ECLI:NL:RBROT:2023:12370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
FT EA 23/792
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker, die te maken heeft met meerdere schuldeisers. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, maar één van de schuldeisers, Nationaal Grondbezit B.V., heeft geweigerd in te stemmen met deze regeling. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de aangeboden regeling niet voldoende betrouwbaar gedocumenteerd was en dat de afloscapaciteit van verzoeker niet goed was onderbouwd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van Nationaal Grondbezit, die een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast vertegenwoordigt, zwaarder wegen dan die van verzoeker en de overige schuldeisers. Daarom is het verzoek om Nationaal Grondbezit te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 17 november 2023
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 9 augustus 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Nationaal Grondbezit B.V., in behandeling bij van der Hoeden Mulders Gerechtsdeurwaarders, hierna te noemen: Nationaal Grondbezit,
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 19 oktober 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen: schuldhulpverlening);
  • mevrouw B. Demir, werkzaam bij Obin (hierna te noemen: beschermingsbewindvoerder).
Kredietbank Rotterdam heeft op 8 november 2023 aanvullende stukken toegezonden.
De schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijf schuldeisers, waarvan één preferente en vier concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 16.742,26 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 10 mei 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling 21,66% aan de preferente schuldeisers en 10,83% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Verzoeker heeft medische klachten. Verzoeker heeft in het verleden een ongeval gehad, waardoor zijn gehoor ernstig is beschadigd. Verzoeker kan door deze medische klachten niet werken. Daarnaar gevraagd heeft schuldhulpverlening verklaard dat schuldenaar zelf een bedrag van € 3.400,-- heeft ingebracht. Het bedrag van € 3.400,-- is niet meegenomen in het aanbod aan de schuldeisers. Ten slotte heeft schuldhulpverlening meegedeeld dat het saneringskrediet het maximaal haalbare is, nu de kans klein is dat verzoeker zal gaan participeren. Verzoeker staat sinds 2015 onder beschermingsbewind.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden tijdig door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Vier schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Nationaal Grondbezit stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 15.355,88 op verzoeker.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft de weigerende schuldeiser geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Nationaal Grondbezit bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Nationaal Grondbezit in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van Nationaal Grondbezit een aanzienlijk aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 91,7% daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat Nationaal Grondbezit in redelijkheid niet kon weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet kan worden vastgesteld dat het aanbod goed en controleerbaar is gedocumenteerd. Het aanbod waar de andere schuldeisers mee akkoord zijn gegaan, is gebaseerd op een maandelijkse aflossingscapaciteit van € 59,66 per maand. Uit het verzoekschrift blijkt dat er sprake is van een spaarsaldo van € 3.400,--. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat verzoeker het bedrag van € 3.400,-- heeft ingebracht, maar dat het bedrag van € 3.400,-- niet is meegenomen in het aanbod aan de schuldeisers. Op 8 november 2023 heeft schuldhulpverlening een brief toegezonden waaruit het aanbod zou moeten blijken rekening houdend met het spaarsaldo van € 3.400,--. In de brief van 8 november 2023 wordt thans gesproken over een saneringskrediet van € 1.002,12 netto, welk bedrag nog lager is dan het saneringskrediet van € 1.859,74 netto, zoals vermeld in de aanbodbrief van 31 maart 2023. De rechtbank stelt vast dat de afloscapaciteit en het voor de schuldeisers beschikbare saldo is gewijzigd ten opzichte van de afloscapaciteit waarop het aanbod is gebaseerd. Schuldhulpverlening heeft dit echter niet op de juiste wijze verwerkt.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op de huidige inkomsten uit hoofde van Participatiewet-uitkering. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden dat verzoeker niet in staat zou zijn om (minimaal) 36 uur per week te werken. Verzoeker heeft een plan van aanpak en een afsprakenplan overgelegd van de gemeente Rotterdam. Uit deze stukken blijkt echter niet dat verzoeker is ontheven van zijn sollicitatieverplichting. Verzoeker heeft geen medische stukken overgelegd, waar blijkt dat hij arbeidsongeschikt is. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoeker blijvend is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Nationaal Grondbezit als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om Nationaal Grondbezit te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 november 2023 . [1]

Voetnoten

1.