ECLI:NL:RBROT:2023:12378

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
10/159004-23 en 09/103692-23 (gevoegd t.t.z.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en verboden messenbezit met afwijzing beroep op noodweer(exces)

Op 14 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde zaken tegen een 17-jarige verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en verboden messenbezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 26 juni 2023 in 's-Gravenhage de aangever meermalen met een mes in de buik heeft gestoken, wat leidde tot levensbedreigende verwondingen. De verdachte had eerder op 7 december 2022 een machete gedragen, wat in strijd is met de Wet Wapens en Munitie. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank concludeerde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische problemen, en legde een jeugddetentie van 247 dagen op, met een voorwaardelijke PIJ-maatregel en bijzondere voorwaarden voor behandeling. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte € 7.451,50 aan schadevergoeding moest betalen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/159004-23 en 09/103692-23 (gevoegd t.t.z.)
Datum uitspraak: 14 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Zuid-Afrika) op [geboortedatum01] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Forensisch Centrum [detentielocatie01] , te [detentieplaats01] ,
raadsvrouw mr. L. Windhorst, advocaat te ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 30 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/159004-23 onder 1 impliciet primair en onder parketnummer 09/103692-23 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 247 dagen, met aftrek van het voorarrest;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en meewerkt aan opname en behandeling van de Catamaran, met dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering – parketnummer 09/103692-23
Het onder 09/103692-23 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering - parketnummer 10/159004-23
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak van de ten laste gelegde poging doodslag dan wel poging zware mishandeling bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het kunnen veroorzaken van de dood van de aangever. Ook heeft de verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn handelen de dood als gevolg zou kunnen intreden. De verdachte heeft er alles aan gedaan om de situatie niet te laten escaleren. Bovendien waren de steekwonden niet levensbedreigend.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij is de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht belangrijk. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen, zoals die in bijlage II zijn uitgewerkt, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de aangever drie keer met een mes heeft gestoken. De verdachte heeft ook bekend dat hij het slachtoffer heeft gestoken met een mes. Het slachtoffer is twee keer in de buik en een keer in de borstkas gestoken. Dit heeft een klaplong, een bloeding in de linker borstholte en beschadigingen van de lever, dunne en dikke darm tot gevolg gehad. Het steken van iemand met een mes in de buik en de borstkas is naar het oordeel van de rechtbank gericht op en geschikt voor het toebrengen van dodelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bovenlichaam een kwetsbaar onderdeel is van het menselijk lichaam, waarin zich vitale organen bevinden. Dat daarvan ook in dit geval sprake is, blijkt uit de verwondingen van het slachtoffer, die levensbedreigend waren.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de omstandigheden waaronder en de wijze waarop de verdachte de aangever met het mes heeft gestoken, te weten het met het mes toelopen op de aangever, met een zwaaiende beweging het mes in de buik van de aangever steken en daarna het mes uit de buik van de aangever trekken om vervolgens nog een keer met een zwaaiende beweging het mes in de buik te steken waarbij de verdachte het mes met kracht in de buik omhooghaalt, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht te zijn op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg heeft aanvaard. De verdachte heeft dan ook in voorwaardelijke zin opzet op de dood van aangever gehad. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag.
4.2.3.
Conclusie
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/159004-23 impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 09/103692-23 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/159004-23:
hij op 26 juni 2023 te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer01] meermalen, met een mes, in de buik ,
althans het lichaam, heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 09/103692-23:
hij op 7 december 2022 te Zoetermeer een wapen van categorie IV,
onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een zwaard (een
machete), heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/159004-23:
Impliciet primair:Poging tot doodslag
Parketnummer 09/103692-23:
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van de poging doodslag dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer(exces) toekomt. Daartoe is aangevoerd dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van de verdachte door de aangever. De aangever heeft de verdachte een knietje gegeven en hem meerdere malen bedreigd met een mes. Ook heeft de aangever een grijpbeweging naar zijn tas gemaakt, waardoor het op de verdachte overkwam alsof de aangever een mes wilde pakken.
Daarnaast heeft de verdachte vanuit een hevige gemoedsbeweging gehandeld. De aangever was een volwassen grote man, agressief en onder invloed van verdovende middelen. De verdachte was doodsbang voor de aangever en is door de aangever in een hoekje gedreven. De zelfverdediging was op dat moment noodzakelijk.
6.2.
