ECLI:NL:RBROT:2023:12366

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
FT EA 23/1051 en FT EA 23/1052
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurbetalingen

In deze zaak heeft verzoekster op 26 oktober 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 22 november 2023 bepaald. Tijdens de zitting is gebleken dat de verweerster, stichting Woonbron, zich aan het oordeel van de rechtbank zal conformeren, maar niet ter zitting is verschenen. De rechtbank heeft op 29 november 2023 uitspraak gedaan.

Verzoekster, die sinds 21 januari 2022 onder beschermingsbewind staat, heeft verklaard dat haar inkomen nu stabiel is, ondanks eerdere problemen met loonbeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bedreigende situatie bestaat, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster was. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven wonen, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming ten uitvoer wilde leggen.

De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoekster haar huurbetalingen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing is genomen door mr. M. Aukema, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 november 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 29 november 2023
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 26 oktober 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 27 oktober 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 22 november 2023.
Ter zitting van 22 november 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [naam01] , werkzaam bij [bewindvoerderskantoor01] (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer P.A. Krul, h.o.d.n. De Tweesprong Financial Services (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Flanderijn Gerechtsdeurwaarders heeft namens stichting Woonbron (hierna: verweerster) op 17 november 2023 een brief aan de rechtbank gezonden met de mededeling dat verweerster zich aan het oordeel van de rechtbank zal conformeren. Voorts is er in deze brief meegedeeld dat er namens verweerster niemand ter zitting zal verschijnen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 18 maart 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster heeft verklaard dat zij fulltime werkzaam is. Verzoekster staat sinds 21 januari 2022 onder beschermingsbewind. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting meegedeeld dat het inkomen van verzoekster gedurende een langere periode niet stabiel was. Zij krijgt haar inkomen per vier weken, waardoor de uitbetaling van haar loon verschuift. Daarnaast is er telkens sprake van loonbeslag. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat het inkomen nu wel stabiel is. Er is een kostgeldovereenkomst gesloten met de inwonende broer van verzoekster en de huurtoeslag is gemaximaliseerd. Hierdoor is het mogelijk om, ondanks de beslaglegging, de vaste lasten te kunnen betalen.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 18 maart 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 11 oktober 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 1 november 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 18 maart 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster is fulltime werkzaam. Daarnaast ontvangt zij kostgeld van de inwonende broer en is de huurtoeslag gemaximaliseerd. Al deze inkomsten tezamen zijn voldoende om de lopende huurtermijnen te voldoen en op
11 oktober 2023 is de huur voor de maand november 2023 voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 18 maart 2022 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres01] te Rotterdam, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
27 oktober 2023;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.