ECLI:NL:RBROT:2023:12325

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
10-012819-23 en 10-277976-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne en wederrechtelijk verblijf op haventerrein

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de invoer van ongeveer 175 kilogram cocaïne en het wederrechtelijk verblijven op een haventerrein. De verdachte, die als uithaler fungeerde, was betrokken bij het verplaatsen van de cocaïne van een broncontainer naar een switchcontainer, met als doel de verdere invoer van deze drugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden en een vrijheidsbeperkende maatregel van 2 jaar voor de Rotterdamse havengebieden Waalhaven en Maasvlakte, evenals de containerhavens in Vlissingen. De rechtbank overwoog dat de rol van de verdachte in de georganiseerde drugshandel significant was, maar ook dat deze rol beperkt was in het grotere geheel van de criminele organisatie. De verdachte had eerder al wederrechtelijk op het haventerrein verbleven, wat zijn betrokkenheid bij criminele activiteiten onderstreept. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de impact van de drugshandel op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10-012819-23 en 10-277976-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 6 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.J.G. Leeuw heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden met aftrek van voorarrest;
  • een gebiedsverbod als vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafrecht voor de containerhavens Vlissingen, Waalhaven en Maasvlakte voor een periode van twee jaar, op straffe van twee weken hechtenis per overtreding, tot een maximum van zes maanden hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering t.a.v. feit 1 en 3 parketnummer 10-012819-23
Feit 1
Standpunt verdediging
Door de verdediging is een aantal bewijsverweren gevoerd die er in de kern op neer komen dat er onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van verdovende middelen.
Feiten en omstandigheden
Op 12 januari 2023 rond 07.00 uur zijn in de container met het nummer [containernummer01] , die kort daarvoor was opgehaald van het haventerrein van de APM 2 terminal te Rotterdam, 16 donkergekleurde sporttassen aangetroffen die gevuld waren met 175 groengekleurde pakketten cocaïne. Het zegelnummer van de container was verwisseld. In plaats van het originele zegelnummer [nummer01] was de container verzegeld met het (valse) zegelnummer [nummer02] .
De verdachte is kort daarop, rond 8.30 uur, samen met twee medeverdachten, waaronder [medeverdachte01] , aangetroffen in de container met het nummer [containernummer02] (hierna: Trojaanse container) op het terrein van APM 2. In deze container lagen diverse goederen, onder meer slaapzakken en een tas met levensmiddelen.
De verdachte en medeverdachte [medeverdachte01] hadden bij hun aanhouding een telefoon op zak. De telefoon die de verdachte bij zich droeg, is direct aan hem te koppelen. Op een later moment is in de Trojaanse container nog een derde telefoon aangetroffen.
Op de drie hiervoor vermelde telefoons is een WhatsApp-groep aangetroffen met zeven deelnemers. Deze groepsapp, ‘[naam groepsapp01]’ geheten, is op 11 januari omstreeks 20.30 aangemaakt. Alle berichten in deze groepschat zijn verzonden en ontvangen tussen 11 januari 2023 20:35 uur en 12 januari 2023 05:36 uur en er zijn live locaties met elkaar gedeeld. In deze groepsapp is een foto aangetroffen van de container [containernummer01] . Ook is een foto aangetroffen van het doorgeknipte zegelnummer [nummer01] en een foto waarop het zegelnummer [nummer02] is bevestigd aan een container. In de chat staat onder meer het bericht dat “tp de bak heeft afgezet”. Op deze telefoons staan voorts verschillende video’s gemaakt in een container van flinke hoeveelheden groenkleurige blokken die sterke gelijkenis vertonen met de groenkleurige blokken cocaïne aangetroffen in de container [containernummer01] . Op één van deze video’s is een rij te zien van diverse stapels van tien opgestapelde groene blokken. Op een andere video is te zien dat twee in het zwart geklede personen in een container bezig zijn met groenkleurige blokken in zwarte tassen, waaruit volgt dat op dat moment in die container in elk geval drie personen aanwezig waren.
Op de telefoon die de verdachte bij zich droeg, zijn voorts Signalchats aangetroffen van 12 januari 2023 tussen 01:35 uur en 03:27 uur. Deze berichten hebben – onder meer – als inhoud: “174 als t klopt”, “Heb je per 10 gestapelt”, “Raak die spullen niet uit het oog blijf erbij hele tijd aub”, “175 nageteld”. Na het bericht “175 nageteld” is er een video gedeeld die is opgenomen in een container en waarin op de grond van de container 17 stapels groenkleurige pakketten zijn te zien. Deze video is gemaakt met de telefoon die de verdachte bij zich droeg.
Op de telefoon die later is aangetroffen in de Trojaanse container is een WhatsApp chat aangetroffen tussen twee deelnemers die ook deel uitmaken van de WhatsAppgroep ‘[naam groepsapp01]’. In deze chat wordt gevraagd om filmpjes te maken. De filmpjes in de chat zijn opgenomen in een container waarop diverse in het zwarte geklede personen zijn te zien die bezig zijn met zwarte sporttassen met groenkleurige blokken. Op 21 januari om 03:57 is in deze app het bericht “We gaan switchen sta ready” gedeeld.
Gevolgtrekkingen
De feiten en omstandigheden leiden tot de volgende gevolgtrekkingen:
  • De verdachte en zijn twee medeverdachten zijn op 21 januari 2023 om 8.30 aangetroffen in een Trojaanse container.
