ECLI:NL:RBROT:2023:12413

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
C/10/644759 / HA ZA 22-749
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een woning na echtscheiding en de financiële gevolgen daarvan

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2023, gaat het om de verdeling van een woning tussen twee ex-partners, [persoon01] en [persoon02], na hun echtscheiding. De partijen hebben in 2001 samen een woning gekocht en zijn op huwelijkse voorwaarden getrouwd. Na hun echtscheiding in 2005 is de afwikkeling van de woning buiten beschouwing gebleven. De woning is in 2007 te koop gezet, maar niet verkocht. In de jaren daarna hebben partijen verschillende gesprekken gevoerd over de verdeling van de woning en de bijbehorende schulden. [persoon01] vordert in conventie de verdeling van de woning en stelt dat er geen overeenstemming is bereikt over de verdeling. [persoon02] stelt echter dat er wel overeenstemming is bereikt en vordert in reconventie dat de woning aan haar wordt toegedeeld tegen de waarde van de hypotheek in 2007.

De rechtbank oordeelt dat er geen overeenstemming is bereikt over de verdeling van de woning. De rechtbank stelt vast dat de woning aan [persoon02] moet worden toegedeeld tegen de waarde per november 2007, onder de voorwaarde dat [persoon02] ervoor zorgt dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van [persoon01] voor de hypotheekschuld wordt beëindigd. De rechtbank gelast ook dat de levensverzekeringen, indien nog aanwezig, bij helfte tussen partijen worden verdeeld. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/644759 / HA ZA 22-749
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
[persoon01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. I.H.T.J. Anthonise-Gieling te Goes,
tegen
[persoon02],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [persoon01] en [persoon02] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 september 2022 met producties 1 tot en met 15;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 18;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 30 december 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte overlegging producties van [persoon01] , met producties 16 tot en met 21;
  • de akte aanvulling bewijs in conventie en reconventie, tevens wijziging van eis in reconventie van [persoon02] , met producties 19 tot en met 33;
  • de mondelinge behandeling op 27 februari 2023 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
  • de spreekaantekeningen van mr. Anthonise-Gieling;
  • de spreekaantekeningen van mr. Braakenburg.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te treffen. Partijen hebben de rechtbank vervolgens verzocht om vonnis te wijzen. Het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 20 april 2001 de woning gekocht aan de [adres01] te Rotterdam (hierna: de woning). Ter financiering van de aankoop zijn partijen samen een hypothecaire geldlening aangegaan. De hypotheekschuld bedraagt thans € 145.814,10.
2.2.
Partijen zijn op [huwelijksdatum01] in Veere op huwelijkse voorwaarden getrouwd. Deze huwelijkse voorwaarden hielden een uitsluiting van elke gemeenschap van goederen in.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 8 september 2005 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 29 september 2005 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Veere.
2.4.
Tijdens de echtscheidingsprocedure is de afwikkeling van de eenvoudige gemeenschap waarin de woning valt buiten beschouwing gebleven.
2.5.
Partijen woonden samen in de woning totdat zij zijn verhuisd naar een huurwoning in Middelburg. De woning werd daarna verhuurd. In 2004 zijn partijen uit elkaar gegaan. [persoon02] is toen verhuisd naar een huurwoning aan de [straatnaam01] in Rotterdam. In 2007 is [persoon02] naar de woning teruggekeerd. Sindsdien voldoet zij de woonlasten.
2.6.
De woning heeft van 2005 tot 2007 te koop gestaan, maar is niet verkocht. In 2007 hebben partijen gesprekken gevoerd over de aflossing van hun gezamenlijke schulden en de verdeling van de woning. Namens [persoon01] werden die gesprekken gevoerd door [naam01] van Budget Balans (hierna: [naam01] ) en namens [persoon02] door [naam02] (hierna: [naam02] ).
2.7.
Bij e-mail van 18 januari 2007 heeft [naam02] namens [persoon02] onder meer het volgende aan [naam01] bericht:
“[…]
• [voornaam persoon01] [ [persoon01] , rb.] en [naam03] [ [persoon02] , rb.] stellen aan de in de bijlage van de brief van 15 november 2006 genoemde 4 tal schuldeisers voor de totale schulden te voldoen door overmaking ineens van 10% van de schulden ad 41.029 ofwel door overmaking van 4.103 in totaal aan de Postbank, Fortis Amev, Visacard en [naam04] . […]
• Indien ook de Postbank en FortisAmev instemmen resteert nog een schuld voor de hypotheek ad 145.814 en een schuld inzake de financiering van het voorstel ad 4.103. De helft van deze laatste schuld komt voor rekening van [voornaam persoon01] , derhalve 2.051 en jouw voorstel is dat te verrekenen met wat [naam03] en [voornaam persoon01] onderling mogelijk nog te verrekenen zouden hebben. Zonder te erkennen dat
een van beide partijen nog iets van de ander te vorderen zou hebben […] stel ik voor dat deze vordering van [naam03] ad 2.051 wordt afgezet tegen wat partijen onderling nog te verrekenen hebben waarna het saldo nul is en dat partijen verklaren onderling nu en in de toekomst niets meer van elkaar zullen vorderen noch te vorderen hebben en ik stel voor dit ook in een brief of overeenkomstje vast te leggen.
