ECLI:NL:RBROT:2023:12371

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
FT EA 23/822 en FT EA 23/823
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling onder de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een percentage van zijn schulden zou aflossen. De schuldeisers Esso, BP en Texaco hebben echter geweigerd in te stemmen met deze regeling, omdat zij van mening zijn dat de vorderingen niet te goeder trouw zijn ontstaan en dat verzoeker niet het maximaal haalbare heeft aangeboden. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vorderingen van deze schuldeisers slechts een klein percentage van de totale schuldenlast uitmaken. Bovendien heeft een meerderheid van de schuldeisers, veertien van de zeventien, ingestemd met de aangeboden regeling. De rechtbank oordeelt dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van Esso, BP en Texaco. Daarom heeft de rechtbank besloten om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en hen te veroordelen in de kosten van de procedure. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de aangeboden regeling een betere uitkomst zal bieden voor de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 26 oktober 2023
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 18 augustus 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een viertal schuldeisers, te weten:
  • EG Services (Netherlands) B.V. h.o.d.n. Esso ‘s-Gravendijkwal, in behandeling bij LAVG Gerechtsdeurwaarders (hierna: Esso);
  • Enviem Retail Nederland B.V., h.o.d.n. 683 Gulf BP Rotterdam, in behandeling bij LAVG Gerechtsdeurwaarders (hierna: BP);
  • EG Services (Netherlands) B.V. h.o.d.n. Texaco Rotterdam, in behandeling bij LAVG Gerechtsdeurwaarders (hierna Texaco);
  • Vogelaar Bosch Spijer Advocaten (hierna: Vogelaar),
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
LAVG heeft voorafgaand aan de zitting namens Esso, BP en Texaco een verweerschrift toegezonden. LAVG heeft in dit verweerschrift tevens vermeld dat er om proceseconomische redenen niemand ter zitting zal verschijnen.
Vogelaar heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 16 oktober 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 19 oktober 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer [naam01] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift twee preferente schuldeisers met twee vorderingen en vijftien concurrente schuldeisers met vijftien vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 73.373,11 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 31 maart 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 1,64% aan de preferente schuldeisers en 0,82% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij diverse diploma’s heeft op het gebied van de binnenvaart. Hij heeft op
19 oktober 2023 zijn dienstboekje ontvangen en is actief aan het solliciteren. Verzoeker verwacht met ingang van 1 november 2023 in dienstbetrekking werkzaam te zijn, zodat hij hogere inkomsten kan verwerven. Voor wat betreft het onbetaald tanken heeft verzoeker ter zitting verklaard dat hij de openstaande nota’s wel wilde betalen, maar hiertoe door een inkomensterugval niet in staat was. Verzoeker is in de coronaperiode zijn werk verloren en ontving op dat moment inkomsten uit een WW-uitkering. Deze inkomsten waren aanzienlijk lager dan zijn inkomsten uit werk, waardoor hij zijn betalingsverplichtingen niet kon nakomen. Verzoeker heeft daarnaast verklaard dat hij zijn auto heeft overgeschreven op naam van de moeder van zijn jongste kind. Het betrof een auto met bouwjaar 2003 die verzoeker had gekocht van zijn neef voor € 200,--. Schuldhulpverlening heeft ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat het gaat om een prognoseakkoord en niet, zoals in de toelichting bij het verzoekschrift is opgenomen, om een saneringskrediet. Schuldhulpverlening heeft voorts meegedeeld dat verzoeker gemotiveerd is en goed meewerkt. Verzoeker maakt gebruik van budgetbeheer. De budgetbeheerder draagt tijdig zorg voor betaling van de vaste lasten. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Veertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Esso, BP en Texaco stemmen hier niet mee in. Esso heeft een vordering van € 117,35, welke 0,2% van de totale schuldenlast beloopt. BP heeft een vordering van € 117,77 welke 0,2% van de totale schuldenlast beloopt. Texaco heeft een vordering van € 113,79 welke 0,2% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Esso, BP en Texaco stellen in hun verweerschrift dat de vorderingen niet te goeder trouw zijn ontstaan. Verzoeker heeft immers eerst getankt en daarna pas meegedeeld dat hij niet kon betalen. Dit staat gelijk aan diefstal. Daarnaast is verzoeker niet opgenomen in het curatele- en bewindregister en is het voor Esso, BP en Texaco onvoldoende duidelijk op welke wijze nakomen van het aangeboden akkoord wordt gewaarborgd. Ook is niet duidelijk wat er met de opbrengst van de auto is gebeurd nadat deze auto is overgeschreven op naam van een derde. Ten slotte zijn Esso, BP en Texaco van mening dat verzoeker niet het maximaal haalbare heeft aangeboden. Het voorstel is immers gebaseerd op inkomsten uit een Participatiewet-uitkering. Het is voor Esso, BP en Texaco onvoldoende duidelijk waarom verzoeker niet fulltime kan werken. Esso, BP en Texaco stellen zich dan ook op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben Esso, BP en Texaco geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Esso, BP en Texaco bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Esso, BP en Texaco in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van Esso, BP en Texaco een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van 0,6%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk veertien van de zeventien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker op 19 oktober 2023 zijn dienstboekje heeft gekregen om werkzaam te kunnen zijn op de binnenvaart. Verzoeker heeft meerdere diploma’s met betrekking tot de binnenvaart en heeft ook al eerder op de binnenvaart gewerkt. Verzoeker is actief aan het solliciteren. Het is de verwachting dat verzoeker met ingang van 1 november 2023 in dienstbetrekking werkzaam zal zijn, waardoor hij hogere inkomsten zal verwerven. Door schuldhulp-verlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het onderhavige akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat het aanbod een prognosevoorstel is, dus indien de afdrachtcapaciteit stijgt, zal de boedelafdracht toenemen.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Esso, BP en Texaco, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om Esso, BP en Texaco te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Esso, BP en Texaco zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Esso, BP en Texaco om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Esso, BP en Texaco in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.