In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen Hoogwegt Cheese B.V. en Girolac GmbH. Hoogwegt, gevestigd in Arnhem, heeft Girolac, een Duitse vennootschap, aangeklaagd voor een geschil dat voortvloeit uit drie overeenkomsten met betrekking tot de verkoop en levering van kaas. Girolac heeft in het incident aangevoerd dat de rechtbank onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen, omdat de partijen bij het aangaan van de overeenkomsten arbitrage hebben afgesproken via de MPC-condities, die exclusief van toepassing zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verweer is gevoerd door Hoogwegt tegen de stelling van Girolac dat de rechtbank onbevoegd is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat zij op basis van het arbitragebeding en de relevante wetgeving, met name artikel 1022 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Dit betekent dat de vorderingen van Hoogwegt niet door de rechtbank kunnen worden behandeld, en dat het geschil over de overeenkomsten door een arbiter moet worden beslecht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat Hoogwegt als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld, zowel in het incident als in de hoofdzaak.