ECLI:NL:RBROT:2023:12449

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
C/10/656492 /J E RK 23/911 en C/10/666494 / JE RK 23-2357
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van jeugdzorg

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 9 oktober 2023, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor twee kinderen, [kind01] en [kind02], geboren in 2009 en 2010. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die de machtiging aanvraagt in het belang van de kinderen. De moeder, die het ouderlijk gezag heeft, is bijgestaan door haar advocaat, mr. A.F.M. den Hollander. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 oktober 2023, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren, werd de noodzaak van de uithuisplaatsing besproken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, die nog steeds thuis wonen, ondanks eerdere machtigingen tot uithuisplaatsing die niet zijn verzilverd. De kinderrechter oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en verleent deze voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 15 juni 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het overige verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummers: C/10/656492 /J E RK 23/911 en C/10/666494 / JE RK 23-2357
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2009 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [kind01] ,
[kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2010 in [geboorteplaats02] , hierna te noemen [kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A.F.M. den Hollander te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 9 juni 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 22 september 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 2 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam02] .
1.3.
De kinderrechter heeft [kind01] en [kind02] in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01] en [kind02] .
2.2.
[kind01] en [kind02] wonen bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 juni 2023 de ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] verlengd tot 15 juni 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 juni 2023 ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 15 oktober 2023. Van deze machtiging is niet binnen drie maanden gebruik gemaakt, waardoor deze is komen te vervallen.

3.De (aangehouden) verzoeken

Verzoek ingeschreven onder zaaknummer: C/10/656492 / JE RK 23-911

3.1.
De GI heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Verzoek ingeschreven onder zaaknummer: C/10/666494 / JE RK 23-2357
3.2.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. De afgegeven machtiging tot uithuisplaatsing is niet binnen drie maanden verzilverd. [kind01] en [kind02] wonen nog steeds thuis. Inmiddels staan de kinderen op de wachtlijst van Pameijer om geplaatst te worden. Wanneer zij precies geplaatst kunnen worden is nog onduidelijk. De GI verzoekt daarom een nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. Verder verloopt de samenwerking met de moeder goed. Het is knap dat zij aangeeft dat het thuis niet langer gaat. Ook de vader heeft aangegeven dat de kinderen niet luisteren thuis.
4.2.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek. Het is van belang dat de kinderen naar school toe gaan, maar de kinderen willen niet luisteren thuis. Ook de invloed van de vader zorgt niet voor een verbetering. Het is van belang dat er iets gebeurt om de bestaande patronen te doorbreken. De moeder staat daarom achter een uithuisplaatsing.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Al langer zijn er zorgen over de stagnerende schoolgang van [kind01] en [kind02] . Om die reden is op 9 juni 2023 door de kinderrechter een machtiging verleend om [kind01] en [kind02] uit huis te plaatsen binnen een driemilieuvoorziening van Pameijer. Na de zitting op 9 juni 2023 heeft Pameijer aangegeven dat een driemilieuvoorziening niet passend is voor de kinderen, omdat de problematiek van de kinderen te licht is. Zij zijn daarom op de wachtlijst gezet voor een leefgroep. De verwachting is dat op korte termijn kinderen zullen uitstromen, waardoor [kind01] en [kind02] geplaatst kunnen worden. Wanneer dit zal zijn is nog niet duidelijk. De kinderrechter is van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van beide kinderen. De zorgen over hun ontwikkeling zijn nog altijd onverminderd aanwezig. Ook de ouders staan achter een uithuisplaatsing. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Omdat de machtiging tot uithuisplaatsing de duur van de ondertoezichtstelling niet kan overstijgen, zal het overige verzochte worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 9 oktober 2023 tot 15 juni 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. W.A. Graven als griffier, en op schrift gesteld op 24 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.