• Voorwaarde voor het laten wegvallen van de 2.051 is tevens de 100% medewerking van [voornaam persoon01] aan een oplossing het pand [adres01] te Rotterdam volledig op naam van [naam03] te zetten mits [voornaam persoon01] in deze oplossing volledig ontslagen wordt door de hypotheekbank uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de restant hypotheekschuld ad 145.814 […].”
[naam01] heeft hierop namens [persoon01] bij e-mail van 19 maart 2007 als volgt gereageerd:
“Hoi [naam02] ,
[voornaam persoon01] is akkoord met je voorstel, het huis kan volledig op [naam03] haar naam gezet worden.
Gr.
[naam01] ”
2.8.
Op 16 augustus 2007 heeft [naam01] per e-mail het volgende aan [naam02] bericht:
“Hoi [naam02] ,
Ik heb vandaag de Postbank aan de lijn gehad ivm het voorstel tegen finale kwijting. Dit gaat niet door omdat [voornaam persoon01] een verzekering heeft die de maandlast overneemt […].”
2.9.
Bij brief van 2 oktober 2007 heeft [naam02] (namens [persoon02] ) onder meer het volgende bericht aan [naam01] :
“ […]
Onderstaand de samenvatting van hetgeen wij vandaag besproken hebben.
Dit is het voorstel over de verdeling van de zorgplicht voor de schulden welke wij
voornemens zijn in de akte van verdeling op te nemen.
De regeling komt in hoofdlijnen op het navolgende neer:
• De woning [adres01] te Rotterdam wordt 100% eigendom van [naam03] met
als last de volledige verplichtingen welke voortkomen uit de hypotheek van Fortis
Amev op dit pand, groot Euro 145.814,10. [voornaam persoon01] ontvangt van Fortis Amev
een verklaring waaruit blijkt dat [voornaam persoon01] geheel ontslagen wordt van haar
verplichtingen uit hoofde van deze hypotheek.
• De schuld van Visacard (ANWB) groot Euro 896,- is door [naam03] afgelost door
betaling van 10% tegen finale kwijting.
• [naam03] neemt de zorgplicht op zich voor de schuld aan AMEV Financieringen N.V.
inzake spaarkrediet nr [nummer01] welke schuld per eind oktober 2006 nog ca
Euro 11.400 bedroeg. Zij heeft met de AMEV een betalingsregeling getroffen
waarbij de schuld rentevrij is gemaakt en zij de lening mag afbetalen middels een
maandelijkse aflossing van Euro 100,-.
• [voornaam persoon01] neemt de zorgplicht op zich voor het Postbank Consumptief krediet
nr. A 054-75313 waarvan het openstaande saldo eind september 2006 nog
ca. Euro 22.991 bedroeg. Zolang [voornaam persoon01] arbeidsongeschikt is worden de
rentelasten vergoed door een verzekering. Wanneer deze verzekering niet langer
van toepassing is zal [voornaam persoon01] een betalingsregeling met de Postbank dienen te
regelen.
• De schuld aan [naam04] , groot Euro 5.742,- zal worden voldaan door
[naam03] .
• De schuld aan Eneco groot Euro 4.163 (Hoofdsom 2.907 plus kosten en rente)
komt voor rekening van [voornaam persoon01] .
• Er is het verzoek gedaan aan Fortis Amev met een voorstel te komen de
hypotheek aflossingsvrij te maken en de levensverzekeringspolis af te kopen
welke als functie had de aflossing van de hypotheek in de toekomst te verzorgen.
Door betalingsachterstanden is deze polis vorig jaar bevroren. De opbrengst van
de afkoop van deze polis zal worden aangewend ter (gedeeltelijke) betaling van
de in de vorige noot vermelde schuld aan Eneco.
• De schuld aan Kettner Makelaardij inzake de intrekking van de verkoop van de
woning, groot Euro 1.243,55 komt voor rekening van [naam03] . Hiertoe is een
betalingsregeling getroffen met het makelaarskantoor […].”
