ECLI:NL:RBROT:2023:12400

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
C/10/633271 / HA ZA 22-129
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding en ontbinding van aannemingsovereenkomst tussen Bojoho B.V. en Crop Alliance B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben de eiseressen Bojoho B.V. en Hoex Bouw B.V. een vordering ingesteld tegen de gedaagden Crop Alliance B.V. en GSV Baarland B.V. De procedure betreft een geschil over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor de bouw van bassins voor het fermenteren van augurken. De rechtbank heeft op 27 december 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het tussenvonnis van 17 mei 2023 als uitgangspunt is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van Bojoho en GSV zijn afgewezen, terwijl de vorderingen van Hoex tegen Crop zijn toegewezen. Hoex werd veroordeeld tot schadevergoeding aan Crop, die voortvloeit uit de wanprestatie van Hoex bij de uitvoering van de overeenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bassins niet constructief veilig zijn en dat de naden niet deugdelijk zijn gekit, wat heeft geleid tot de ontbinding van de overeenkomst door Crop. De schadevergoeding is vastgesteld op € 825.548,28, inclusief wettelijke rente. Daarnaast is Hoex veroordeeld in de proceskosten van Crop, die zijn vastgesteld op € 21.663,85. De rechtbank heeft de uitvoerbaarheid bij voorraad van de veroordelingen uitgesproken, wat betekent dat Hoex onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/633271 / HA ZA 22-129
Vonnis van 27 december 2023
in de zaak van

1.BOJOHO B.V.,

gevestigd in Venlo,
2.
HOEX BOUW B.V.,
gevestigd in Venray,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. D. Bercx te Nijmegen,
tegen

1.CROP ALLIANCE B.V.,

2.
GSV BAARLAND B.V.,
beide gevestigd in Baarland,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. I.P. de Groot te Rotterdam.
Partijen worden hierna Bojoho, Hoex, Crop en GSV genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 mei 2023 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin vermelde stukken;
  • het verzoek van Hoex om hoger beroep tegen het tussenvonnis toe te staan, de reactie daarop van Crop en de afwijzing van dit verzoek door de rechtbank;
  • de akte na tussenvonnis tevens aanpassing van eis in reconventie van Crop, met producties 1 tot en met 10;
  • de antwoordakte van Bojoho en Hoex, met producties 24 en 25;
  • de reactie antwoordakte van Crop, met productie 1;
  • het bezwaar van Hoex tegen de reactie antwoordakte van Crop, de beslissing van de rechtbank om die akte bij de beoordeling te betrekken, het bezwaar van Hoex tegen deze beslissing en de afwijzing van dat bezwaar door de rechtbank;
  • de antwoordakte uitlaten productie van Bojoho en Hoex.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.
2. Samenvatting van het tussenvonnis
2.1.
De vorderingen van en tegen Bojoho worden afgewezen, net als de vorderingen van en tegen GSV. De in dit verband gemaakte proceskosten worden vastgesteld op nihil (4.2 tot en met 4.11 van het tussenvonnis).
2.2.
De overeenkomst tussen Hoex en Crop houdt in dat Hoex voor Crop constructief veilige bassins voor het fermenteren van augurken zou bouwen en dat Hoex de naden tussen de kunststofplanken van deze bassins op een voedselveilige manier waterdicht zou maken (4.15 tussenvonnis). Crop mocht verwachten dat de bassins ten minste tien jaar geschikt zouden blijven voor het fermenteren van augurken (4.16 tussenvonnis). De constructieve veiligheid van de bassins is onvoldoende (4.21 tussenvonnis) en de naden tussen de kunststofplanken zijn niet deugdelijk gekit (4.23 tussenvonnis). Gelet op deze tekortkomingen van Hoex heeft Crop de overeenkomst rechtsgeldig ontbonden (4.29 tussenvonnis).
2.3.
Crop hoeft de onbetaalde facturen van Hoex niet te betalen. De vorderingen van Hoex worden afgewezen (4.31 tussenvonnis) en zij wordt uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld in de proceskosten van Crop in conventie (4.33 tussenvonnis), te vermeerderen met wettelijke rente bij niet tijdige betaling. Over de nakosten hoeven geen aparte beslissingen genomen te worden (4.34 tussenvonnis).
2.4.
Hoex wordt uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld om de door haar ontvangen factuurbedragen aan Crop terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente (4.35 tussenvonnis).
2.5.
Hoex wordt uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld in de deskundigenkosten van Cerfix en Solid Services, vermeerderd met wettelijke rente (4.37 tussenvonnis). Crop wordt veroordeeld in de kosten van [naam01] (4.38 tussenvonnis). De rechtbank zal deze kosten vaststellen in het kader van de reconventie.
2.6.
Hoex wordt veroordeeld in de buitengerechtelijke kosten van Crop, vermeerderd met wettelijke rente (4.39 tussenvonnis). In aanvulling op het tussenvonnis merkt de rechtbank op dat (ook) deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
2.7.
Crop wordt in de gelegenheid gesteld om haar vordering tot schadevergoeding nader te onderbouwen, waarop Hoex mag reageren (4.41 tussenvonnis). Crop moet de feitelijke situatie vergelijken met de hypothetische situatie, waarin Hoex de overeenkomst wel was nagekomen. In de hypothetische situatie waren de bassins tot 1 oktober 2029 geschikt geweest voor het fermenteren van augurken. In de feitelijke situatie zijn de bassins van meet af aan ondeugdelijk, moeten zij als afgeschreven worden beschouwd en worden gesloopt. Crop heeft de bassins feitelijk wel gebruikt. De daarmee gepaard gaande inkomsten en uitgaven moeten bij de schadebegroting worden betrokken. Crop mag van Hoex verwachten dat zij de bassins afbreekt en afvoert (4.42 tussenvonnis).
2.8.
De rechtbank heeft alle beslissingen aangehouden tot het eindvonnis (4.44 tussenvonnis).

