ECLI:NL:RBROT:2023:12404

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
FT EA 21-1300
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen

Op 15 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De schuldenaar is niet ter zitting verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De bewindvoerder heeft verzocht om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat de schuldenaar meerdere verplichtingen niet is nagekomen. Dit betreft onder andere de sollicitatieverplichting, waarover geen aantoonbare sollicitaties zijn ontvangen sinds de aanvang van de regeling. Daarnaast heeft de schuldenaar nieuwe schulden laten ontstaan, waaronder een schuld aan Stroomopwaarts van € 3.980,81 en een schuld aan de Belastingdienst van € 937,00. Tevens is er sprake van een boedelachterstand van € 3.835,50, omdat de schuldenaar zijn inkomsten boven het vrij te laten bedrag niet heeft afgedragen aan de boedel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar tekort is geschoten in zijn verplichtingen en dat hij bovendien verdacht wordt van diefstal, waarvoor een strafrechtelijke procedure loopt. De rechtbank oordeelt dat de schuldenaar geen blijk heeft gegeven van een saneringsgezinde houding en dat zijn tekortkomingen niet te verwijten zijn. Op basis van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet heeft de rechtbank besloten de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 2.865,74, aangezien er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen.

De uitspraak is gedaan door mr. C.G.E. Prenger en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 15 december 2023
Bij vonnis van deze rechtbank van 3 januari 2022 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres]
[woonplaats],
schuldenaar,
bewindvoerder: M.A.T. Noordzij.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 28 september 2023 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 6 december 2023 een laatste stand van zaken doen toekomen.
Ter terechtzitting van 8 december 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • de heer M.A.T. Noordzij, bewindvoerder;
  • mevrouw N. Yerlikya, beschermingsbewindvoerder.
Schuldenaar is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging heeft de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenaar meerdere verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet is nagekomen.
Op schuldenaar is de sollicitatieverplichting van toepassing. Vanaf aanvang van de regeling tot en met heden zijn er geen aantoonbare sollicitaties ontvangen. Daarnaast heeft schuldenaar een tekortkoming laten ontstaan in de informatieverplichting. Schuldenaar wordt verdacht van diefstal van schopplaten. Hiervoor loopt een strafzaak. De schade van de diefstal bedraagt, volgens de advocaat van schuldenaar, ongeveer € 19.500,00. Schuldenaar moet nog stukken aanleveren omtrent de strafzaak. Verder is sprake van twee nieuwe schulden. Schuldenaar heeft een nieuwe schuld aan Stroomopwaarts laten ontstaan van in totaal € 3.980,81. Hiervan staat nog € 2.480,81 open. Daarnaast heeft schuldenaar nog een nieuwe schuld laten ontstaan aan de Belastingdienst ter hoogte van € 937,00. Dat gehele bedrag staat nog open. Tot slot is sprake van een (geschatte) boedelachterstand van € 3.835,50 doordat schuldenaar de inkomsten boven het vrij te laten bedrag niet heeft afgedragen aan de boedel. Deze tekortkomingen zijn ook besproken op het verhoor van 4 september 2023.
De bewindvoerder heeft in de laatste stand van zaken van 6 december 2023 en ter zitting verklaard dat de stand van zaken ongewijzigd is. Hij heeft zijn standpunt om de schuldsaneringsregeling te beëindigen gehandhaafd.
De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat schuldenaar niet ontkent dat hij de schopplaten heeft gestolen. Hiervoor loopt nog een strafzaak. De advocaat van schuldenaar verwacht een veroordeling. Schuldenaar was bovendien op de hoogte van deze zitting, maar legt zich bij de situatie neer.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 46.301,59 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat schuldenaar is tekort geschoten in de nakoming van zijn solliciatieverplichting. Schuldenaar heeft sinds januari 2022 niet aantoonbaar gesolliciteerd. Voorts stelt de rechtbank vast dat schuldenaar twee nieuwe schulden heeft laten ontstaan. Schuldenaar heeft bij Stroomopwaarts een schuld laten ontstaan van in totaal € 3.980,81, waarvan nu nog € 2.480,81 openstaat. Daarnaast heeft hij een schuld laten ontstaan bij de Belastingdienst ter hoogte van € 937,00. Dat gehele bedrag staat nog open. Schuldenaar heeft bovendien een boedelachterstand laten ontstaan ter hoogte van € 3.835,50 en is tekortgeschoten in de nakoming van de informatieverplichting. Schuldenaar wordt bovendien verdacht van diefstal, waarvoor thans een strafrechtelijke procedure loopt. Dit (financiële delict)gedrag is onverenigbaar met het wezen van de wsnp, waarbij op basis van goed, saneringsgezind gedrag het vooruitzicht van een schone lei bestaat.
Voldoende is komen vast te staan dat schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. Schuldenaar heeft gelet op zijn handelswijze geen blijk gegeven van een saneringsgezinde houding. Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaar niet te verwijten zijn, is bovendien niet aannemelijk geworden.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.865,74.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.