2.10.
Bij e-mail van 13 november 2007 heeft [naam01] namens [persoon01] als volgt gereageerd:
“ […] [voornaam persoon01] is akkoord met het voorstel om het huis volledig op [naam03] haar naam te zetten.
[voornaam persoon01] wil dat de afkoopsom van de levensverzekering geheel gebruikt wordt om de
schuld bij Eneco te vereffenen, het restant zal [voornaam persoon01] voor haar rekening nemen.
[voornaam persoon01] neemt de betaling inzake de Postbank voor haar rekening zolang de verzekering
dit dekt. [voornaam persoon01] wordt in april 2008 opgeroepen bij de UWV arts voor controle. Mocht het zo
zijn dat ze weer moet gaan werken dan moet de helft van de betaling aan de Postbank
door [naam03] worden opgevangen. We gaan, tegen die tijd, uiteraard kijken of we de rente
kunnen stopzetten etc.. Nu is dit moeilijk vanwege de verzekering.
Mocht het huis in de toekomst verkocht worden dan moet de helft van de winst verrekend
worden met de Postbank. Mits deze lening nog bestaat anders de helft naar [voornaam persoon01] .
[…]
Ik hoop dat dit voorstel wel in goede aarde valt […]”.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[persoon01] vordert voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [persoon02] te veroordelen alle benodigde (recente) bescheiden betreffende de
woning, levensverzekeringen en hypotheek in het geding te brengen; en
II.
Primairde verdeling van de eenvoudige gemeenschap vast te stellen of te gelasten, te
weten de onroerende zaak staande en gelegen aan de [adres01] te
[postcode01] Rotterdam en;
i. te bepalen dat de woning verkocht zal worden en daarbij:
a. te bepalen dat Martijn Makelaar als verkopend makelaar wordt aangesteld en de vraag- en laatprijs van de woning bindend vaststelt en [persoon01] te machtigen om, indien nodig, namens [persoon02] akkoord te gaan met toekomstige adviezen van de makelaar ten aanzien van de promotie van de woning, alsook van de vraag- en laatprijs van de woning, dan wel een makelaar te benoemen;
b. [persoon02] te veroordelen haar medewerking te verlenen tot verkoop van de woning, waaronder begrepen het in behoorlijke staat openstellen van de woning voor bezichtigingen door potentiële kopers en hun, vergezeld door de makelaar, daartoe toegang te verschaffen, één en ander op verbeurte van een dwangsom van €1.000,- voor iedere keer dat [persoon02] de woning niet op verzoek van de makelaar openstelt respectievelijk niet in behoorlijke staat openstelt voor bezichtigingen door potentiële kopers samen met de makelaar;
c. [persoon02] te veroordelen om, indien een kandidaat-koper naar het oordeel van de makelaar op redelijk te achten voorwaarden bereid is tot aankoop van de woning over te gaan, binnen één week na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de hiervoor bedoelde makelaar of [persoon01] het koopcontract te ondertekenen, op verbeurte van een dwangsom van €1.000,- voor iedere dag dat [persoon02] niet overgaat tot ondertekening van de definitieve, door de makelaar opgestelde, koopovereenkomst;
d. [persoon02] te veroordelen om, in geval van verkoop van de woning,
binnen één week na een schriftelijk verzoek van [persoon01] , haar volledige medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van haar aandeel in de onroerende zaak - en voor zover dit daartoe rechtens noodzakelijk is - te verschijnen voor de notaris, zulks op een door de notaris te bepalen datum en plaats, en haar medewerking te verlenen aan de (notariële) akte strekkende tot eigendomsoverdracht;
e. te bepalen dat wanneer [persoon02] in gebreke blijft om aan de in het vonnis uitgesproken veroordelingen te voldoen, het vonnis in de plaats treedt van haar medewerking aan, toestemming voor of ondertekening van het koopcontract en/of de notariële leveringsakte;
f. te bepalen dat [persoon02] de woning in geval van verkoop uiterlijk 48 uur vóór de dag van eigendomsoverdracht, onder afgifte van de sleutels aan de notaris, ontruimd dient te hebben met alle daarin aanwezige personen en zaken;
g. te bepalen dat wanneer [persoon02] in gebreke blijft om aan de onder sub f uitgesproken veroordeling te voldoen, de kosten van nadere maatregelen tot ontruiming voor rekening komen van [persoon02] ;
h. te bepalen dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten
van de makelaar, de notaris en de overige kosten van de verkoop en levering te dragen;
