ECLI:NL:RBROT:2023:12362

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
C/10/653993 / FA RK 23-1739 en C/10/626621 / FA RK 21-7538
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk ouderlijk gezag en omgangsregeling in het belang van de minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 november 2023, zijn twee zaken behandeld met betrekking tot het ouderlijk gezag en de omgangsregeling van een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.N.M. Schep, heeft verzocht om beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag, terwijl de man, die ook aanwezig was, gemotiveerd verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de aanvang van het gezamenlijk ouderlijk gezag gewijzigde omstandigheden zijn, die een beëindiging van het gezag rechtvaardigen. De communicatie tussen de ouders is ernstig verstoord, wat leidt tot een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat de vrouw alleen het ouderlijk gezag krijgt, zodat zij zonder strijd beslissingen kan nemen over de opvoeding.

Daarnaast is er een verzoek van de man om een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de eerder vastgestelde omgangsregeling niet uitvoerbaar is geworden, omdat de oma van de man niet langer als tussenpersoon wil fungeren. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van de omgangsregeling aan te houden in afwachting van een hulpverleningstraject bij het Omgangshuis. Partijen zijn verzocht om deel te nemen aan dit traject, en de rechtbank zal de zaak pro forma aanhouden voor de duur van negen maanden. De beslissing over de proceskosten is uitgesteld tot er een eindbeslissing is genomen over de omgangsregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/653993 / FA RK 23-1739
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/626621 / FA RK 21-7538
Beschikking van 10 november 2023 over het ouderlijk gezag en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dan wel de regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht
in de zaken van:
[vrouw01], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
advocaat mr. C.N.M. Schep te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard.
t e g e n
[man01], hierna: de man,
wonende te [woonplaats02] , gemeente [gemeente01] ,

1.De (verdere) procedure

1.1.
Het verloop van de (verdere) procedure blijkt uit:
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/653993 / FA RK 23-1739
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 8 maart 2023.
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/626621 / FA RK 21-7538
  • de beschikking van deze rechtbank van 5 juli 2022;
  • het rapport van de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad) van 7 september 2023;
  • het bericht met bijlagen van de man van 4 september 2023;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 2 oktober 2023.
1.2.
De (verdere) mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2023. De beide zaken zijn gezamenlijk behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man;
  • de raad, vertegenwoordigd door [naam01] .