3.De eiswijziging van Crop en de reactie daarop van Hoex

3.1.
Na het tussenvonnis heeft Crop haar eis in reconventie gewijzigd. Zij heeft haar derde vordering (hoofdelijke veroordeling van Bojoho en Hoex tot schadevergoeding op te maken bij staat) ingetrokken. In plaats daarvan vordert Crop, met handhaving van haar andere vorderingen, veroordeling van Hoex, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 901.968,28 aan Crop, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Verder vordert Crop veroordeling van Hoex in de (verdere) proceskosten, ook uitvoerbaar bij voorraad, waaronder de beslagkosten van € 3.185,85.
3.2.
Aan deze eiswijziging legt Crop ten grondslag dat zij haar schade heeft begroot op basis van de in het tussenvonnis geformuleerde uitgangspunten. Crop wenst een spoedige afronding van de procedure en heeft er daarom voor gekozen om in deze procedure alleen nog de volgens haar gemakkelijk bewijsbare schade te vorderen. Dit betreft de meerkosten voor de aanschaf van nieuwe bassins, dat wil zeggen het prijsverschil tussen de nieuwe bassins en de door Hoex gebouwde bassins (€ 378.390,78), rentelasten (€ 216.254,25), vervroegde afschrijving (€ 116.273,25) en sloopkosten (€ 191.050,00), samen € 901.968,28
3.3.
Hoex stelt dat de schadeberekening van Crop onjuist is en heeft een eigen berekening gemaakt. Hieruit volgt dat Crop geen schade heeft geleden, maar juist een voordeel heeft behaald.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna verder ingegaan.