ii. te bepalen dat de hypothecaire geldlening bij de eigendomsoverdracht zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning;
iii. te bepalen dat de uit te keren waarden van de aan de hypotheek gekoppelde levensverzekeringen bij helfte tussen partijen wordt verdeeld;
iv. te bepalen dat de overwaarde bij helfte dient te worden verdeeld, dan wel dat ieder de helft van een eventuele restschuld dient te dragen;
Subsidiairwanneer mocht blijken dat [persoon02] de woning kan overnemen en [persoon01] kan
laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, de verdeling van de
eenvoudige gemeenschap vast te stellen of te gelasten, te weten de onroerende
zaak staande en gelegen aan de [adres01] te [postcode01] Rotterdam en
daarbij:
i. Martijn Makelaar te Rotterdam te benoemen ter vaststelling van de
actuele waarde in het economisch verkeer van de woning, dan wel een andere deskundige te benoemen;
ii. de verdeling van de woning zal vaststellen met toedeling daarvan aan
[persoon02] , aldus dat [persoon01] haar onverdeelde helft in de eigendom van
de woning aan [persoon02] zal overdragen, onder de opschortende voorwaarde dat de hypotheeknemer [persoon01] ontslaat uit haar hoofdelijke verplichtingen met betrekking tot de hypotheekschuld van partijen;
iii. te bepalen dat [persoon02] alle op de woning gevestigde
hypothecaire leningen voor haar rekening zal nemen en als eigen schuld
zal voldoen, met vrijwaring van [persoon01] ;
iv. het bedrag vast te stellen waarmee [persoon02] krachtens deze verdeling
wordt overbedeeld en welk bedrag [persoon02] aan [persoon01] dient uit te keren;
v. [persoon02] te veroordelen onherroepelijk volmacht te verlenen aan een aan notariskantoor Schaap te Rotterdam verbonden notaris en aan ieder
van de medewerkers, ten tijde van de gebruikmaking van de volmacht
werkzaam op voornoemd kantoor, zowel aan hen tezamen als aan ieder
van hen afzonderlijk, om namens ieder der partijen de akte waarin de
woning wordt toegedeeld aan [persoon02] te ondertekenen, de
hiervoor benodigde stukken op te maken en te tekenen, woonplaats
te kiezen en verder al datgene te verrichten dat de gevolmachtigde
raadzaam zal oordelen, een en ander met de macht van de in-de-plaatsstelling om te bewerkstelligen dat voormelde woning
goederenrechtelijk wordt geleverd aan [persoon02] , hetgeen eerst zal
geschieden nadat [persoon01] uit de hoofdelijkheid van de hypothecaire
verplichtingen is ontslagen;
vi. [persoon02] te veroordelen om het bedrag bedoeld onder sub v, dat [persoon02]
ter verwerving van die onverdeelde helft van de woning, aan [persoon01]
dient te betalen, uiterlijk ter gelegenheid van het verlijden van een
notariële akte van verdeling van de woning ten behoeve van [persoon01] over
te maken van de derdengeldrekening van onder de hiervoor genoemde
notaris en de genoemde notaris onherroepelijk opdracht te verstrekken
om, direct nadat voornoemde levering heeft plaatsgevonden, hen het
bedrag uit overbedeling uit te betalen op de rekening van [persoon01] ;
vii. te bepalen dat wanneer [persoon02] in gebreke blijft om aan de in het
vonnis uitgesproken veroordelingen te voldoen, het vonnis in de plaats treedt van haar medewerking aan, toestemming voor of ondertekening van de notariële akte;
viii. te bepalen dat [persoon02] gehouden is de kosten van de makelaar, de
notaris en de overige kosten van de verkoop en levering te dragen dan
wel een andere verdeling van de kosten als de rechtbank juist acht;
Meer subsidiaireen zodanige verdeling vast te stellen of te gelasten van de eenvoudige gemeenschap van partijen als de rechtbank juist acht;
III. Indien de een of beide genoemde levensverzekeringen niet gekoppeld zijn aan de hypotheek, het bedrag te bepalen dat [persoon01] nog uit deze levensverzekeringen dient te ontvangen, vermeerderd met wettelijke rente;
IV. [persoon02] te veroordelen in de werkelijke kosten van deze procedure, althans de kosten conform het liquidatietarief, de nakosten daaronder begrepen, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
De conclusie van [persoon02] strekt primair tot afwijzing van het gevorderde. Subsidiair, voor het geval de rechtbank tot het oordeel komt dat de vorderingen van [persoon02] niet toewijsbaar zijn en de vorderingen van [persoon01] ertoe leiden dat [persoon02] een bedrag aan overwaarde dient te betalen, concludeert [persoon02] tot een uitstel van verdeling. In beide gevallen met veroordeling van [persoon01] in de proceskosten.
in reconventie
3.3.
