ECLI:NL:RBROT:2023:12343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
10/334570-22/ Raadkamernummers: 23/01 23/017603 (530 Sv 7602 (533 Sv)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing en toekenning van schadevergoeding in strafzaak met betrekking tot illegale hennepkwekerij en wapens

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 12 december 2023, zijn verzoeken behandeld op basis van de artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1979 en vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Logtenberg, had verzocht om schadevergoeding uit 's Rijks kas voor immateriële schade, imagoschade en kosten van rechtsbijstand, na een vrijspraak in een strafzaak. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verzoeker vrijgesproken was vanwege een ernstig vormverzuim, hij wel degelijk wapens en goederen voorhanden had die verband hielden met een illegale hennepkwekerij. Dit leidde tot de conclusie dat het niet billijk was om de kosten die de verzoeker had opgevoerd, te laten dragen door de Staat of de samenleving. De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van immateriële schade en imagoschade af, maar kende wel een forfaitaire vergoeding van € 680,- toe voor de kosten van rechtsbijstand. De beslissing werd genomen na een openbare behandeling op 28 november 2023, waarbij de officier van justitie mr. E. Pols en de verzoeker met zijn advocaat zijn gehoord. De rechtbank benadrukte dat de toekenning van vergoedingen afhankelijk is van de omstandigheden van het specifieke geval en dat de inhoud van het bewijs uitgesloten materiaal ook meegewogen kan worden in de beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
Raadkamernummers: 23/017602 (533 Sv)
23/017603 (530 Sv)
parketnummer : 10/334570-22
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op de verzoeken als bedoeld in de artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] , verzoeker,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,advocaat mr. K. Logtenberg, kantoorhoudende te Rotterdam.

Procedure

De verzoeken zijn op 11 juli 2023 ingediend, met een aanvulling op 20 november 2023. Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt kenbaar gemaakt. De verzoeken zijn op 28 november 2023 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. E. Pols, de verzoeker en zijn advocaat mr. K. Logtenberg zijn gehoord.

Inhoud verzoeken en standpunt officier van justitie

Verzoek artikel 533 Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas wordt toegekend een bedrag van € 5.750,- als vergoeding voor de immateriële schade als gevolg van het voorarrest, een vergoeding voor door de verzoeker geleden imagoschade van € 25.000,- en een vergoeding van schade als gevolg van omzetverlies en overige verlies van € 958.002,77.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Verzoek artikel 530 SvHet verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift ter hoogte van € 2.000,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

Feiten

De verzoeker is in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer van 23 december 2022 tot en met 26 december 2022 in verzekering gesteld geweest. Aansluitend heeft hij tot en met 17 februari 2023 in voorlopige hechtenis verbleven. Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 14 april 2023, is de verzoeker vrijgesproken van hetgeen hem in de strafzaak ten laste was gelegd. Dit vonnis is op 29 april 2023 onherroepelijk geworden

Ontvankelijkheid

De verzoeken zijn niet ondertekend door de verzoeker. Nu de verzoeker in raadkamer is verschenen en heeft verklaard dat de verzoeken mede namens hem zijn ingediend, is de verzoeker ontvankelijk in de verzoeken.

