In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is op 20 december 2023 een vonnis gewezen in een incident tot voeging. De eiseres in de hoofdzaak, Hilda Holding B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschappen Cygne B.V. en Swansea B.V. over de geldigheid van de oproeping van (buitengewone) algemene aandeelhoudersvergaderingen. Hilda Holding stelt dat de termijn van drie maanden voor bekendmaking van een voorlopige datum, zoals vermeld in de statuten van Cygne en Swansea, niet is nageleefd, wat zou leiden tot de ongeldigheid van de oproepingen en de besluiten die daaruit voortvloeien. Cygne en Swansea hebben dit verweer gevoerd en betwist dat de termijn gevolgen heeft voor de rechtsgeldigheid van de oproepingen.
In het incident hebben de rechtspersonen [eiseres01] en Prudential Investments Corp. verzocht om zich te mogen voegen aan de zijde van Cygne en Swansea. Zij stellen dat zij als aandeelhouders een rechtstreeks belang hebben bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de incidentele vordering tot voeging moet worden toegewezen, omdat [eiseres01] en Prudential Investments voldoende hebben aangetoond dat zij belang hebben bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft verder beslist dat de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
De rechtbank heeft de zaak in de hoofdzaak aangehouden en bepaald dat deze op 31 januari 2024 weer op de rol zal komen voor het nemen van de conclusie van antwoord door [eiseres01] en Prudential Investments. Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts en openbaar uitgesproken op 20 december 2023.