ECLI:NL:RBROT:2023:12377

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
10/334259-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in jeugdstrafrecht voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging met bijzondere voorwaarden

Op 14 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een 15-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats op 22 oktober 2022 in Rotterdam, waar de verdachte betrokken was bij een reeks opstootjes die culmineren in een steekpartij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, tijdens een vechtpartij, de aangever met een mes in de rug heeft gestoken, wat leidde tot een verwonding die gehecht moest worden. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat het bewijs, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, overtuigend was. De officier van justitie had een jeugddetentie van 204 dagen geëist, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan een behandeling bij De Waag. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op, met als doel de verdachte te motiveren tot positieve gedragsverandering. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van €4.249,88, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/334259-22
Datum uitspraak: 14 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 30 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 204 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt met de begeleiding door de jeugdreclassering, meewerkt aan de behandeling bij de Waag, naar school gaat volgens het rooster, zich inzet voor het vinden en behouden van een positieve en gestructureerde vrijetijdsbesteding en een contactverbod heeft met het slachtoffer en getuige [slachtoffer01] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten. De verdachte ontkent dat hij de aangever heeft gestoken en geweld tegen hem heeft gebruikt. De camerabeelden van het incident zijn onduidelijk en de aangever weet niet wie hem heeft gestoken. Uit het snapchatfilmpje kan voorts niet worden vastgesteld dat de NN man dezelfde man is als degene die de kopstoot bij het eethuis [naam horecagelegenheid01] heeft gegeven aan getuige [getuige01] en of die de aangever heeft gestoken. De verklaring van getuige [getuige01] dat het de verdachte is geweest die aangever heeft gestoken, is niet betrouwbaar omdat hij de neiging zal hebben gehad om degene die hem de kopstoot gaf aan te wijzen als degene die de aangever heeft gestoken.
Subsidiair voert de verdediging aan dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het overlijden van de aangever. De aangever heeft aan het steekincident slechts een kleine verwonding met litteken overgehouden.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten
Op basis van het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de avond en nacht van 21 op 22 oktober 2022 hebben verschillende opstootjes in het centrum van Rotterdam plaatsgevonden tussen de groep van de aangever en de groep van de verdachte. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een steekpartij, waarbij de aangever in zijn rug is gestoken. Van de opstootjes en de steekpartij zijn camerabeelden en een snapchatfilmpje.
Uit de camerabeelden volgt dat de groep van de aangever eerder die avond bij eethuis [naam horecagelegenheid01] op de Witte de Withstraat ruzie krijgt met een andere groep jongens, waaronder de verdachte. Getuige [getuige01] krijgt daar een kopstoot van een jongen uit de andere groep. Door een beveiliger van een naast gelegen shoarmazaak wordt gezien dat de jongen die de kopstoot uitdeelt met zijn linkerhand aan zijn broekriem voelt.
Vervolgens loopt de aangever met zijn groepje weg richting metrostation Beurs, maar komt onderweg bij Westblaak weer dezelfde groep jongens tegen. Op het snapchatfilmpje is te zien dat de aangever in het gezicht wordt geslagen door een jongen. Te zien is dat deze jongen naar zijn linker broekzak grijpt en dat op dat moment op het filmpje te horen is dat gezegd wordt: “ik pak even een mes voor je dan ga je zien” en “kom vechten, kom vechten”. Vervolgens is te zien dat deze jongen een voorwerp uit zijn linker broekzak trekt, dat de aangever daarop hard wegrent en dat de jongen achter de aangever aanrent. Op dat moment is op het filmpje te horen dat iemand zegt “eey eey [roepnaam verdachte01] , ga ga”.
Kort daarna komt de aangever met zijn groepje bij metrostation Beurs weer dezelfde groep jongens tegen. Daar wordt de aangever achterna gezeten door een aantal jongens en ontstaat er een vechtpartij, waarbij de aangever in zijn rug wordt gestoken.
Was de verdachte bij de opstootjes aanwezig?