Na eiswijziging vordert [persoon02] in reconventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
Primair
I. te verklaren voor recht dat partijen in 2007 afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de woning en de financiële gevolgen daarvan, inhoudende dat de woning wordt toebedeeld aan [persoon02] tegen de waarde gelijk aan de uitstaande hypotheek in 2007 van € 145.814,00; en
II. partijen te verplichten hun medewerking te verlenen aan het passeren van een notariële akte, op initiatief en op kosten van [persoon02] , indien [persoon02] daarbij kan voldoen aan de voorwaarde dat [persoon01] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de op de woning rustende hypotheek wordt ontslagen binnen 3 maanden na dagtekening van het vonnis, of zoveel langer als de hypotheekhouder nodig heeft voor beoordeling van de aanvraag, zonder dat [persoon02] daarbij een bedrag aan overwaarde verschuldigd is aan [persoon01] ; en
III. te bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning benodigde toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [persoon01] , indien [persoon01] niet vrijwillig haar medewerking daaraan verleent;
Subsidiair
IV. te bepalen dat de woning staande en gelegen aan de [adres01] te Rotterdam wordt toebedeeld aan [persoon02] , onder de voorwaarde dat [persoon01] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de op de woning rustende hypotheekschuld wordt ontslagen binnen 3 maanden na dagtekening van het vonnis, of zoveel langer als de hypotheekhouder nodig heeft voor beoordeling van de aanvraag, zonder dat [persoon02] daarbij een bedrag aan overwaarde verschuldigd is aan [persoon01] en;
V. partijen te verplichten hun medewerking te verlenen aan het passeren van een notariële akte, op initiatief en op kosten van [persoon02] , indien [persoon02] daarbij kan voldoen aan de voorwaarde dat [persoon01] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de op de woning rustende hypotheek wordt ontslagen binnen 3 maanden na dagtekening van het te wijzen vonnis, zonder dat [persoon02] daarbij een bedrag aan overwaarde verschuldigd is aan [persoon01] en;
VI. te bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning benodigde toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [persoon01] , indien [persoon01] niet vrijwillig haar medewerking daaraan verleent;
In alle gevallen
VII. [persoon01] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.4.
Ter zitting heeft [persoon01] geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde in reconventie.
3.5.
Op de stellingen van partijen in conventie en in reconventie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank die vorderingen gezamenlijk behandelen.
Is verdeling overeengekomen?
4.2.
Tussen partijen bestaat een eenvoudige gemeenschap als bedoeld in artikel 3:166 BW. Zij hebben gezamenlijk een koopwoning en een hypothecaire schuld. In deze zaak is aan de orde de vraag of overeenstemming is bereikt over de verdeling van de eenvoudige gemeenschap. Voor zover dit niet het geval is, twisten partijen over de wijze van verdeling en de waardering.
4.3.
[persoon02] stelt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van hun eenvoudige gemeenschap. Zij beroept zich ten bewijze daarvan op de in 2.10 genoemde e-mail van 13 november 2007. Hieruit blijkt volgens haar dat partijen zijn overeengekomen dat de woning aan haar zou worden toegedeeld en dat zij de volledige onderwaarde voor haar rekening zou nemen. [persoon01] betwist dit. Volgens haar waren partijen het er wel over eens dat [persoon02] de woning zou overnemen, maar heeft zij ( [persoon01] ) daar in de e-mail van 13 november 2007 een aantal voorwaarden aan verbonden. In het bijzonder de voorwaarde dat wanneer de woning in de toekomst zou worden verkocht, de helft van de overwaarde verrekend zou worden met de schuld bij de Postbank, dan wel aan haar ( [persoon01] ) zou worden uitgekeerd. Op die e-mail van 13 november 2007 is geen reactie van of namens [persoon02] ontvangen.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 6:217 lid 1 BW komt een overeenkomst tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. De aanvaarding moet inhoudelijk overeenstemmen met het gedane aanbod. Of hiervan sprake is, hangt af van wat partijen hebben verklaard en uit elkaars gedragingen en verklaringen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij meerdere malen hebben gecommuniceerd over de verdeling van de woning en de aflossing van hun gemeenschappelijke schulden. Zo heeft [persoon02] , althans haar adviseur, op 18 januari 2007 voorgesteld dat [persoon02] de woning zou overnemen onder de in die e-mail gestelde voorwaarden (zie 2.7). Deze voorwaarden hielden - kort gezegd - in dat partijen met een viertal schuldeisers een regeling zouden treffen tegen finale kwijting. [persoon01] heeft hierop weliswaar op 19 maart 2007 bevestigend gereageerd, maar uit de e-mail van [naam01] van 16 augustus 2007 blijkt dat de door partijen voorgestane schuldsaneringsregeling niet tot stand kon worden gebracht. [naam01] schrijft: “