Beoordeling
Uit het dossier volgt dat de verdachte op 26 juni 2023 bij de bushalte aan het wachten was op de bus en daar een sigaretje rookte. Het slachtoffer kwam op de verdachte aflopen en vroeg om een sigaret. Het slachtoffer had een agressieve houding en schreeuwde tegen de verdachte. De verdachte heeft meerdere malen tegen het slachtoffer gezegd dat hij weg moest gaan, maar het slachtoffer ging niet weg. Toen het slachtoffer met zijn hand naar zijn tasje bewoog, heeft de verdachte het slachtoffer meermalen met een mes gestoken.
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op noodweer(exces) allereerst moet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed waartegen verdediging noodzakelijk was.
Door de verdediging is voldoende aannemelijk gemaakt dat de situatie bij de bushalte op enig moment voor de verdachte bedreigend was. Het slachtoffer zocht de confrontatie op en was daarbij verbaal agressief naar de verdachte. De rechtbank acht echter, gelet op de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte of van een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor, waartegen de verdachte zich heeft moeten verdedigen. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat het slachtoffer de verdachte, naast verbaal agressief, óók fysiek agressief heeft benaderd. Weliswaar heeft één getuige verklaard dat het slachtoffer de verdachte een knietje heeft gegeven, maar dit wordt niet ondersteund door de andere twee getuigen en ook de verdachte zelf heeft dit niet verklaard. Ook blijkt niet uit het dossier dat het slachtoffer de verdachte heeft bedreigd met een mes. Het is alleen de verdachte die dit heeft verklaard, maar dit wordt door geen van de drie getuigen gehoord of gezien, terwijl zij allen op een paar meter afstand van het slachtoffer en de verdachte stonden. Ook het feit dat het slachtoffer een volwassen man van 42 jaar was en de verdachte een jongen van 17 jaar, kan niet leiden tot de conclusie dat sprake was van een noodweersituatie. Door de getuigen wordt gezien dat de verdachte kalm en rustig bleef toen het slachtoffer hem verbaal agressief benaderde en dat de verdachte niet wegging hoewel hij daartoe wel de mogelijkheid had. De rechtbank zal het beroep op noodweer afwijzen.
Nu de rechtbank op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden tot het oordeel komt dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, kan ook het beroep op noodweerexces niet slagen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan verboden messenbezit en een poging tot doodslag.
De verdachte heeft op 7 december 2022 een mes in de zin van categorie IV van de Wet Wapens en Munitie gedragen. Door het dragen van een dergelijk mes op de openbare weg, had de verdachte een wapen ter beschikking waarmee kan worden gedreigd en aanzienlijk of dodelijk letsel aan derden kan worden toegebracht. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan leiden tot het plegen van ernstige geweldsdelicten.
Een paar maanden later, op 26 juni 2023, heeft dit ook geleid tot een heftige steekpartij. Het slachtoffer zocht de confrontatie op en was daarbij verbaal agressief naar de verdachte waarop de verdachte het slachtoffer drie keer met een mes heeft gestoken. Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte ernstig en potentieel dodelijk letsel opgelopen. Het slachtoffer moest twee keer worden geopereerd en heeft in totaal drie weken in het ziekenhuis gelegen. De verdachte heeft aan de operaties op zijn buik een groot litteken van ongeveer 20 cm overgehouden.
Door zo te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook heeft hij het gevoel van veiligheid van de samenleving, en dat van het slachtoffer in het bijzonder, ernstig aangetast. Het slachtoffer heeft nog zeer lange tijd last gehad van dit voorval en de gevolgen daarvan, zo blijkt uit de slachtofferverklaring die door de raadsvrouw van het slachtoffer is voorgelezen. Ook op de omstanders heeft het handelen van de verdachte een grote impact gehad, omdat zij het slachtoffer ernstig verwond zagen raken waarbij hij hevig bloedde.
De rechtbank neemt dit alles de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten in het kader van de Wet Wapens en Munitie.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psycholoog mw. drs. L. Heukelomheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 oktober 2023. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft te maken met een reactieve hechtingsstoornis, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een stoornis in cannabisgebruik, een traumagerelateerde stoornis en een ouder-kindrelatieproblematiek. De hechtingsproblematiek van de verdachte maakt dat hij een voortdurend gevoel van onveiligheid ervaart en een mes draagt om zich veiliger te voelen. De moeite met agressieregulatie, gebrek aan empathie en onvoldoende doorwerking van het geweten passend bij de gedragsstoornis maakt dat de verdachte snel geneigd is tot agressief gedrag om zichzelf te verdedigen of te beschermen en onvoldoende rekening houdt met de grenzen van de ander. Ook al weet de verdachte cognitief wel wat goed en fout is, zijn problematiek maakt dat hij zijn emoties onvoldoende kan reguleren. Het gebruik van cannabis op de dag van het ten laste gelegde kan het vermogen tot het remmen van zijn gedrag bovendien versterkt hebben. De psycholoog adviseert de poging doodslag, indien bewezen, verminderd aan de verdachte toe te rekenen.