2.De (verdere) beoordeling

Zaaknummer / rekestnummer: C/10/653993 / FA RK 23-1739
2.1.
Ouderlijk gezag
2.1.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat het gezamenlijk ouderlijk gezag over de minderjarige wordt beëindigd en dat het ouderlijk gezag over de minderjarige alleen aan haar toekomt.
2.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
2.1.3.
Het gezamenlijk ouderlijk gezag kan op grond van artikel 1:253n BW worden beëindigd bij gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk ouderlijk gezag of als bij de beslissing tot gezamenlijk ouderlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Indien één van deze gevallen zich voordoet, zal vervolgens beoordeeld moeten worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a BW genoemde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Doet dit zich voor dan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het ouderlijk gezag over de minderjarige toekomt.
2.1.4.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen en overweegt daartoe als volgt. Voor gezamenlijk ouderlijk gezag is vereist dat de partijen in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Zij moeten hiervoor belangrijke beslissingen over de minderjarige samen kunnen nemen of in ieder geval in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Uit de overgelegde stukken en wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de basis voor constructief overleg tussen partijen volledig ontbreekt. De man is kennelijk niet in staat is om op een ‘normale’ manier met de vrouw te communiceren. Uit een veelvoud aan overgelegde berichten blijkt dat de man zich op een beledigende, bedreigende en denigrerende manier uitlaat. Ook tijdens de mondelinge behandeling erkent de man dat hij explosief is van karakter en dat de communicatie tussen partijen vanaf dag één niet goed is, ook wordt de vrouw door de man uitgemaakt voor ‘toneelspeler’. Die manier van communiceren hanteert de man overigens niet alleen richting de vrouw; tijdens de mondelinge behandeling heeft de man verteld dat hij ook naar derden, zoals de KNO-arts en medewerkers van de peuterspeelzaal zich ‘fel’ kan uiten, als hij “geen gewoon antwoord” krijgt. De man volgt al 2 jaar emotieregulatietherapie via Impegno, maar erkent dat als hem iets niet zint, hij “nog steeds als een vuurpijl in de lucht kan gaan”.
2.1.5.
Het ontbreken van een goede communicatie tussen partijen brengt niet zonder meer met zich dat er geen gezamenlijk ouderlijk gezag kan zijn. De rechtbank is echter ook van oordeel dat de man het ouderlijk gezag misbruikt, althans de vrouw dwarszit in het nemen van gezagsbeslissingen. Niet alleen heeft de vrouw een kort-gedingprocedure moeten starten voor vervangende toestemming voor de inschrijving van de minderjarige op de peuterspeelzaal en een vakantie met de minderjarige naar Kroatië, ook heeft de man tijdens de mondelinge behandeling erkend dat hij zijn toestemming onthoudt voor de bezoeken van de vrouw met de minderjarige aan een voor de vrouw goede vriendin in België, omdat hij “dat kan en niet wil dat zijn dochter contact heeft met die vrouw”.
2.1.6.
Het handelen en nalaten van de man heeft de vrouw de afgelopen periode uitgeput. Het kost de vrouw veel tijd, energie en geld om gezagsbeslissingen over de minderjarige samen met de man of via een gerechtelijke procedure te kunnen nemen. Dit heeft, of heeft op ten duur, ook zijn uitwerking op de minderjarige, terwijl de vrouw als hoofdverzorger van de minderjarige fysiek en emotioneel beschikbaar moet zijn voor de minderjarige. In deze situatie is het in het belang van de minderjarige noodzakelijk dat de vrouw, zonder in overleg te hoeven treden met de man en alle strijd die daarmee gepaard gaat, beslissingen kan nemen over de minderjarige. Mogelijk kan deze situatie in de toekomst anders zijn als de man dan daadwerkelijk in staat is zijn emoties onder controle te houden en hij niet langer het gevoel heeft dat er pas rekening met zijn mening wordt gehouden als hij beslissingen blokkeert. Hieraan zal de man met zowel Impegno als met de reclassering, die sinds kort de man eveneens begeleidt, moeten werken.
2.1.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank anders dan de raad die mede gelet op het hulpverleningstraject in het kader van de conactregeling, aanhouding van de beslissing adviseerde, van oordeel dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat het gezamenlijk ouderlijk gezag nu wordt beëindigd. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen.
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/626621 / FA RK 21-7538
2.2.
Omgangsregeling
2.2.1.
Omdat bij deze beschikking het gezamenlijk ouderlijk gezag zal worden beëindigd, wordt in het vervolg gesproken van een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht (hierna ook: omgangsregeling). De man verzoekt bij zelfstandig verzoek een omgangsregeling vast te stellen.
2.2.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
2.2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 5 juli 2022 is (onder andere) een voorlopige omgangsregeling bepaald, inhoudende dat de minderjarige iedere maandag en donderdag van 09:30 tot 11:30 uur in het huis van de oma vaderszijde en in aanwezigheid van de oma vaderszijde omgang met de man zal hebben. De vrouw zal de minderjarige brengen en weer ophalen. Daarnaast is de raad verzocht om onderzoek of andere bemoeienis met betrekking tot de omgangsregeling. De rechtbank verwijst naar en neemt over wat ten aanzien van die onderwerpen is opgenomen in die beschikking.
2.2.4.
Op 7 september 2023 heeft de raad zijn raadsrapport uitgebracht. De raad adviseert het verzoek van de man af te wijzen, tenzij de man alsnog bereid is mee te werken aan en traject bij het Omgangshuis (omgangsbegeleiding).
2.2.5.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding. De rechtbank zal hen in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit hulpverleningstraject, zoals is vermeld in het proces-verbaal dat partijen hebben ontvangen. Dit proces-verbaal is al verstuurd naar het routeringspunt, Jeugdteams Zuid-Holland Zuid, voor aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal ook deze beschikking versturen naar het routeringspunt.
2.2.6.
De rechtbank verzoekt de uitvoerende hulpverleningsinstantie om, zoals tijdens de mondelinge behandeling met partijen is besproken, het eindverslag over het verloop van het hulpverleningstraject in te dienen op de hierna genoemde manier.
2.2.7.
De rechtbank zal de behandeling van de zaak (in eerste instantie) in afwachting van de resultaten van dit hulpverleningstraject pro forma aanhouden voor de duur van negen maanden.
2.2.8.
Als het hulpverleningstraject is beëindigd, zal de hulpverleningsinstantie het eindverslag versturen naar het routeringspunt. Het routeringspunt zal zorgen voor verzending van dit eindverslag aan de rechtbank. De rechtbank zal, als het hulpverleningstraject is geslaagd, partijen en hun advocaten in de gelegenheid stellen om binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren op het eindverslag. Na ontvangst van de reactie van (de advocaten van) partijen geeft de rechtbank, zonder verdere mondelinge behandeling, een eindbeschikking.
2.2.9.
Als het hulpverleningstraject voortijdig is beëindigd of de doelen niet (geheel) zijn behaald, blijft een raadsonderzoek achterwege omdat de raad al onderzoek heeft gedaan en geadviseerd over de contactregeling met de minderjarige. Partijen worden verzocht binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren en zich uit te laten of zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen.
2.2.10.
De rechtbank merkt het volgende op. Bij beschikking van deze rechtbank van 5 juli 2022 is bepaald dat het omgangsmoment tussen de man en de minderjarige voorlopig zal plaatsvinden bij oma vaderszijde thuis. Oma heeft zich niet langer bereid verklaard om als ‘tussenpersoon’ te fungeren tijdens de omgangsmomenten. Dat betekent dat er op dit moment geen omgang tussen de man en de minderjarige plaatsvindt, omdat de vastgestelde omgangsregeling praktisch onuitvoerbaar is geworden. De rechtbank is van oordeel dat de omgang bij het Omgangshuis zal moeten worden hersteld en ziet op dit moment geen mogelijkheid om daarnaast een voorlopige omgangsregeling vast te stellen, omdat er geen begeleiding beschikbaar is. De rechtbank zal daarom de voorlopige omgangsregeling wijzigen, in die zin dat er (afgezien van de begeleide omgang bij het Omgangshuis) geen contact zal zijn tussen de man en de minderjarige.
In beide zaken
Proceskosten
2.2.11.
Omdat ten aanzien van de omgangsregeling nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