4.De verdere beoordeling in reconventie

De eiswijziging

4.1.
Hoex heeft geen formele bezwaren tegen de eiswijziging van Crop geuit en de rechtbank acht deze wijziging niet ambtshalve in strijd met de goede procesorde. De rechtbank doet daarom recht op de gewijzigde eis.
De wijze van schadebegroting
4.2.
Het ligt op de weg van Crop om haar schade te onderbouwen aan de hand van een vergelijking tussen de feitelijke situatie en de hypothetische situatie (zie onder 2.7). Aan deze onderbouwing mogen geen onredelijk hoge eisen worden gesteld, omdat Hoex het door haar wanprestatie voor Crop onmogelijk heeft gemaakt om te bewijzen wat er was gebeurd als Hoex de overeenkomst wel was nagekomen. Mede in dit licht bezien voldoet de schadebegroting van Crop aan de daaraan te stellen eisen.
De bouw van nieuwe bassins
4.3.
Volgens Hoex is de schadebegroting van Crop ondeugdelijk. Crop neemt tot uitgangspunt dat er achttien betonnen bassins worden gebouwd en dat nieuwe deksels nodig zijn, omdat de betonnen bassins andere afmetingen hebben dan de door Hoex gebouwde bassins. Partijen zijn echter niet de bouw van achttien betonnen bassins overeengekomen, maar de bouw van 42 (kleinere) bassins met kunststof planken.
4.4.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat Crop verplicht is om nieuwe bassins te laten bouwen van dezelfde materialen en dezelfde afmetingen als de door Hoex gebouwde bassins. Daarbij is van groot belang dat de door Hoex gebouwde bassins ondeugdelijk zijn gebleken en dat Crop naar eigen zeggen geen partij heeft gevonden die in staat is om dezelfde bassins te bouwen als Hoex heeft gedaan (maar dan constructief veilig). Hoex betwist dit weliswaar, maar zij heeft geen partij(en) genoemd die daartoe volgens haar in staat is/zijn. Gelet hierop en gezien het oordeel in het tussenvonnis dat de door Hoex gebouwde bassins als afgeschreven moeten worden beschouwd en gesloopt moeten worden, staat het Crop vrij om in het kader van de schadebegroting uit te gaan van de bouw van nieuwe betonnen bassins. In het verlengde hiervan ziet de rechtbank geen reden waarom Crop geen achttien bassins zou mogen bouwen in plaats van 42. Dit betekent weliswaar dat nieuwe deksels nodig zijn, maar volgens Crop staat daar een kostenbesparing tegenover. Hoex heeft niet voorgerekend dat het bouwplan van Crop per saldo duurder uitvalt dan de bouw van 42 betonnen bassins van kleinere afmetingen, nog daargelaten wat daarvan het rechtsgevolg zou moeten zijn.
4.5.
Hoex merkt verder op dat Crop ten onrechte de volledige kosten van het coaten van de bassins in rekening wil brengen. Partijen zijn overeengekomen dat Hoex alleen de kunststof naden zou coaten en niet de rest van de bassins.
4.6.
Deze redenering gaat niet op. Dat er nieuwe bassins moeten worden gebouwd en gecoat, is het rechtstreekse gevolg van de wanprestatie van Hoex en de daarmee gemoeide kosten komen daarom voor haar rekening. Verder lijkt Hoex uit het oog te verliezen dat Crop kosten heeft moeten maken voor het coaten van de oude bassins door een derde partij en dat deze kosten grotendeels voor niets zijn gemaakt, omdat de bassins constructief ondeugdelijk zijn.
4.7.
Gelet op het voorgaande en omdat Hoex geen andere (voldoende kenbare en onderbouwde) argumenten tegen deze schadepost heeft aangedragen, komen de door Crop gevorderde meerkosten van de aanschaf van nieuwe bassins voor vergoeding in aanmerking.
Rentelasten
4.8.