Ik heb vandaag de Postbank aan de lijn gehad i.v.m. het voorstel tegen finale kwijting. Dit gaat niet door omdat [voornaam persoon01] een verzekering heeft die de maandlast overneemt.”(zie 2.8). Hiermee kwam de eerder bereikte overeenstemming te vervallen. Uit de brief van 2 oktober 2007 van [persoon02] (zie 2.9) maakt de rechtbank op dat [persoon02] vervolgens een nieuw aanbod heeft gedaan. Dat [persoon01] dit aanbod vervolgens heeft aanvaard, volgt evenwel niet uit de e-mail van 13 november 2007. Hoewel [naam01] namens [persoon01] in de e-mail van 13 november 2007 (zie 2.10) te kennen geeft
“ [voornaam persoon01] is akkoord met het voorstel om het huis volledig op [naam03] haar naam te zetten”gaat [persoon02] eraan voorbij dat in diezelfde e-mail aan de aanvaarding door [persoon01] een aantal voorwaarden is verbonden, waaronder de voorwaarde dat bij verkoop van de woning de helft van de overwaarde van de woning wordt gebruikt voor aflossing van de dan nog resterende schuld aan de Postbank, dan wel, indien geen schuld aan de Postbank meer resteert, aan [persoon01] wordt uitgekeerd.
De aanvaarding van [persoon01] wijkt dus - op een niet-ondergeschikt punt - af van het aanbod van [persoon02] . Ingevolge artikel 6:225 lid 1 BW heeft die aanvaarding daarom te gelden als een nieuw aanbod en als een verwerping van het aanbod van [persoon02] . Niet is gebleken dat het nieuwe aanbod van [persoon01] door [persoon02] is aanvaard. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [persoon02] betoogd dat [persoon02] uitvoering heeft gegeven aan het aanbod van [persoon01] door de schuld aan de Postbank af te lossen, maar dat [persoon02] ermee akkoord is gegaan om de helft van de overwaarde bij verkoop van de woning aan [persoon01] af te dragen, is gesteld noch gebleken en dus is het aanbod van [persoon01] niet aanvaard. Uit het voorgaande volgt dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de gemeenschap. Daarom wordt de primaire reconventionele vordering van [persoon02] afgewezen.
Op welke wijze moet verdeeld worden?
4.6.
De rechtbank komt hiermee toe aan de beoordeling van de vorderingen die strekken tot verdeling van de gemeenschap. Beide partijen willen dat er een einde komt aan de onverdeeldheid van de woning, maar iedere partij staat een andere wijze van verdeling voor. Indien de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling van een gemeenschap kunnen bereiken, kan de rechter de verdeling daarvan op de voet van artikel 3:185 lid 1 BW vaststellen. Daarbij dient, zoals in dat artikel is bepaald, naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hij behoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631).
4.7.
[persoon01] stelt primair dat de woning moet worden verkocht, dat de hypothecaire schuld uit de verkoopopbrengst moet worden afgelost en dat van het bedrag dat dan resteert (de overwaarde) iedere partij de helft toekomt. Voor het geval [persoon02] in staat blijkt de woning over te nemen met ontslag van [persoon01] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, vordert [persoon01] subsidiair dat de woning aan [persoon02] wordt toegedeeld met vergoeding aan haar ( [persoon01] ) van de helft van de overwaarde.
4.8.
[persoon02] voert verweer tegen de door [persoon01] voorgestelde wijze van afwikkelen. [persoon02] wenst de woning toegedeeld te krijgen naar de waarde per november 2007 nu dit volgens haar het meest redelijk en billijk is. De woning is toen immers feitelijk al aan haar toegedeeld, zo stelt zij. Bovendien heeft zij sindsdien alle aan de woning verbonden lasten, inclusief de kosten van het onderhoud, geheel voldaan. De hypothecaire schuld moet ook aan haar worden toegerekend. Bij een verdeling op deze wijze is [persoon02] niets aan [persoon01] verschuldigd.
4.9.