3.De beslissing

De rechtbank:
zaaknummer / rekestnummer: C/10/653993 / FA RK 23-1739
3.1.
beëindigt het gezamenlijk ouderlijk gezag en bepaalt dat het ouderlijk gezag over de minderjarige voortaan aan de vrouw toekomt;
3.2.
bepaalt dat van deze beslissing aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
3.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
zaaknummer / rekestnummer: C/10/626621 / FA RK 21-7538
3.4.
wijzigt de bij beschikking van deze rechtbank van 5 juli 2022 gegeven beslissing van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (nu: de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht) in die zin dat er geen voorlopige omgangsregeling tussen de man en de minderjarige zal zijn;
3.5.
stelt vast dat partijen, te weten:
[vrouw01] ,
wonende [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
en
[man01] ,
wonende te [woonplaats02] , gemeente [gemeente01] ,
bij proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding en dat het routeringspunt zorgt voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
3.6.
bepaalt dat partijen met behulp van dit hulpverleningstraject zich zullen inspannen dat de omgang tussen de man en de minderjarige wordt hersteld en dat zij afspraken zullen maken aan de hand waarvan de minderjarige onbelast omgang kan hebben met beide partijen;
3.7.
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking naar het routeringspunt te versturen;
3.8.
bepaalt dat het routeringspunt vóór na te melden pro-formadatum het eindverslag van de hulpverleningsinstantie aan de rechtbank verzendt en daarvan gelijktijdig een kopie aan de raad voor de kinderbescherming verzendt, als het hulpverleningstraject niet of deels is geslaagd;
3.9.
beveelt de griffier na ontvangst van het eindverslag een kopie daarvan aan beide partijen en hun advocaten te versturen;
3.10.
verzoekt partijen, na ontvangst van het eindverslag van het hulpverleningstraject, binnen een termijn van twee weken schriftelijk hierop te reageren en hun proceswensen mee te delen;
3.11.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.12.
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgangsregeling en de proceskosten aan tot
1 augustus 2024 PRO FORMA.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. D. Mühlbacher, griffier, op 10 november 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.