ECLI:NL:RBROT:2023:12409

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
FT EA 23-58
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2023 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De schuldenaar is vanaf het begin van de schuldsaneringsregeling tekortgeschoten in de nakoming van zowel de inspanningsverplichting als de informatieverplichting. De bewindvoerder heeft op 23 oktober 2023 verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, wat door de rechter-commissaris is goedgekeurd. Tijdens de zitting op 8 december 2023 zijn zowel de bewindvoerder als de schuldenaar gehoord. De bewindvoerder heeft aangegeven dat de schuldenaar meerdere verplichtingen niet is nagekomen, waaronder het niet indienen van inlichtingenformulieren met inkomsten en uitgaven, en het niet verstrekken van bewijs van sollicitaties. De schuldenaar heeft verklaard dat hij uit de schuldsaneringsregeling wil, omdat hij per februari 2024 een opleiding en een betaalde baan heeft gevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen en dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet langer wenselijk is. Op basis van artikel 350, derde lid, onder c en g, van de Faillissementswet heeft de rechtbank besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 2.093,45, aangezien er geen baten beschikbaar zijn voor de voldoening van vorderingen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 15 december 2023
Bij vonnis van deze rechtbank van 20 februari 2023 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres]
[woonplaats],
schuldenaar,
bewindvoerder: mr. W.P. Groenendijk.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 23 oktober 2023 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 23 november 2023 een laatste stand van zaken doen toekomen.
De bewindvoerder en schuldenaar zijn gehoord ter terechtzitting van 8 december 2023.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Standpunt bewindvoerder
Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging heeft de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenaar meerdere verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet is nagekomen. Uit de voordracht tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling, d.d. 17 oktober 2023, blijkt dat schuldenaar een tekortkoming heeft laten ontstaan in de nakoming van de informatieplicht en in de nakoming van de sollicitatieverplichting.
Schuldenaar heeft vanaf aanvang van de schuldsaneringsregeling geen inlichtingenformulieren met de inkomsten en uitgaven verstrekt. Ook heeft schuldenaar vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregeling geen inlichtingenformulieren met sollicitaties verstrekt. Schuldenaar heeft in de periode februari 2023 tot augustus 2023 per e-mail 12 sollicitaties aan de bewindvoerder verstuurd. Hij heeft echter geen bewijsstukken overgelegd van zijn sollicitaties. Deze tekortkomingen zijn bij het verhoor van 31 augustus 2023 besproken. Na het verhoor is afgesproken dat schuldenaar alsnog de inlichtingenformulieren zou overleggen en deze voortaan stipt zou verstrekken. Ook is toen afgesproken dat de schuldsaneringsregeling verlengd zou worden met drie maanden, wat is gebeurd bij beschikking van 14 september 2023. Ondanks deze afspraken heeft de bewindvoerder ook na het verhoor van 31 augustus 2023 geen inlichtingenformulieren van schuldenaar ontvangen.
Daarnaast is op 13 december 2022, vlak voor datum toelating, een schuld ontstaan ter hoogte van € 518,95 aan de Nationale Handelsacademie. Indien deze schuld bij de toelatingszitting bekend was geweest, zou naar verwachting geoordeeld zijn dat schuldenaar niet te goeder trouw is geweest bij het ontstaan van deze schuld en zou zijn verzoek mogelijk zijn afgewezen.
De bewindvoerder heeft in de laatste stand van zaken van 23 november 2023 en ter zitting verklaard dat de stand van zaken ongewijzigd is. Hij heeft zijn standpunt om de schuldsaneringsregeling te beëindigen gehandhaafd.
Standpunt schuldenaar
Schuldenaar heeft ter zitting verklaard dat hij uit de schuldsaneringsregeling wil. Hij heeft inmiddels, per februari 2024, een opleiding en betaalde baan gevonden. Schuldenaar wil zijn (schulden)problematiek op zijn eigen manier oplossen. Hij begrijpt en aanvaardt de gevolgen van een tussentijdse beeindiging van de schuldsaneringsregeling.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 38.386,71 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat schuldenaar vanaf aanvang van de schuldsaneringsregeling tekort is geschoten in de nakoming van de informatieverplichting en de sollicitatieverplichting. Schuldenaar heeft geen inlichtingenformulieren met sollicitaties overgelegd. Ook heeft hij geen inlichtingenformulieren met de inkomsten en uitgaven verstrekt. Schuldenaar heeft deze tekortkomingen niet weersproken. Hiermee komt vast te staan dat schuldenaar niet heeft voldaan aan de informatieverplichting en de sollicitatieverplichting.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaar niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenaar, in elk geval na de waarschuwingsbrief van 5 juli 2023 en het verhoor door de rechter-commissaris van 31 augustus 2023, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
De rechtbank stelt bovendien vast dat schuldenaar de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet langer wenselijk acht.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en g, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.093,45.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.