Er is sprake van een hoog risico op recidive op soortgelijk gedrag zonder de inzet van behandeling. Er zijn veel risicofactoren aanwezig, zoals het onvermogen mensen te vertrouwen, de boze en afstandelijke afweer, het forse middelengebruik, het zelfbepalende gedrag, de antisociale houding en de gebrekkige gewetensontwikkeling. De problematiek wordt verergerd doordat het de verdachte niet lukt om zich kwetsbaar op te stellen en hulp toe te laten. De psycholoog adviseert een langdurige behandeling binnen een klinische setting. De verdachte heeft een orthopedagogische omgeving nodig met veel structuur en begrenzing, waarbij hij gaat leren om zich aan regels te houden en zich bewust wordt van de consequenties van zijn gedrag. Daarnaast heeft hij een plek nodig waar hij langere tijd kan verblijven, zodat hij vertrouwensrelaties kan gaan leren opbouwen met anderen. Vandaaruit kan hij gaan leren om zich kwetsbaar op te stellen en hulp te aanvaarden. Ook kan hierin het mentaliserend en reflectief vermogen worden versterkt en kan de verdachte worden ondersteund bij het aanleren van alternatieve coping strategieën. Het is ook van belang dat de verdachte direct behandeling krijgt voor de cannabisverslaving.
De psycholoog adviseert een voorwaardelijke PIJ-maatregel met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan een behandeling binnen een klinische setting, te weten de Catamaran. Er is sprake van ernstige psychopathologie met een gedragsstoornis, wat de verdachte belemmert in zijn functioneren op meerdere terreinen en waar het delictgedrag uit voortvloeit. Ambulante behandeling, begeleiding binnen de jeugdzorg en juridische sancties zijn tot nu toe onvoldoende gebleken om zijn ontwikkeling positief te beïnvloeden. Daarom is langdurige behandeling binnen een klinische setting noodzakelijk. De voorwaardelijke PIJ-maatregel werkt als stok achter de deur om de behandeling van de grond te krijgen.
Psychiater drs. K.H. Stolkheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
16 oktober 2023. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte lijdt aan een normoverschrijdende-gedragsstoornis, een reactieve hechtingsstoornis, een ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis, een stoornis in cannabisgebruik en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken. De reactieve hechtingsstoornis vindt zijn oorsprong in de onvoorspelbare en onveilige omgeving waaraan de verdachte de eerste jaren van zijn leven (vóór zijn adoptie) is blootgesteld. Door de aanwezigheid van de reactieve hechtingsstoornis en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken ervaart de verdachte een basaal gevoel van onveiligheid en voelt hij zich gemakkelijk bedreigd door anderen. In situaties die door de verdachte als dreigend worden ervaren, kan hij door zijn gebrekkige emotie- en agressieregulatie bovendien weinig anders dan impulsief en agressief handelen. Ook lukt het de verdachte niet goed om de gevolgen van zijn handelen voor zichzelf en anderen in te schatten. De psychische stoornis en bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling hebben invloed gehad op de gedragskeuzes van de verdachte voorafgaand aan, ten tijde van en na afloop van de ten laste gelegde poging doodslag. De psychiater adviseert de verdachte de poging doodslag, indien bewezen verklaard, in verminderde mate toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt hoog ingeschat. De ouders zijn betrokken en welwillend, maar zij zijn niet bij machte geweest om het gedrag van de verdachte bij te sturen en in de thuissituatie zijn ook regelmatig escalaties geweest. Er is weinig zicht op het sociale netwerk van de verdachte. De verdachte heeft behandeling nodig om zijn emoties en zijn agressie beter te leren reguleren. Door het aanleren van nieuwe, gezonde, coping vaardigheden zal hij moeten leren anders met negatieve emoties om te gaan. Door zijn mentaliserend vermogen te vergroten zal het hem beter lukken inzicht te krijgen in de invloed van zijn eigen binnenwereld op zijn gedrag, en wat zijn gedrag teweegbrengt bij anderen. Dit zal hem ook helpen zijn geweten en empathisch vermogen te versterken. Het zal hem tevens beter lukken te herkennen wat hij voelt en te differentiëren tussen verschillende emoties en hier op gedifferentieerde wijze uiting aan te geven. Ook is het belangrijk dat de verdachte leert om zijn eigen grenzen te herkennen en aan te geven, terwijl er ook gewerkt moet worden aan het herkennen en respecteren van grenzen van anderen. Hierbij moet aandacht zijn voor het accepteren van gezag, het aangaan en onderhouden van duurzame relaties met pro-sociale leeftijdsgenoten en het zich openstellen naar anderen. Daarnaast zal gewerkt moeten worden aan het gevoel van eigenwaarde en veiligheid, zodat de verdachte zich niet telkens bedreigd voelt.