Crop stelt dat zij niet beschikt over voldoende financiële middelen voor de aanschaf van nieuwe bassins en dat zij daarom geld zal moeten lenen, met rentelasten tot gevolg. Dit komt de rechtbank niet onaannemelijk voor. Hoex merkt weliswaar op dat Crop de keuze heeft om wel of geen geld te lenen, maar zij trekt niet gemotiveerd in twijfel dat Crop het benodigde geld niet kan vrijmaken en dus geld zal moeten lenen. Gelet hierop en omdat Hoex geen opmerkingen heeft gemaakt over de renteberekening van Crop, komt ook deze schadepost voor vergoeding in aanmerking. Als Hoex aanleiding ziet om kort na dit vonnis (eventueel onder protest) aan alle andere veroordelingen te voldoen en haar bassins zelf te slopen, dan is het goed mogelijk dat Crop geen of minder geld hoeft te lenen voor de aanschaf van de nieuwe bassins. Partijen zouden dan kunnen afspreken dat niet of niet volledig aan de veroordeling op het punt van de rentelasten voldaan hoeft te worden. Tot nu toe weigert Hoex echter iedere betaling, zodat op dit punt een veroordeling zal worden uitgesproken.
Vervroegde afschrijving
4.9.
De rechtbank leest in de antwoordakte van Hoex geen argumenten die specifiek betrekking hebben op deze schadepost, zodat ook deze post toewijsbaar is.
Sloopkosten
4.10.
Hoex stelt dat zij bereid is om de bassins te slopen, maar dat Crop voorwaarden stelt aan deze sloop. Gelet hierop is Crop op dit punt in schuldeisersverzuim en is er geen reden voor toewijzing van deze schadepost.
Met dit betoog gaat Hoex eraan voorbij dat zij op dit punt zelf in verzuim is geraakt. Crop wijst er namelijk onweersproken op dat zij geen reactie van Hoex heeft ontvangen op haar e-mailbericht van 20 juni 2023, waarin onder meer staat:
“Op grond van r.o. 4.42 van het vonnis d.d. 17 mei 2023 dient Hoex de 42 bassins af te breken. U hebt reeds (…) aangegeven dat Hoex zich niet met dat vonnis kan verenigen en dus daartegen beroep wenst in te stellen. Ik neem aan dat dat ook betekent dat Hoex niet voornemens is om thans tot afbraak van die bassins over te gaan.
Om hier geen misverstand over te laten bestaan, verzoek ik u vriendelijk om mij binnen een week na heden te laten weten of Hoex wel of niet bereid is om tot afbraak en afvoer van de bassins over te gaan. Daarmee kan zij dan in elk geval de schade waarvoor zij verantwoordelijk is op effectieve wijze beperken. Indien Hoex hiermee instemt, dan stel ik voor dat partijen in onderling overleg de agenda’s trekken om de organisatie rondom deze afbraak met elkaar te bespreken en hieromtrent praktische afspraken te maken.
Indien Hoex niet, niet tijdig of niet onvoorwaardelijk aangeeft bereid te zijn om tot deze afbraak over te gaan en hieromtrent praktische afspraken met Crop te maken, dan raakt Hoex ook ten aanzien van deze (afbraak)verplichting in verzuim. In dat geval zal Crop de bassins zelf laten afbreken en (ook) de kosten van deze afbraak op Hoex verhalen.”
Onder deze omstandigheden heeft Crop het recht om van Hoex thans vergoeding van de sloopkosten te vorderen. Over de hoogte van deze kosten, gebaseerd op een overgelegde offerte, heeft Hoex geen opmerkingen gemaakt.
4.11.
Wel merkt Hoex op dat de sloop van de huidige bassins Crop een financieel voordeel oplevert. In de hypothetische situatie had Crop de bassins rond 1 oktober 2029 moeten afbreken, terwijl de nieuwe bassins in de feitelijke situatie pas rond 1 oktober 2033 afgebroken hoeven te worden. Hoex begroot dit voordeel op 40% van de gevorderde sloopkosten.
4.12.
De rechtbank acht deze redenering niet onbegrijpelijk en stelt vast dat Crop daar in haar laatste akte niet op heeft gereageerd. Dat had wel van Crop verwacht mogen worden, omdat de door Hoex gestelde besparing mede volgt uit haar productie 24 en op deze productie mocht Crop in elk geval reageren. Gelet hierop zal de rechtbank de sloopkosten vaststellen op € 114.630,00, dat is 60% van het gevorderde bedrag. Zoals Crop ook al heeft opgemerkt, is het denkbaar dat niet of niet volledig hoeft te worden voldaan aan deze veroordeling als Hoex de sloop op korte termijn alsnog zelf ter hand neemt. Tot nu toe is dat niet gebeurd, zodat een veroordeling in de sloopkosten zal worden uitgesproken.
