ECLI:NL:RBROT:2023:12357

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
10-249698-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in categorie III en bijbehorende munitie op de openbare weg met vrijspraak voor medeplegen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991 en ten tijde van de zitting gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en bijbehorende munitie op de openbare weg. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had bekend en dat er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen, maar verklaarde het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie bewezen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar werk in de jongerenhulpverlening en het feit dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 205 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en het volgen van ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak van een voorwaardelijke straf om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-249698-23
Datum uitspraak: 14 december 2023
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1991,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , locatie [locatie01] .
raadsman mr. A. Zeeman, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M.F. de Rooij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het volgen van ambulante behandeling.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Wel is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde onderdeel ‘tezamen en in vereniging’.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij, op 27 september 2023 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
pistool van het merk Umarex model Walther P22, kaliber 6.35 mm,
en bijbehorende munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
vijf kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm Br voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte droeg op 27 september 2023 een schoudertasje waarin een vuurwapen met munitie zat, terwijl zij met twee anderen in een auto reed. Zij heeft verklaard dat zij het wapen bij zich droeg omdat zij bedreigd werd door de ex van haar vriendin en zich beschermd en veilig wilde voelen. Wat daar ook van zij, dit doet niet af aan de strafwaardigheid van verdachtes handelen. De ervaring leert immers dat vuurwapenbezit meer dan eens leidt tot vuurwapengebruik. Dit geldt nog meer wanneer iemand een vuurwapen bij zich heeft op de openbare weg. Juist de verdachte had zich hiervan bewust moeten zijn gelet op haar werk als jongerenbegeleider. Ondanks dat heeft zij zich laten leiden door haar emoties en niet gekozen voor minder kwalijke opties dan het aanschaffen van een wapen. De rechtbank neemt haar dat kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
5 december 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte werkt sinds jaren in de (jongeren)hulpverlening, ook met jongeren met een forensische titel. Zij presenteert zich als een kalme, beheerste, sterke en verstandige vrouw. De reclassering krijgt echter ook de indruk dat verdachte geen (volledige) openheid van zaken geeft. Naar inschatting van de reclassering is het delictgedrag voortgekomen uit de houding van verdachte, waarbij zij voor eigen rechter heeft willen spelen. Vermoedelijk hebben ook psychosociale kenmerken meegespeeld, die mogelijk een gevolg zijn van belaste jeugdervaringen. De indruk bestaat dat de verdachte anderen wil beschermen, ook ten koste van zichzelf, waardoor zij keuzes maakt die niet constructief zijn. Positief is dat verdachte een eigen woning heeft, er geen sprake is van problematisch middelengebruik en dat zij openstaat voor hulp en behandeling. De reclassering acht nader onderzoek en nadere behandeling geïndiceerd, zodat de verdachte meer zelfinzicht verwerft, belastende jeugdervaringen verwerkt en kan leren om andere keuzes te maken. Er wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan daarop in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte daarvan ook gelet op de geldende oriëntatiepunten bij feiten als deze. De rechtbank acht het desondanks passend, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, om een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op het feit dat de verdachte in deze zaak reeds 78 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten, heeft zij een groot deel van het onvoorwaardelijke strafdeel reeds ondergaan.
Nu de reclassering een meldplicht en ambulante behandeling noodzakelijk acht en de verdachte heeft verklaard dat zij gemotiveerd is om hieraan mee te werken, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd opleggen.
Wel is de rechtbank van oordeel dat de bedoelde – grotendeels voorwaardelijke – gevangenisstraf alleen, onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit. Om die reden zal ook een taakstraf worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 205 (tweehonderdvijf) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op;
2 (twee) jaar
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres: [adres02] , [postcode02] [plaats01] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich onderzoeken (en afhankelijk van de uitkomst) behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht (zijnde 78 dagen), bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij, op of omstreeks 27 september 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie,
te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
pistool van het merk Umarex model Walther P22, kaliber 6.35 mm,
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
vijf kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm Br
voorhanden heeft gehad