De psychiater concludeert dat een intensieve en langdurige klinische behandeling noodzakelijk is om het hoge recidiverisico te verlagen en de algehele ontwikkeling van de verdachte positief te beïnvloeden. De psychiater adviseert de behandeling te laten plaatsvinden binnen het juridische kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Er is sprake van ernstige psychopathologie. De verdachte heeft geen ziektebesef en -inzicht. De verdachte heeft een intensieve behandeling in een klinische setting nodig, te weten de Catamaran. Het ten laste gelegde is een ernstig geweldsdelict en het recidiverisico wordt als hoog ingeschat.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 november 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er zijn veel zorgen over de huidige ontwikkeling van de verdachte. De verdachte heeft een belast verleden ten aanzien van zijn opgroei- en opvoedsituatie. Het ontbrak hem lange tijd aan een stabiele thuissituatie met structuur, sturing en dagbesteding. De verdachte is zich steeds meer zelfbepalend gaan opstellen. De reeds ingezette hulpverlening is onvoldoende tot stand gekomen en heeft niet geleid tot structurele verbetering. De verdachte volgt sinds september 2022 geen onderwijs meer en heeft geen structurele en positieve invulling van zijn vrijetijdsbesteding gehad in de periode voor zijn aanhouding. Desondanks heeft de verdachte wel zijn MBO niveau 1 diploma behaald. De afgelopen jaren heeft de verdachte op verschillende leefgroepen gewoond. De relatie tussen de verdachte en zijn ouders staat al jaren onder spanning door de conflicten in huis en de agressie vanuit de verdachte richting zijn ouders. Het risico op recidive is hoog.
De Raad vindt de adviezen van de psycholoog en de psychiater, te weten een voorwaardelijke PIJ-maatregel met klinische behandeling in de Catamaran, passend. De verdachte staat inmiddels op een wachtlijst. De Raad is van mening dat de behandeling zo spoedig mogelijk moet worden gestart. De Raad adviseert om een jeugddetentie op te leggen voor de periode tot aan de plaatsing bij de Catamaran. Er is op dit moment geen andere passende plek voor de verdachte.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Daarnaast adviseert de Raad een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht wordt gesteld zich onder behandeling van de Catamaran te stellen, waarbij aan de gecertificeerde instelling opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De verklaring ter terechtzitting van [naam01] , jeugdreclasseerder van Jeugdbescherming west:De jeugdreclassering zich kan vinden in het advies van de psychiater en de psycholoog om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Zonder behandeling bestaat er een groot risico op herhaling. De verdachte staat op de wachtlijst. Uiterlijk op 1 maart 2024 kan hij terecht bij de Catamaran. Het is van belang dat hij tot die tijd in de Justitiële Jeugdinrichting verblijft. Er zijn geen andere oplossingen die de veiligheid van de verdachte en anderen kunnen waarborgen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en wat ter zitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusies van de psychiater en de psycholoog worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van de ten laste gelegde poging doodslag, acht de rechtbank de verdachte voor dit feit verminderd toerekeningsvatbaar. Gelet op de aard en ernst van voormelde stoornissen, is de rechtbank van oordeel dat dit ook geldt voor het bewezenverklaarde verboden messenbezit.
Voorwaardelijke PIJ-maatregel
Aan de wettelijke voorwaarden van artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor oplegging van een PIJ-maatregel is gelet op de bewezenverklaring en de conclusies van de deskundigen, voldaan. De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde poging doodslag een misdrijf is, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van de inhoud van de rapporten van de psycholoog, de psychiater en de Raad, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Uit de rapportages en wat ter terechtzitting is besproken blijkt dat de verdachte langdurige en intensieve behandeling in een klinische setting nodig heeft. Eerdere ambulante hulpverlening in het vrijwillig kader heeft onvoldoende resultaat gehad. De deskundigen hebben geadviseerd om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, waarbij de verdachte een klinische behandeling dient te ondergaan bij de Catamaran, omdat dit gelet op de problematiek van de verdachte voor hem de meest passende plek is.
