ECLI:NL:RBROT:2023:12473

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
10-137105-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. De verdachte had op 4 juni 2023 te Rotterdam een geladen vuurwapen, een Zoraki 906 pistool, en drie kogelpatronen in zijn bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de oriëntatiepunten van het LOVS. De verdachte heeft geen strafblad voor soortgelijke feiten en heeft aangegeven dat zijn detentie een grote impact heeft op zijn gezin. De rechtbank heeft ook besloten dat het in beslag genomen vuurwapen en de munitie onttrokken worden aan het verkeer. De voorlopige hechtenis van de verdachte is niet geschorst, omdat de belangen van de maatschappij zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en heeft de voorwaarden voor de voorwaardelijke straf vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-137105-23
Datum uitspraak: 22 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. D.J. Moll, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 4 juni 2023 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zoraki 906, kaliber 9 mm kort (9x 17 mm) enbijbehorende munitie, in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III te weten drie kogelpatronen (Sellier & Bellot, 9 mm kort (9x 17 mm)
)voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een geladen vuurwapen in zijn jaszak bij zich gehad, terwijl hij overdag in de auto op de openbare weg reed. Dit is een ernstig feit. Het aanwezig hebben van een vuurwapen kan gemakkelijk leiden tot gebruik ervan en vormt daarom een onaanvaardbaar risico in de maatschappij. Vuurwapengeweld leidt regelmatig tot zeer gevaarlijke situaties en slachtoffers, zoals ook blijkt uit de hoeveelheid schietincidenten in de regio Rotterdam. Zowel het gebruik als het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens dient daarom streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Overige omstandigheden
Op de zitting heeft de verdachte zijn persoonlijke omstandigheden nader toegelicht en verteld dat zijn detentie een enorme impact heeft op hem en zijn gezin. Hij heeft twee tieners uit een eerdere relatie en met zijn huidige partner een jong kind en één kind op komst. Doordat hij nu gedetineerd is, zal hij waarschijnlijk de geboorte van zijn kind missen. Daarnaast ontstaat er door de detentie een financieel gat en bouwen de schulden zich op. Hierdoor is een faillissement van zijn onderneming in zicht. De verdachte heeft verder toegelicht dat hij inziet dat wapenbezit niet de oplossing is voor zijn problemen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke strafdeel gelijk is aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht alsmede oplegging van een taakstraf. Dit doet echter onvoldoende recht aan de ernst van het feit zoals eerder is beschreven.
De rechtbank komt echter wel uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS, waarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden het uitgangspunt is bij het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte. Ook is gelet op straffen in soortgelijke zaken. Anders dan de officier van de justitie houdt de rechtbank niet in strafverzwarende zin rekening met de verklaring van de anoniem gebleven aangeefster, omdat de daarin genoemde bedreiging niet is ten laste gelegd en hiervoor onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is.
Bovendien ziet de rechtbank in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking de proceshouding van de verdachte waaruit blijkt dat hij inzicht heeft in het strafwaardige van zijn handelen en dat de verdachte zijn leven op orde heeft. Hij heeft een gezin, heeft een voor zijn detentie goedlopend eigen bedrijf en beschikt over een woning. De rechtbank heeft de indruk dat het bezit van het vuurwapen en de munitie een eenmalige fout betreft. Oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal zulke ontwrichtende gevolgen met zich meebrengen dat de rechtbank dit onwenselijk acht. Een voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de algemene voorwaarde zoals hierna vermeld.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen vuurwapen en de in beslag genomen munitie moeten worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de in beslag genomen goederen geen standpunt ingenomen.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen vuurwapen (goednummer: [proces-verbaalnummer 1]) en de in beslag genomen munitie (goednummer: [proces-verbaalnummer 2]) zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang en het bewezen verklaarde feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan.

9.Voorlopige hechtenis

9.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de voorlopige hechtenis te schorsen, zodat de verdachte zijn leven kan hervatten en omdat de partner van de verdachte binnenkort zal bevallen.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorlopige hechtenis niet geschorst dient te worden, nu het herhalingsgevaar nog aanwezig is en het strafvorderlijke belang – mede gelet op haar strafeis – zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van de verdachte.
9.3.
Beoordeling
Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en de verdachte – mede gelet op de op te leggen straf – leidt tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van de verdachte op dit moment nog zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de verdachte. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis zal dan ook worden afgewezen. Wel zal de voorlopige hechtenis worden opgeheven met ingang van de dag dat deze gelijk is aan het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1 STK Pistool (goednummer: [proces-verbaalnummer 1])
- 3 STK Munitie (goednummer: [proces-verbaalnummer 2]);
wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Lobs-Tanzarella en J.M. Grubben, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De tweede griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 4 juni 2023 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zoraki 906, kaliber 9 mm kort (9x 17 mm)
en/of
(bijbehorende) munitie, in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III te weten drie, althans één of meerdere, kogelpatronen (Sellier & Bellot, 9 mm kort (9x 17 mm) voorhanden heeft gehad.