De verdachte is samen met anderen aanwezig geweest bij het incident voor het eethuis [naam horecagelegenheid01] . De verdachte heeft zichzelf bij de politie herkend op foto’s die gemaakt zijn van de camerabeelden bij het eethuis [naam horecagelegenheid01] . En de politie herkent de verdachte ook als degene die [getuige01] aldaar een kopstoot geeft. De verdachte is ook, wederom samen met anderen, aanwezig geweest bij het incident op de Westblaak. Getuige [getuige02] heeft verklaard dat bij het incident op de Westblaak een jongen was betrokkene die hij kent als “ [roepnaam verdachte01] ” en dat deze [roepnaam verdachte01] nummer 13 op de foto is. Bij de politie verklaart de verdachte dat hij nummer 13 op de foto is en dat hij en de getuige [getuige02] elkaar kennen. Tot slot is de verdachte samen met anderen ook aanwezig geweest bij de vechtpartij bij het metrostation Beurs. Hij wordt op de camerabeelden door de politie herkend en ook getuige [getuige01] heeft verklaard dat de verdachte bij de vechtpartij aanwezig is geweest.
De verdachte is dus bij alle opstootjes aanwezig geweest.
Had de verdachte een mes bij zich?
Bij het incident bij eethuis [naam horecagelegenheid01] is door een beveiliger van een naast gelegen shoarmazaak gezien dat degene die de kopstoot uitdeelde, de verdachte, met zijn linkerhand aan zijn broekriem voelde. Ten aanzien van het incident bij Westblaak heeft de aangever verklaard dat degene die hem sloeg, ook een mes had getrokken en dat hij daarom hard was weggerend. Getuige [getuige02] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de jongen die hij kent als “ [roepnaam verdachte01] ”, de verdachte, een mes heeft getrokken en dat hij daarmee achter de aangever aanrende. Op het moment dat de verdachte achter de aangever aanrende, is op het snapchatfilmpje te horen dat gezegd wordt “eey eey [roepnaam verdachte01] , ga ga”. Uit onderzoek van de telefoon van de verdachte blijkt voorts dat hij op 14 oktober 2022 via internet een zwart mes heeft besteld, welk mes op 20 oktober 2022, twee dagen voor het steekincident, op het huisadres van de verdachte is bezorgd. Op de telefoon staan ook meerdere afbeeldingen van de verdachte met een mes, welk mes overeenkomt met het door de verdachte bestelde mes en ook overeenkomsten heeft met het door de getuige [getuige01] waargenomen mes.
De verdachte heeft bij de opstootjes een mes aanwezig gehad.
Heeft de verdachte aangever gestoken?
Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte bij metrostation Beurs op de aangever afrent en dat deze zich omdraait en wegrent. De verdachte rent vervolgens achter de aangever aan. In de daarop volgende vechtpartij ziet de getuige [getuige01] , die bij de vechtpartij aanwezig is, dat de jongen die hem een kopstoot gaf bij eethuis [naam horecagelegenheid01] , de verdachte, de aangever met een groot zwart mes in zijn rug heeft gestoken. Uit onderzoek van de telefoon van de verdachte blijkt voorts dat met deze telefoon op 23 oktober 2022, een dag na het steekincident, via snapchat twee berichten worden verstuurd dat er een “korte tune van 30 sec of so met die boy die is gewacked” gemaakt moet worden en dat deze jongen [naam01] heet en dat zijn naam erin moet. De aangever heet [naam01] . Tot slot wordt gezien dat op de telefoon van de verdachte op internet is gezocht op termen als “steekpartij beurs”, “wat voor straf krijg je als je iemand hebt neergestoken minderjarig”, “wat voor straf krijg je als je iemand hebt neergestoken”.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het de verdachte is geweest die de aangever in zijn rug heeft gestoken bij de vechtpartij bij metrostation Beurs.
Het verweer dat de verklaring van getuige [getuige01] onbetrouwbaar zou zijn slaagt niet omdat deze verklaring, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, past bij de rest van de bewijsmiddelen.
Poging doodslag
Het steken van iemand met een mes in de rug tussen de schouderbladen, ongeveer vijf centimeter naast de ruggengraat, is naar het oordeel van de rechtbank gericht op en geschikt voor het toebrengen van dodelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bovenlichaam een kwetsbaar onderdeel is van het menselijk lichaam, waarin zich vitale organen bevinden.
