ECLI:NL:RBROT:2023:12374

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
10/191276-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs door minderjarige

Op 15 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van afpersing en het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs. De zaak werd behandeld in het kader van het jeugdstrafrecht. De verdachte werd ervan beschuldigd op 30 juli 2023, samen met een medeverdachte, een slachtoffer te hebben bedreigd met een vuurwapen en gedwongen tot de afgifte van een tas, die onder andere e-sigaretten bevatte. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 60 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de jeugdreclassering en een contactverbod met het slachtoffer.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de afpersing overtuigend was, mede op basis van getuigenverklaringen. De verdachte werd vrijgesproken van een tweede tenlastegelegde feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke jeugddetentie op, met een proeftijd van twee jaar, en stelde bijzondere voorwaarden vast om de verdachte te begeleiden in zijn ontwikkeling en om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en nam daarbij ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn openheid voor hulpverlening en de positieve rapportages van de jeugdreclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/191276-23
Datum uitspraak: 15 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsvrouw mr. R.A.A.H. van Leur, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 1 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering – feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering – feit 3
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering – feit 1
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het bestanddeel ‘geweld en/of bedreiging met geweld’, voor zover ten laste is gelegd dat gebruik is gemaakt van een vuurwapen. De verdachte wist niet dat de medeverdachte een vuurwapen had meegenomen en heeft het vuurwapen ook niet gezien. De aangever verklaart dat de medeverdachte het wapen naast zijn lichaam hield. Het is mogelijk dat de verdachte daardoor het wapen niet heeft gezien. De verdachte heeft vanaf het begin openheid van zaken gegeven, wat zijn verklaring geloofwaardig maakt.
4.3.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen, zoals die in bijlage II zijn uitgewerkt, volgt dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Dit wordt door de verdachte ook niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen ook volgt dat de verdachte opzet heeft gehad op het gebruik van een vuurwapen tijdens de afpersing. Gelet op de verklaringen van de aangever en de twee getuigen acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat de verdachte het vuurwapen bij de medeverdachte niet heeft gezien. De aangever en de getuigen verklaren immers alle drie dat het vuurwapen op hen is gericht. Het verweer wordt verworpen.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij
op 30 juli 2023
te Dordrecht, op de Markettenweg, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld [slachtoffer01] heeft gedwongen tot de
afgifte van een tas (Louis Vuitton, kleur zwart), (inhoudende onder meer 8 e-sigaretten (vapes)), die aan die [slachtoffer01] toebehoorde,
door
- (aan) die [slachtoffer01] een vuurwapen te tonen ent e richten op het hoofd, althans het lichaam van die
en
- ( hierbij) de woorden toe te voegen: "Geef je kankertasje" en "Maak je zakken leeg en geef je spullen", ;
3.
hij op 30 juli 2023 te Dordrecht en Roosendaalopzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 28,4 gram, hennep(toppen), zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
2.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd samen met een bekende schuldig gemaakt aan een afpersing. De verdachte heeft via Snapchat een afspraak gemaakt met het slachtoffer en de verdachten zijn samen naar deze afspraak toegegaan. Zij hebben vervolgens onder bedreiging van een vuurwapen het slachtoffer gedwongen tot afgifte van zijn tas. Hierbij heeft de medeverdachte een vuurwapen getoond en gericht op het slachtoffer en heeft de verdachte de tas aangepakt. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of er een afspraak is gemaakt om vapes of wiet te verkopen. De verklaringen van het slachtoffer en de verdachten lopen daarover uiteen. Voor de rechtbank maakt dit voor de ernst van het feit niet uit.