Omdat [persoon01] er geen bezwaar tegen heeft dat de woning aan [persoon02] wordt toegedeeld indien [persoon02] in staat blijkt de woning over te nemen, zal de rechtbank dat als uitgangspunt nemen. De vraag is dan tegen welke waarde de woning aan [persoon02] moet worden toegedeeld. Volgens vaste jurisprudentie geldt als peildatum voor de waardering van een gemeenschappelijk goed in de regel de datum van de verdeling (dat is in dit geval de datum van dit vonnis). Dit is slechts anders als partijen een andere datum zijn overeengekomen, of als op grond van redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard (vgl. HR 22 september 2000, LJN AA7205, NJ 2000/643).
4.10.
Tussen partijen staat als onbetwist vast dat de woning in 2006 en 2007 lange tijd te koop heeft gestaan zonder dat een enkel bod op de woning is gedaan. De woning stond vanaf begin 2007 leeg en partijen konden de hypotheeklasten niet voldoen. Daarnaast waren er andere schulden. Overleg leidde niet tot overeenstemming over de wijze van aflossing van de schulden en verdeling van de woning (zie 4.5). Een executieverkoop van de woning was aan de orde. Bij een executieverkoop zou sprake zijn van een restschuld. Deze zou mogelijk kwijtgescholden kunnen worden onder de nationale hypotheekgarantie, maar van enige overwaarde zou geen sprake zijn. [persoon02] heeft toen de huur van haar woning aan de [straatnaam01] opgezegd en is (weer) in de woning gaan wonen. Vanaf november 2007 voldoet [persoon02] alle lasten verbonden aan de woning. Daardoor is de woning voor partijen behouden gebleven. Dat thans sprake is van een woning met overwaarde is dus aan [persoon02] toe te rekenen. Bovendien heeft [persoon02] sinds november 2007 naast de eigenaars- en gebruikerslasten het gehele onderhoud van de woning voor haar rekening genomen en heeft zij de woning op eigen kosten laten renoveren. Zij is daarvoor een lening aangegaan. [persoon01] heeft sinds 2007 niet geïnformeerd naar de staat van de woning en heeft niet gevraagd op de hoogte te worden gehouden van de staat van de woning. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat op grond van de redelijkheid en billijkheid de woning aan [persoon02] moet worden toegedeeld alsof die toedeling al in november 2007 heeft plaatsgevonden, dus tegen de waarde per november 2007. [persoon02] moet ook de hypotheekschuld naar de waarde per november 2007 voor haar rekening nemen en zij moet ervoor zorgen dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van [persoon01] voor de hypotheekschuld wordt beëindigd.
4.11.
Uit de stukken blijkt dat de vrije verkoopwaarde van de woning in november 2007 waarschijnlijk iets lager was dan de hypotheekschuld op dat moment. Bij toedeling van de woning en toerekening van de hypotheekschuld aan [persoon02] tegen de waarde per november 2007 is dus geen sprake van overbedeling van [persoon02] . Dit is door [persoon01] niet betwist. Voor zover sprake is van overbedeling van [persoon01] , maakt [persoon02] geen aanspraak op een vergoeding. Gelet hierop, leidt de toedeling van de woning aan [persoon02] tegen de waarde per november 2007 niet tot enige betalingsverplichting wegens overbedeling.
4.12.
De toedeling van de woning aan [persoon02] is onderworpen aan de voorwaarde dat [persoon02] ervoor zorgt dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van [persoon01] voor de hypotheekschuld wordt beëindigd. Dat kan op drie manieren: hetzij doordat de hypotheekbank [persoon01] ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, hetzij doordat [persoon02] de hypotheekschuld herfinanciert met een nieuwe lening, hetzij doordat de woning wordt verkocht en de hypotheekschuld wordt afgelost uit de verkoopopbrengst. [persoon02] krijgt zes
maanden de tijd na de datum van dit vonnis om een verklaring van de hypotheekbank aan [persoon01] te sturen waaruit blijkt dat de hypotheekbank bereid is [persoon01] te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld, dan wel een offerte van een financiële instelling aan [persoon01] te sturen voor een lening ter herfinanciering van de bestaande hypotheekschuld zonder hoofdelijke aansprakelijkheid van [persoon01] . Indien [persoon02] die verklaring of offerte binnen de genoemde zes maanden aan [persoon01] stuurt, zullen partijen vervolgens binnen twee weken gezamenlijk opdracht geven aan een notaris naar keuze van [persoon02] om te bewerkstelligen dat [persoon02] eigenaar van de woning wordt onder gelijktijdig ontslag van [persoon01] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld of gelijktijdige herfinanciering van de hypotheekschuld. De kosten van de notaris en de eventuele kosten van de hypotheekbank moeten door [persoon02] worden gedragen.