Gelet op de omstandigheden waaronder en de wijze waarop de verdachte de aangever heeft gestoken, te weten tijdens een vechtpartij, met een groot mes en op een kwetsbare plek van het lichaam, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aan de aangever dodelijk letsel zou toebrengen. De verdachte heeft derhalve in voorwaardelijke zin opzet gehad op het doden van de aangever. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag. Daarnaast heeft hij met zijn handelen zich ook schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer van de verdediging slaagt niet.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 22 oktober 2022 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer02]
opzettelijk van het leven te beroven,
met een mes, in de rug, van voornoemde [slachtoffer02] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 22 oktober 2022 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op de Coolsingel, in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer02] door
- meerdere malen, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer02] te slaan en/of te
stompen en/of te duwen en
- met een mes, in de rug, van voornoemde [slachtoffer02] te steken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.impliciet primair: poging tot doodslag

2.openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Op 22 oktober 2022 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag en openlijke geweldpleging in Rotterdam. De verdachte was toen 15 jaar oud. Die avond ontstond er een ruzie tussen de groep van het slachtoffer en een groep jongens, waaronder de verdachte. Tot drie keer toe hebben er op verschillende plekken in de stad opstootjes plaatsgevonden waarbij de verdachte het slachtoffer heeft geslagen en hem met een mes achterna heeft gezeten. Bij het derde treffen kwam het tot een grote vechtpartij waarbij het slachtoffer werd omringd door een groep jongens en door hen werd mishandeld en door de verdachte met een mes in zijn rug werd gestoken. Het slachtoffer heeft daarbij een verwonding opgelopen die gehecht moest worden.
De verdachte heeft met zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De situatie moet voor het slachtoffer buitengewoon bedreigend zijn geweest en moet bij hem, naast letsel en schade, ook grote gevoelens van angst en onveiligheid hebben opgeroepen. Dit blijkt ook uit de onderbouwing van het verzoek om schadevergoeding. Bovendien zijn ook anderen getuige geweest van wat die avond allemaal heeft plaatsgevonden. Ook voor hen geldt dat dit alles onrust en gevoelens van onveiligheid moet hebben opgeroepen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 juni 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad vindt het belangrijk dat de verdachte leert om open en eerlijk te zijn. De Raad vindt het zorgelijk dat de moeder de verdachte een hand boven het hoofd houdt ten aanzien van zijn gedrag en schoolgang. Ondanks de inzet van de jeugdreclassering tijdens de schorsingsperiode is het niet gelukt om de verdachte te motiveren om zijn doelen te behalen. De Raad vindt een systemische behandeling noodzakelijk, zodat de moeder wordt versterkt in haar pedagogische vaardigheden en de verdachte leert begrenzen.
Psycholoog mw. drs. E. Vliegheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
4 juli 2023. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft een zogeheten ‘andere gespecificeerde gedragsstoornis’. De verdachte accepteert geen gezag van volwassenen. Hij kan in contact gepikeerd overkomen en is in staat de ander te manipuleren. Ook zijn er enkele signalen van norm-overschrijdend gedrag in het verleden (in 2019 wapenbezit) en het heden (schoolverzuim). De gedragsstoornis is in enige mate van invloed geweest op het gedrag en de keuzes van de verdachte tijdens het ten laste gelegde. De psycholoog is echter van mening dat de verdachte geheel verantwoordelijk is voor wat hij op het moment van het ten laste gelegde zou hebben gedaan dan wel nagelaten. De verdachte weet zich heel goed te beheersen en geen directe uiting te geven aan zijn innerlijke impulsen en gaat veelal beredeneerd en berekenend te werk. De psycholoog adviseert daarom om het ten laste gelegde niet in een verminderde mate toe te rekenen.