Een straatroof is een ernstig feit dat een grote impact heeft op het leven van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid. De verdachte heeft met zijn gedrag laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen en lichamelijke integriteit, in dit geval die van het veel jongere slachtoffer. Ook veroorzaakt dit feit gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij direct betrokkenen in het bijzonder. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen een ernstig gevaar vormt voor de gebruikers ervan en een bedreiging vormt voor de volksgezondheid in het algemeen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 september 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De jeugdreclassering is sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 10 augustus 2023 bij de verdachte betrokken. De verdachte heeft een positief contact met de jeugdreclasseerder. Hij stelt de begeleiding van de jeugdreclassering op prijs. De verdachte heeft in de justitiële jeugdinrichting nagedacht en staat inmiddels open voor hulpverlening. Hij is nu op een punt in zijn leven waarin hij iets van zijn leven wil maken. Hiervoor is belangrijk dat hij ondersteuning van de jeugdreclassering krijgt. De jeugdreclassering kan hulp voor de verdachte inzetten, wanneer dit nodig is, en samen met hem zijn sociale contacten, weerbaarheid en middelengebruik bespreken. Ook is de verdachte aangemeld voor een behandeltraject bij De Waag voor zijn emotie- en agressieregulatie. De jeugdreclasseerder kan dit monitoren en bekijken of er nog aanvullende hulpverlening nodig is.
De Raad adviseert aan de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, zodat hij voelt dat zijn gedrag onacceptabel is. Daarnaast adviseert de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, zodat de jeugdreclassering betrokken kan blijven en de verdachte een stok achter de deur heeft om gemotiveerd te blijven en in de toekomst de juiste keuzes te blijven maken.
De Raad adviseert hierbij als bijzondere voorwaarden op te leggen dat de verdachte:
- zich houdt aan een contactverbod met de aangever;
- een dagbesteding heeft in de vorm van onderwijs of werk;
- meewerkt met de aanwijzingen die de woongroep 's Heerenloo/Auriga geeft;
- zich onder behandeling van de Waag of een soortgelijke instelling laat stellen;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming west opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De jeugdreclasseerder van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclasseringheeft ter zitting toegelicht dat het met de verdachte goed gaat op de woongroep. De verdachte staat open voor de hulpverlening en wil over zijn verleden praten en dit verwerken. Ook wil hij zich focussen op school. Een avondklok en Elektronische Monitoring zijn niet meer nodig.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportage en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van feit 1 kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet langer moet zijn dan de duur die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht nu een langere jeugddetentie de ontwikkeling van de verdachte en zijn schoolgang zal verstoren.
Mede gelet op de rapportage van de Raad, waarin bijzondere voorwaarden worden geadviseerd, zal de rechtbank de jeugddetentie deels voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. In aanvulling op de geadviseerde bijzondere voorwaarden zal de rechtbank ook een contactverbod met de medeverdachte opleggen, nu zij kennelijk geen goede invloed op elkaar hebben en de rechtbank wil voorkomen dat zij in de toekomst weer samen strafbare feiten gaan plegen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Mede gelet op de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, en gelet op de positieve schoolgang van de verdachte, ziet de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, geen aanleiding om daarnaast een werkstraf op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 60 (zestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 49 (negenenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- een dagbesteding heeft in de vorm van onderwijs of werk;
- zich houdt aan de aanwijzingen die de woongroep ’s Heerenloo/Auriga geeft;
- meewerkt aan behandeling van de Waag of een soortgelijke instelling;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [medeverdachte01] , geboren op [geboortedatum02] 2006 en de aangever [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum03] 2010, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.L. Pöll, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. van Luijck en A.M.T.A. Verhagen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 30 juli 2023
te Dordrecht, op de Markettenweg, althans op de openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer01] heeft gedwongen tot de
afgifte van een tas (Louis Vuitton, kleur zwart), (inhoudende onder meer 8, althans 1
of meer e-sigaretten (vapes)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
die [slachtoffer01] en/of een derde toebehoorde(n),
door
- ( aan) die [slachtoffer01] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp te tonen en/of te richten op het hoofd, althans het lichaam van die
[slachtoffer01] en/of
- ( hierbij) de woorden toe te voegen: "Geef je kankertasje" en/of "pass die vapes"
en/of "Maak je zakken leeg en geef je spullen", althans (telkens) woorden van gelijke
aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 30 juli 2023 te Dordrecht en/of Roosendaal, althans in
Nederland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie,
te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
pistool, nl. een gaspistool
van het merk Zoraki type M906 kaliber 9mm PAK
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 30 juli 2023 te Dordrecht en/of Roosendaal, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 28,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep(toppen), zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.