4.13.
Indien [persoon02] niet in staat is eigenaar van de woning te worden op de wijze zoals omschreven in 4.12, moet de woning worden verkocht zodat de hypotheekschuld uit de verkoopopbrengst kan worden afgelost en daarmee een einde kan komen aan de hoofdelijke aansprakelijkheid van [persoon01] voor de hypotheekschuld. Daartoe zal een verkoopmakelaar moeten worden aangesteld. Omdat de woning aan [persoon02] wordt toegedeeld en de netto-verkoopopbrengst dus aan [persoon02] toekomt, mag [persoon02] de verkoopmakelaar kiezen. Partijen moeten samen de verkoopopdracht aan de door [persoon02] gekozen makelaar geven. Dit moet gebeuren binnen een maand nadat is komen vast te staan dat [persoon02] niet in staat is eigenaar van de woning te worden op de wijze zoals omschreven in 4.12. De vraagprijs en de laatprijs van de woning zullen door [persoon02] worden bepaald omdat alleen zij belang heeft bij de verkoopopbrengst. Partijen moeten samen de leveringsakte tekenen waarbij de woning wordt geleverd aan de koper van de woning. Uit de verkoopopbrengst zullen op de dag van levering de hypotheekschuld en de kosten van de verkoopmakelaar en eventuele andere verkoopkosten worden betaald. Het daarna resterende bedrag komt aan [persoon02] toe.
4.14.
Om het risico van executieproblemen zoveel mogelijk weg te nemen, zal de rechtbank bepalen dat dit vonnis zo nodig in de plaats zal treden van de rechtshandelingen die een partij moet verrichten ingevolge het hiervoor bepaalde.
Levensverzekeringen
4.15.
[persoon01] vordert dat de waarde van de aan de hypotheek gekoppelde levensverzekeringen bij helfte tussen partijen wordt verdeeld.
4.16.
Uit de stukken maakt de rechtbank op dat er een beleggingsverzekering is of was bij ASR. Deze verzekering is of was verpand. [persoon01] stelt dat deze polis zonder haar toestemming is afgekocht en uitbetaald op een rekening van [persoon02] . [persoon02] betwist dat en stelt dat de polis is uitgekeerd aan [persoon01] . Voorts blijkt uit de stukken dat er nog een levensverzekering bij Fortis moet zijn.
4.17.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling over dit onderdeel overeenstemming bereikt. Zij zijn overeengekomen dat, voor zover de polissen bij ASR en Fortis er nog zijn, deze zullen worden afgekocht of beëindigd en de opbrengst, voor zover daarvan sprake is, bij helfte tussen partijen zal worden verdeeld. Mocht een polis verpand zijn en daarom niet afgekocht of beëindigd kunnen worden, dan zal die polis aan [persoon02] worden toegedeeld onder de verplichting om de helft van de waarde, voor zover daarvan sprake is, aan [persoon01] te vergoeden. De rechtbank zal aldus beslissen.
Proceskosten
4.18.
De proceskosten van partijen zullen, gelet op hun relatie (ex-partners), zowel in conventie als in reconventie worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.19.
Partijen hebben beide gevorderd dat onderhavig vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard. Ter zitting zijn zij echter overeengekomen om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te laten verklaren. Daarom zal de rechtbank dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
deelt de woning toe aan [persoon02] en rekent de hypotheekschuld toe aan [persoon02] tegen de waarde per november 2007, zonder dat één der partijen een bedrag wegens overbedeling verschuldigd is aan de andere partij, onder de verplichting van [persoon02] om ervoor te zorgen dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van [persoon01] voor de hypotheekschuld wordt beëindigd op de wijze zoals omschreven in 4.12 en 4.13;
5.2.
gelast [persoon01] mee te werken aan de uitvoering van de verdeling ingevolge 5.1;
5.3.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de rechtshandelingen die een partij moet verrichten uit hoofde van het bepaalde in 5.1 en 5.2 maar waarmee zij in gebreke blijft;
5.4.
bepaalt dat de polissen bij ASR en Fortis, voor zover die nog bestaan, moeten worden afgekocht of beëindigd en dat de opbrengst, voor zover daarvan sprake is, bij helfte tussen partijen moet worden verdeeld. Voor het geval een polis verpand is en daarom niet afgekocht of beëindigd kan worden, wordt die polis hierbij toegedeeld aan [persoon02] onder de verplichting om de helft van de waarde, voor zover daarvan sprake is, aan [persoon01] te vergoeden;
5.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is getekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
3645/3310