Het recidivegevaar wordt matig tot hoog ingeschat. De risicofactoren zijn gelegen in de stoornis, de vermoedelijke omgang met antisociale vrienden, de geringe motivatie voor hulp en de gebrekkige schoolgang. Ook het vermogen van de verdachte tot manipulatie kan recidive-verhogend werken. Om recidive te voorkomen wordt een tweeledig hulpverleningstraject geadviseerd. De verdachte heeft individuele behandeling nodig gericht op afzwakking van de gevolgen van de gedragsstoornis en de andere risicofactoren. Daarnaast adviseert de psycholoog om opvoedondersteuning voor de moeder in te zetten. Een geschikte instelling is ‘De Waag’ of een soortgelijke instelling. Daarbij adviseert de psycholoog een voorwaardelijke jeugddetentie met toezicht van de jeugdreclassering.
De jeugdreclasseringheeft verschillende rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 augustus 2023, 1 september 2023 en 29 november 2023. Deze rapporten houden voor zover van belang het volgende in.
De laatste periode in de Justitiële Jeugdinrichting heeft de verdachte zich goed gedragen. Hij liet een meewerkende en open houding zien. Op 6 september 2023 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst. Hij is toen gestart op een nieuwe school met een opleiding die hij zelf graag wilde. De opleiding valt de verdachte tegen, waardoor er veel schoolverzuim is. Ook laat hij op school storend gedrag en een ongemotiveerde houding zien. De verdachte is nergens anders voor gemotiveerd. De verdachte heeft zelf gevraagd om een jongerencoach, maar hij is de afspraken niet goed nagekomen. Op 25 oktober 2023 is de verdachte gestart met zijn behandeling bij De Waag. De start van de behandeling is moeizaam verlopen. De verdachte staat niet meer open voor de behandeling, maar vanwege de consequenties besluit hij toch mee te werken. Het was de bedoeling om de behandeling ook te richten op het systeem en de moeder, maar ook dit komt niet goed van de grond. De moeder heeft weinig mogelijkheden om af te spreken vanwege haar werk en de zorg voor de andere thuiswonende kinderen. Vanuit de politie en gemeente is een groepsaanpak ingezet op de verdachte en zeven andere jongeren. Dit omdat er vanuit de politie veel zorgen zijn over het netwerk van de verdachte. Ouders worden ook betrokken in deze groepsaanpak.
De verdachte is sportief en gaat meerdere keren per week kickboksen. Hiervoor is hij gemotiveerd en dit verloopt goed. Ook heeft de verdachte een bijbaantje als maaltijdbezorger en dat ziet de jeugdreclassering als een positieve ontwikkeling.
De jeugdreclassering adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- meewerkt aan de begeleiding door de jeugdreclassering en zich actief inzet tijdens gesprekken;
- meewerkt aan een behandeling bij De Waag, voor zo lang de jeugdreclassering dit nodig vindt en zich actief inzet in de gesprekken;
- naar school en stage gaat volgens zijn lesrooster, zich actief inzet tijdens de lessen en zich houdt aan de regels en afspraken op school;
- zich houdt aan een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer02] en de getuige [getuige02] ;
- zich actief inzet voor het vinden en behouden van een positieve, gestructureerde vrijetijdsbesteding.
Aanvullend heeft de jeugdreclasseerder ter zitting aangegeven dat het belangrijkste is dat de behandeling bij De Waag van de grond komt. Zij verwacht een actieve houding van de verdachte. Gisteren heeft bij De Waag een positief gesprek plaatsgevonden. Het is noodzakelijk dat de verdachte hulpverlening krijgt.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en wat ter zitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij niet eerder voor geweldsfeiten is veroordeeld. In het nadeel van de verdachte wordt echter rekening gehouden met het feit dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden en de gevolgen die deze voor het slachtoffer hebben gehad. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet langer moet zijn dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zodat de behandeling bij De Waag, die heel recent is opgestart en noodzakelijk wordt geacht, zijn vervolg kan krijgen.