Conclusie wat betreft de vordering tot schadevergoeding
4.13.
Gelet op het voorgaande moet Hoex aan Crop een schadevergoeding van € 825.548,28 betalen (de optelsom van € 378.390,78, € 216.254,25, € 116.273,25 en € 114.630,00).
4.14.
De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar, evenals de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad.
Proceskosten
4.15.
De rechtbank veroordeelt Hoex in de proceskosten van Crop. Het bedrag van deze kosten wordt vastgesteld op:
- griffierecht € 5.737,00
  • salaris advocaat € 12.741,00 (3,0* punten x tarief € 4.247,00)
  • beslagkosten
Totaal € 21.663,85
* 1 punt voor de eis in reconventie, 1 punt voor de mondelinge behandeling, 0,5 punt voor de akte na tussenvonnis tevens aanpassing van eis in reconventie en 0,5 punt voor de reactie antwoordakte. Bezien in het licht van 4.38 van het tussenvonnis is er geen reden voor een vergoeding voor de akte uitlating deskundigenbericht. Met name gelet op de vordering tot schadevergoeding ziet de rechtbank onvoldoende grond om factor 0,5 toe te passen wegens samenhang met de conventie.
4.16.
Het verweer van Hoex tegen de beslagkosten slaagt niet. Hoex weerspreekt niet dat zij na het tussenvonnis heeft geweigerd om zekerheid te stellen voor € 600.000,00, naar Crop terecht stelt minder de helft van haar vordering. Dat Crop vervolgens beslag heeft doen leggen, is niet onrechtmatig te achten. Over de hoogte van de gevorderde beslagkosten heeft Hoex geen opmerkingen gemaakt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Bojoho in de proceskosten van Crop en GSV, vastgesteld op nihil;
5.3.
veroordeelt Hoex in de proceskosten van GSV, vastgesteld op nihil;
5.4.
veroordeelt Hoex in de proceskosten van Crop, vastgesteld op € 12.349,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW (hierna: de wettelijke rente) vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart 5.4 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen van GSV af;
5.7.
verklaart voor recht dat Crop de tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming op 19 november 2021 rechtsgeldig heeft ontbonden;
5.8.
veroordeelt Hoex tot betaling van € 363.000,00 aan Crop (het totaalbedrag van de door Crop betaalde facturen van Hoex), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 december 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.9.
veroordeelt Hoex tot betaling van € 10.007,50 aan Crop (de deskundigenkosten van Cerfix), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.10.
veroordeelt Hoex tot betaling van € 10.664,00 aan Crop (de deskundigenkosten van Solid Services), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.11.
veroordeelt Hoex tot betaling van € 3.590,00 aan Crop (de buitengerechtelijke kosten, gerelateerd aan het door Crop in dit verband gehanteerde bedrag van € 363.000,00), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 december 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.12.
veroordeelt Hoex tot betaling van € 825.548,28 aan Crop (de schadevergoeding), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.13.
veroordeelt Crop in de (door haar voorgeschoten) kosten van [naam01] , vastgesteld op € 22.457,60 inclusief btw;
5.14.
veroordeelt GSV in de proceskosten van Bojoho en Hoex, vastgesteld op nihil;
5.15.
veroordeelt Hoex in de proceskosten van Crop, vastgesteld op € 21.663,85, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.16.
verklaart 5.8 tot en met 5.12 en 5.15 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.17.
wijst af wat Crop meer of anders heeft gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Schuiling, griffier. Het vonnis is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023. [1]

Voetnoten

1.3194/1977