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat de verdachte gebaat is bij een intensieve klinische behandeling in een kader met strakke voorwaarden. De rechtbank zal daarom, zoals geadviseerd door de deskundigen, een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen met als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling bij de Catamaran, waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west opdracht zal worden gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarde en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. Hiermee krijgt de verdachte de kans om zich in te zetten voor de voor hem noodzakelijk geachte behandeling. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte uiterlijk op 1 maart 2024 terecht kan bij de Catamaran.
De voorwaardelijke PIJ-maatregel fungeert als een duidelijke en stevige stok achter de deur voor de bijzondere voorwaarde die de rechtbank zal opleggen. De voorwaardelijke PIJ-maatregel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw
strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daarbij een proeftijd van twee jaren opleggen.
De voorwaardelijk op te leggen maatregel zal bij eventuele tenuitvoerlegging verlengbaar zijn tot een termijn van maximaal zeven jaren, waarvan het laatste jaar voorwaardelijk, aangezien de verdachte veroordeeld zal worden wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de ernst van het feit en de rapportages van de deskundigen, waaruit naar voren komt dat het recidiverisico zonder interventies hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarde en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Straf
Gezien de ernst van de feiten onder beide parketnummers kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat het slachtoffer ernstig en potentieel dodelijk letsel heeft opgelopen en de verdachte eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een mes. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat de deskundigen het noodzakelijk achten dat de verdachte vanuit zijn detentie direct wordt geplaatst bij de Catamaran.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Ter zake van het onder parketnummer 10/159004-23 ten laste gelegde feit heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [slachtoffer01] . De benadeelde partij vordert een bedrag van € 645,- aan materiële schade en een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Er moet wel rekening worden gehouden met het feit dat het slachtoffer als eerste de confrontatie met de verdachte heeft opgezocht. Het bedrag voor de immateriële schade moet daarom worden verlaagd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen en subsidiair om de vordering te matigen. Er is sprake van een hoge mate van eigen schuld bij de aangever. Hij is degene die de confrontatie met de verdachte heeft opgezocht. Hij heeft daarmee een eigen aandeel gehad in de noodlottige gebeurtenis.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Eigen schuld
De rechtbank is ook van oordeel dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij in de zin van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer om het leven te brengen. De rechtbank stelt echter ook vast dat het slachtoffer zelf een actief aandeel heeft gehad in de gebeurtenissen die tot het steekincident hebben geleid. Uit het dossier is af te leiden dat het slachtoffer op de verdachte afliep, de verdachte heeft aangesproken, een verbaal agressieve houding had en schreeuwde, waarna de verdachte het slachtoffer heeft gestoken. Volgens meerdere getuigen was het slachtoffer degene die verbaal agressief gedrag vertoonde en de confrontatie heeft opgezocht. Deze omstandigheden kunnen aan de benadeelde worden toegerekend en leiden tot een hoge mate van eigen schuld.
Deze eigen schuld leidt tot een vermindering van de schadevergoedingsplicht. Rekening houdend met de uiteenlopende ernst van gemaakte fouten, waarbij de rechtbank de fout van de verdachte aanzienlijk ernstiger acht, zal de rechtbank de verplichting tot schadevergoeding vaststellen op 70 procent. De rechtbank zal daarom de gevorderde materiële schade vaststellen op € 451,50 en de immateriële schade vaststellen op € 7.000,- en de meer of anders gevorderde schade afwijzen.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 juni 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 7.451,50, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 27 en 54 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/159004-23 impliciet primair en onder parketnummer 09/103692-23 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 247 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de behandelaars in overleg met de jeugdreclassering nodig achten, zal laten opnemen bij de Catamaran, waarbij de veroordeelde zal meewerken met de behandeling en zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer01] ,te betalen een bedrag van
€ 7.451,50 (zegge: zevenduizendvierhonderdeenenvijftig euro en vijftig cent), bestaande uit € 451,50 aan materiële schade en € 7.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de
benadeelde partij [slachtoffer01]te betalen
€ 7.451,50(hoofdsom,
zegge: zevenduizendvierhonderdeenenvijftig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.J. van den Herik, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/159004-23:
hij op of omstreeks 26 juni 2023 te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer01] meermalen, althans eenmaal,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of de rug,
althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 09/103692-23:
hij op of omstreeks 7 december 2022 te Zoetermeer een wapen van categorie IV,
onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een degen/zwaard/bajonet (een
machete), heeft gedragen.