Mede gelet op de rapportages van de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering, waarin bijzondere voorwaarden worden geadviseerd, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Hoewel de verdachte ter zitting heeft verklaard zich niet te gaan houden aan de afspraken, acht de rechtbank het van belang voor zijn ontwikkeling om toch de bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte moet zelf iets van zijn leven gaan maken. De jeugdreclassering is bereid om hem daarbij te ondersteunen. Het is belangrijk voor een positieve ontwikkeling dat de verdachte een behandeling bij De Waag volgt en dat de jeugdreclassering daarop toezicht houdt. Omdat het gesprek bij De Waag de dag voor de zitting volgens de jeugdreclasseerder én de moeder van de verdachte positief is verlopen, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte, daartoe gemotiveerd door zijn moeder, deze gesprekken zal blijven volgen. Ook het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte te motiveren om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden. Het dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de ernst van de feiten en de inhoud van de rapportages van de deskundigen, waaruit naar voren komt dat het recidiverisico zonder interventies hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft [slachtoffer02] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, bijgestaan door mr. F.J.M. Hamers.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3.341,88 aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen met uitzondering van de materiële schadepost ‘verlies verdienvermogen van de moeder’. Er is onvoldoende causaal verband tussen deze schade en het strafbare feit. Dit geldt ook voor de € 500,- aan nog nader te onderbouwen schade. De officier van justitie vordert de gedeeltelijke toewijzing, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit tot een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Er is onvoldoende onderbouwd dat de schoenen en de broek van het slachtoffer beschadigd zijn geraakt als gevolg van de ten laste gelegde feiten. Ook bestaat er onvoldoende causaal verband tussen de geleden schade van de moeder en de strafbare feiten. Daarnaast verzoekt de raadsman om de immateriële schade te matigen tot € 1.000,-.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
De materiële schadeposten ‘mental coach’ (€ 195,00) en ‘reiskosten’ (€ 202,88) zijn voldoende onderbouwd en niet betwist door de verdachte. De vordering zal ten aanzien van deze schadeposten worden toegewezen.
De omvang van de materiële schadepost ‘kleding’ (€ 352,00) is voldoende onderbouwd. Er bestaat voldoende verband tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de schade aan de kleding, waardoor de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De jas en het shirt zijn kapot gegaan door het steken. Daarna is het slachtoffer op de grond terechtgekomen. De kleding die de benadeelde partij droeg tijdens het bewezen verklaarde, waaronder de broek en schoenen, hebben daardoor een negatieve lading gekregen. Het is voorstelbaar dat de verdachte alle kleding heeft weggegooid, inclusief de broek en de schoenen, omdat deze bij hem nare herinneringen oproepen, welke rechtstreeks verband houden met de bewezen verklaarde feiten. De vordering zal ten aanzien van deze schadepost geheel worden toegewezen.
De gevorderde materiële schade ‘verlies verdienvermogen moeder’ kan worden beschouwd als verplaatste schade, zoals bedoeld in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek. Deze materiële schade zal, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de verdachte, door de rechtbank worden geschat op een bedrag van € 1.500,-. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 500,- aan nader te onderbouwen schade. Wegens het ontbreken van een onderbouwing zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de inbreuk die daarmee is gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de benadeelde partij, zal die schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.249,88, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 204 (tweehonderdvier) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan de behandeling bij De Waag, voor zo lang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
  • naar school en stage gaat volgens het lesrooster en zich houdt aan de regels op school;
  • zich actief inzet voor het vinden en behouden van een positieve en gestructureerde vrijetijdsbesteding;
  • gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer02] , geboren op [geboortedatum02] 2007 te [geboorteplaats01] en de getuige [getuige02] , geboren op [geboortedatum03] 2009, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, welke bij eerdere beslissing was geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer02] , te betalen een bedrag van
€ 4.249,88 (zegge: vierduizendtweehonderdnegenenveertig euro en achtentachtig eurocent), bestaande uit € 2.249,88 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer02] te betalen
€ 4.249,88(hoofdsom,
zegge: vierduizendtweehonderdnegenenveertig euro en achtentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.J. van den Herik, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 oktober 2022 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer02]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het
lichaam, van voornoemde [slachtoffer02] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 oktober 2022 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op/aan de Coolsingel, in elk geval op of aan de openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer02] door
- meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer02] te slaan en/of te
stompen en/of te duwen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het
lichaam, van voornoemde [slachtoffer02] te steken.