In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, heeft de voorzieningenrechter op 28 december 2023 uitspraak gedaan over een geldvordering tussen twee partijen, [persoon01] en [persoon02]. De partijen zijn op 26 april 2023 op Islamitische wijze met elkaar getrouwd, maar hebben niet voor de Nederlandse wet een huwelijk gesloten. Sinds juni 2022 zijn zij gezamenlijk eigenaar van een woning in Rhoon, waar zij in mei 2023 zijn ingetrokken. Na de beëindiging van hun affectieve relatie medio juni 2023, heeft [persoon02] een vordering ingesteld tegen [persoon01] tot betaling van € 8.859,-, die zij heeft geïnvesteerd in de woning.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vordering van [persoon02] niet voldoet aan de vereisten voor een geldvordering in kort geding. Er is onvoldoende duidelijkheid over de exacte bedragen die door beide partijen zijn betaald voor de verbouwing van de woning. Dit gebrek aan duidelijkheid maakt het onmogelijk om vast te stellen welk bedrag [persoon01] aan [persoon02] verschuldigd is. Bovendien loopt er een bodemprocedure waarin deze kwestie kan worden behandeld. De voorzieningenrechter heeft daarom de vordering van [persoon02] afgewezen en in overeenstemming met de gemaakte afspraken tussen partijen, is er geen proceskostenveroordeling uitgesproken.