ECLI:NL:RBROT:2023:12475

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/10/662040 / HA ZA 23-613
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van voegingsincident in civiele procedure met betrekking tot aandeelhoudersvergaderingen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is op 20 december 2023 een vonnis gewezen in een incident tot voeging. De eiseres in de hoofdzaak, Hilda Holding B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschappen Cygne B.V. en Swansea B.V. over de geldigheid van de oproeping van (buitengewone) algemene aandeelhoudersvergaderingen. Hilda Holding stelt dat de termijn van drie maanden voor bekendmaking van een voorlopige datum, zoals vermeld in de statuten van Cygne en Swansea, niet is nageleefd, wat zou leiden tot de ongeldigheid van de oproepingen en de besluiten die daaruit voortvloeien. Cygne en Swansea hebben dit verweer gevoerd en betwist dat de termijn gevolgen heeft voor de rechtsgeldigheid van de oproepingen.

In het incident hebben de rechtspersonen [eiseres01] en Prudential Investments Corp. verzocht om zich te mogen voegen aan de zijde van Cygne en Swansea. Zij stellen dat zij als aandeelhouders een rechtstreeks belang hebben bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de incidentele vordering tot voeging moet worden toegewezen, omdat [eiseres01] en Prudential Investments voldoende hebben aangetoond dat zij belang hebben bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft verder beslist dat de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

De rechtbank heeft de zaak in de hoofdzaak aangehouden en bepaald dat deze op 31 januari 2024 weer op de rol zal komen voor het nemen van de conclusie van antwoord door [eiseres01] en Prudential Investments. Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts en openbaar uitgesproken op 20 december 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/662040 / HA ZA 23-613
Vonnis in incident van 20 december 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HILDA HOLDING B.V.,
gevestigd in Den Haag,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. J.W. de Groot te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
CYGNE B.V.,
2.
SWANSEA B.V.,
beiden gevestigd in Rotterdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. G.A. Smit te Amsterdam,
en
de rechtspersonen naar buitenlands recht
1.
[eiseres01],
gevestigd in Windhof, Luxemburg,
2.
PRUDENTIAL INVESTMENTS CORP.,
gevestigd in New York, Verenigde Staten,
eiseressen in het incident,
advocaat: mr. I. Spinath te Amsterdam.
Partijen worden hierna Hilda Holding, Cygne en Swansea en [eiseres01] en Prudential Investments genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 33;
  • de conclusie van antwoord van Cygne en Swansea;
  • de incidentele conclusie tot voeging van [eiseres01] en Prudential Investments;
  • de akte tot referte in het incident tot voeging van Hilda Holding.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vorderingen in de hoofdzaak

2.1.
Hilda Holding vordert – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat niet-inachtneming van de termijn van drie maanden voor bekendmaking van een voorlopige datum, zoals genoemd in artikel 19.3 van de statuten van Cygne en Swansea, ongeldigheid van de oproeping van (buitengewone) algemene aandeelhoudersvergaderingen tot gevolg heeft en dat besluiten die uit op dergelijke wijze ongeldig opgeroepen vergaderingen voortkomen vernietigbaar zijn. Verder vordert zij veroordeling van Cygne en Swansea in de kosten.
2.2.
Hilda Holding legt hieraan – samengevat – ten grondslag dat inachtneming van de termijn van drie maanden moet worden uitgelegd als een vereiste voor een geldige oproeping en dat van deze termijn ingevolge artikel 19.4 van de statuten slechts bij unanimiteit tussen de aandeelhouders kan worden afgeweken. Cygne en Swansea hebben deze termijn herhaaldelijk niet gehandhaafd. Hilda Holding heeft dan ook voldoende belang bij de verklaring voor recht omdat zij zich met de verklaring kan beschermen tegen dreigingen en besluiten uit de ongeldig opgeroepen vergaderingen. Ze heeft ook een financieel belang omdat ze steeds kosten maakt om deze vergaderingen te voorkomen.
2.3.
Cygne en Swansea voeren gemotiveerd verweer. Zij voeren – samengevat – aan dat de in artikel 19.3 genoemde termijn van drie maanden los staat van de daadwerkelijke (termijn voor) oproeping en dat niet-inachtneming van de genoemde termijn dan ook geen gevolgen kan hebben voor de rechtsgeldigheid van de oproeping van (buitengewone) algemene aandeelhoudersvergaderingen of de aldaar genomen besluiten.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[eiseres01] en Prudential Investments vorderen dat zij worden toegelaten als gevoegde partijen aan de zijde van Cygne en Swansea. Verder vorderen zij veroordeling van Hilda Holding in de kosten van het geding.
3.2.
[eiseres01] en Prudential Investments stellen daartoe dat zij als aandeelhouders van Cygne en Swansea een rechtstreeks belang hebben bij de afwijzing van de vorderingen van Hilda Holding en een vaststelling in rechte dat de oproepingstermijn voor aandeelhoudersvergaderingen van Cygne en Swansea tien dagen is.
3.3.
Hilda Holding refereert zich aan het oordeel van de rechtbank en concludeert dat een grondslag ontbreekt om haar in de kosten van het incident te veroordelen.
3.4.
Cygne en Swansea hebben in het incident niet voor antwoord geconcludeerd.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De incidentele conclusie tot voeging is op grond van artikel 218 Rv tijdig genomen.
4.2.
Artikel 217 Rv bepaalt dat een ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding kan vorderen zich daarin te mogen voegen. Voor het aannemen van een belang tot voeging is voldoende dat een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde de derde zich voegt, de rechtspositie van de derde nadelig kan beïnvloeden.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering tot voeging moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen. [eiseres01] en Prudential Investments hebben voldoende onderbouwd dat zij belang hebben bij de uitkomst van de procedure.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat [eiseres01] en Prudential Investments toe zich in de hoofdzaak aan de zijde van Cygne en Swansea te voegen,
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
31 januari 2024voor het nemen van de conclusie van antwoord door [eiseres01] en Prudential Investments,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
[3757/3268/3455]