In deze zaak heeft Willems Vastgoedonderhoud B.V. (hierna: Willems) een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] c.s. wegens factuurfraude en de gedeeltelijke ontbinding van een overeenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 21 juli 2023, waarbij Willems vorderingen heeft ingediend die onder andere betrekking hebben op een overeenkomst van 25 januari 2023 voor de levering van bedrijfskleding. Willems heeft een bedrag van € 228.695,15 aan [gedaagde01] betaald, maar een deel van de bestelde kleding is niet geleverd. Willems heeft daarom de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden en vordert terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag, alsook schadevergoeding voor de geleden verliezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde01] c.s. geen verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen van Willems. De rechtbank heeft de vorderingen van Willems in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van de gevorderde wettelijke handelsrente over het bedrag van € 142.742,80, omdat deze vordering is gebaseerd op onverschuldigde betaling. De rechtbank heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de beslagkosten en proceskosten aan de zijde van Willems.
In de beslissing heeft de rechtbank Willems in het gelijk gesteld en [gedaagde01], [gedaagde02] en [gedaagde03] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief de kosten van de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.