gaan, hetgeen in deze situatie de voor de hand liggende aanpak is. De rechtbank zal aan deze vorderingen geen dwangsom verbinden, zoals door [eiseres01] gevorderd, omdat de rechtbank onwaarschijnlijk acht dat Verzekeraars uitsluitend door oplegging van een dwangsom aan deze veroordelingen zullen voldoen.
4.24.
Verzekeraars zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres01] worden begroot op:
- dagvaardingen € 216,82
- griffierecht 676,00
- getuigenkosten 0,00
- salaris advocaat
2.691,00(4,5 punten* × tarief € 598,00)
Totaal € 3.583,82
* dagvaarding (1), 2x mondelinge behandeling met (voorlopig) getuigenverhoor (2), mondelinge behandeling van 22 mei 2023 (1) akte na getuigenverhoor (0,5)
4.25.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat Maas Lloyd gehouden is om de door [eiseres01] geleden schade in verband met de brand in haar strandtent (strandpaviljoen), staande en gelegen aan [adres01] onder de tussen Maas Lloyd en [eiseres01] gesloten verzekeringsovereenkomst voor 48% te vergoeden en veroordeelt Maas Lloyd om uitvoering te geven aan de vaststelling van de geleden schade overeenkomstig de regeling zoals vastgelegd in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden,
5.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde01] gehouden is om de door [eiseres01] geleden schade in verband met de brand in haar strandtent (strandpaviljoen), staande en gelegen aan [adres01] onder de tussen [gedaagde01] en [eiseres01] gesloten verzekeringsovereenkomst voor 52% te vergoeden en veroordeelt [gedaagde01] om uitvoering te geven aan de vaststelling van de geleden schade overeenkomstig de regeling zoals vastgelegd in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden,
5.3.
veroordeelt Verzekeraars hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres01] te betalen een bedrag van € 3.583,82 aan proceskosten,
5.4.
veroordeelt Verzekeraars hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres01] tot op heden begroot op € 1.355,82,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 20 december 2023.
[2111/2054]