Beoordeling

De artikelen 530 en 533 Sv voorzien kort samengevat in vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en van de schade als gevolg van uitgezeten voorarrest, indien een zaak eindigt zonder oplegging van straf, zoals in het geval van een vrijspraak. Toekenning van een vergoeding heeft ingevolge artikel 534 Sv steeds plaats indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Dat betekent enerzijds dat in geval van schade of gemaakte kosten als uitgangspunt vergoeding plaatsvindt, maar anderzijds dat het de rechter vrij staat op gronden van billijkheid vergoeding achterwege te laten of slechts gedeeltelijk toe te kennen. Omstandigheden die aanleiding kunnen geven een vergoeding niet of slechts deels toe te kennen, zijn niet op voorhand te bepalen. Bestendige rechtspraak wijst in dat verband uit dat in de aard of het verloop alsmede in de uitkomst van een strafzaak grond kan worden gezien te oordelen dat het niet billijk is een (gehele) vergoeding toe te kennen. Zo kan de schadevergoedingsrechter (hierna: de raadkamer) rekening houden met de mate waarin de verzoeker zijn voorarrest - hetzelfde geldt voor de noodzakelijke kosten van rechtsbijstand - aan zijn eigen (proces)houding of gedrag te wijten heeft. Daarbij valt bij wijze van voorbeeld te denken aan de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de verzoeker in zijn zaak heeft verklaard of juist gebruik heeft gemaakt van het zwijgrecht, of aan het geval waarin de verzoeker de opsporing bewust heeft bemoeilijkt. Ook kan de raadkamer rekening houden met de aard en de motivering van de beslissing waarmee de strafzaak is geëindigd, als daarin redenen zijn gelegen een (volledige) vergoeding niet billijk te achten. Het komt bij het billijkheidsoordeel dus in overwegende mate aan op een waardering van de omstandigheden van het specifieke geval.
De rechtbank stelt bij de beantwoording van de vraag of er gronden van billijkheid zijn voor toewijzing van de gevraagde schadevergoeding voorop dat ook gelet kan en mag worden op de inhoud van het van het bewijs uitgesloten materiaal. Uit dat materiaal, dat onderdeel uitmaakt van het raadkamerdossier, komen, samengevat, de volgende feiten en omstandigheden naar voren.
Op 22 december 2022 heeft de politie naar aanleiding van TCI-informatie op grond van artikel 49 Wet Wapens en Munitie de woning van de verzoeker heeft doorzocht. Op grond van de resultaten van deze doorzoeking is de verzoeker aangehouden en zijn vervolgens ook zijn woning en bedrijfspand doorzocht. De politie heeft in de woning van de verzoeker meerdere vuurwapens, munitie, vuurwerk, handgranaten en hennep aangetroffen. Ook heeft de politie in het bedrijfspand van de verzoeker materialen aangetroffen die betrekking hebben op het opzetten en onderhouden van een hennepkwekerij. De verdachte heeft tijdens deze huiszoeking medewerking verleend en in diens verhoor bekend de goederen voorhanden te hebben gehad.
De rechtbank heeft in haar beslissing vastgesteld dat deze huiszoeking onrechtmatig heeft plaatsgevonden, omdat de grondslag hiervoor, namelijk de TCI-melding te weinig concreet zou zijn geweest en van een te oude datum. Om die reden heeft de rechtbank het aldus verkregen bewijsmateriaal niet willen betrekken in de oordeelsvorming en vervolgens de verdachte vrijgesproken van hetgeen hem is verweten.
De rechtbank in raadkamer is van oordeel dat om redenen van het weldegelijk aanwezig hebben gehad van de aldaar aangetroffen wapens, munitie en goederen die ten dienste staan van een illegale hennepkwekerij en hennep het verzoek van klager niet voor toewijzing vatbaar is. Weliswaar is klager vrijgesproken doch alleen vanwege een door de rechtbank als zeer ernstig gekwalificeerd vormverzuim. Dit laat onverlet dat klager met dit voorhanden hebben van deze wapens en hennep/goederen de strafwet ernstig heeft overtreden. Op grond hiervan is het niet billijk om de Staat/de samenleving de kosten, die klager heeft opgevoerd, na vaststelling hiervan te laten dragen. Deze dienen voor klager zelf te blijven. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank geen gronden van billijkheid aanwezig om aan de verzoeker een vergoeding toe te kennen.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, zijn gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de forfaitaire vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 680,-. Niet kan worden gezegd dat het klaagschrift geen enkele basis heeft om in te dienen.

Beslissing

De rechtbank:
t.a.v. het onder RK-nummer 23/017602 ingeschreven verzoek:
wijst het verzoek af.
t.a.v. het onder RK-nummer 23/017603 ingeschreven verzoek:
kent aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 680,- (zegge: zeshonderdtachtig euro);
Deze beschikking is gegeven door:
mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
mrs. M.J.M. van Beckhoven en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023.

Bevelschrift van tenuitvoerlegging

Bij beschikking van deze rechtbank, meervoudige raadkamer, van 12 december 2023 (RK-nummer: 23/017603) is op de voet van artikel 530 Sv aan

[verzoeker] , verzoeker,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,

een vergoeding uit ’s Rijks kas toegekend van € 680,- (zegge: zeshonderdtachtig euro).
Bevolen wordt dat de griffier na het onherroepelijk worden van de beschikking overgaat tot uitbetaling van dit bedrag door overmaking op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting beheer derdengelden Sociaal advocaten Rotterdam.
Dit bevelschrift is afgegeven op 12 december 2023 door mr. G.P. van Beek, voorzitter.