In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2023 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De rechtbank had eerder, op 16 maart 2023, de schuldsaneringsregeling uitgesproken op verzoek van de rechtbank Gelderland. De bewindvoerder, M. den Uil, diende op 19 september 2023 een verzoek in tot beëindiging van de regeling, na een verhoor op 14 september 2023 waarbij de schuldenaar niet aanwezig was. Tijdens de zitting op 16 november 2023 werd de schuldenaar gehoord, maar de rechtbank ontving op 12 december 2023 een bericht van de bewindvoerder dat er geen voortgang was geboekt door de schuldenaar.
De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar tekort was geschoten in zijn inspanningsverplichting, informatieverplichting en afdrachtverplichting. De schuldenaar had geen fulltime werk, geen sollicitatieactiviteiten aangetoond en had niet gereageerd op verzoeken van de bewindvoerder. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet actief had meegewerkt aan de regeling en dat er geen sprake was van een saneringsgezinde houding. Daarom werd de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast, maar constateerde dat er geen baten beschikbaar waren om vorderingen te voldoen.
De uitspraak biedt inzicht in de verplichtingen van schuldenaren binnen een schuldsaneringsregeling en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De rechtbank benadrukt het belang van actieve medewerking van de schuldenaar om de regeling succesvol te doorlopen.