  • Op de telefoons die in die Trojaanse container en bij de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] zijn aangetroffen, staan foto’s en video’s die een verband leggen met de container [containernummer01] . Ook staan op die telefoons berichten en video’s die onmiskenbaar gaan over een uithaalactie in de nacht van 21 januari 2023 van 175 groenkleurige pakketten.
  • In de container met nummer [containernummer01] zijn door de douane 175 groenkleurige pakketten met cocaïne aangetroffen. De rechtbank stelt vast dat dit de pakketten zijn waar eerdergenoemde uithaalactie op zag.
  • De 175 pakketten cocaïne zijn in de nacht van 12 januari 2023 van een onbekend gebleven broncontainer overgebracht naar de container met het nummer [containernummer01] , de zogeheten ‘switchcontainer’, waarbij in elk geval drie personen betrokken waren. De originele zegel die op de switchcontainer zat is hierbij vervangen door een vals zegel.
Betrokkenheid en wetenschap van de verdachte en zijn medeverdachten
De aanwezigheid van de verdachte en de medeverdachten in de Trojaanse container [containernummer02] op 12 januari 2023 rond 8.30 uur is, tegen de hiervoor geschetste achtergrond en gevolgtrekkingen, de bewijsgrondslag voor betrokkenheid van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] bij het verplaatsen van cocaïne vanuit een broncontainer naar de switchcontainer. Omdat de tweede medeverdachte niet gekoppeld kan worden aan één van de drie telefoons, kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat hij bij de uithaalactie betrokken is geweest. De WhatsApp-groep aangetroffen op de telefoon die direct is te linken aan de verdachte en die de verdachte bij zich droeg met daarop de verschillende berichten en video’s bevestigen dit wel voor de verdachte. Ten slotte kan ook de verklaring van de verdachte op de zitting dat hij in de haven was om “iets uit te halen” in dit verband niet onbenoemd blijven.
Eindconclusie
De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] hebben in nauwe en bewuste samenwerking handelingen verricht die waren gericht op het verdere vervoer van eerder ingevoerde cocaïne. Deze cocaïne is kort voor hun aanhouding aangetroffen in een container die net het terrein van de AMP 2 terminal had verlaten. Daarmee zijn zij medepleger van de invoer van de partij van 174,65 kilogram cocaïne.
Daarbij merkt de rechtbank tot slot op, dat weliswaar geen broncontainer bekend is geworden, maar het een feit van algemene bekendheid is dat cocaïne vanuit Zuid-Amerika via de haven van Rotterdam Nederland wordt binnengebracht, zodat het bestanddeel ‘invoer’ bewezen kan worden verklaard.
Feit 3
De onder ‘Feit 1’ vastgestelde aanwezigheid van de verdachte en zijn medeverdachten in een container op het terrein van AMP 2 biedt voldoende basis voor het bewijs voor feit 3.
4.2.
Vrijspraak t.a.v. feit 2 parketnummer 10-012819-23
Standpunt officier van justitie
Er is een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband nodig om 175 kilo cocaïne in te voeren. Ook voor het daadwerkelijk uit de haven krijgen van die drugs is een samenwerkingsverband nodig. Uithalers hebben hun eigen specifieke en duidelijk aanwijsbare rol in die criminele organisatie. Het uithalen vergt een plan dat goed moet worden voorbereid met de juiste informatie die niet zomaar kan worden verkregen en dat telkens moet worden bijgestuurd. Om het uithalen tot een goed einde te brengen, moet gestructureerd en duurzaam worden samengewerkt met mensen die te vertrouwen zijn.
De verdachte heeft hierin een aandeel gehad. Hij is onbevoegd op de APM 2 terminal aangetroffen en op de telefoon die hij bij zich droeg, zijn filmpjes aangetroffen waarop handelingen van het uithalen van drugs te zien zijn. Ook is te zien dat de uithalers via een groepschat instructies kregen van andere leden van de organisatie over het uithalen.
Beoordeling
Voor de vaststelling van deelname aan een criminele organisatie is - onder meer - het volgende van belang.
  • Van een ‘organisatie’ is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.
  • De organisatie moet tot ‘oogmerk’ hebben het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
  • Van ‘deelneming’ aan een organisatie kan slechts dan sprake zijn als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het ‘oogmerk’ van de organisatie.
  • Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Vooropgesteld wordt dat het er in algemene zin alle schijn van heeft dat de feiten waarvoor de verdachte in dit vonnis wordt veroordeeld, plaatsvinden tegen de achtergrond van één of meer (grote) criminele organisaties. Dat kan worden afgeleid uit de feiten van algemene bekendheid die schuilgaan achter de feiten en omstandigheden die op de zitting zijn besproken. Samenvattend: transporten van verdovende middelen staan zelden op zichzelf, daarvoor zijn meerdere samenwerkende schakels in een keten noodzakelijk en de risico’s zijn zo groot dat een grote mate van organiseren essentieel is. Verdovende middelen transporten worden niet voor niets beschouwd als ‘georganiseerde’ criminaliteit.
Voor met name de structuur en de duurzaamheid van de achter de feiten schuilgaande (grote) criminele organisaties en de deelneming van de verdachte daaraan, biedt het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten. Weliswaar blijkt uit het dossier dat drie andere personen verantwoordelijk zijn geweest voor het ophalen van de container met drugs van de AMP-2 terminal, maar niet blijkt dat deze personen in een groter en/of langduriger georganiseerd verband met de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte02] hebben samengewerkt. Daarvoor bieden de concrete feiten en omstandigheden gewoonweg onvoldoende houvast.
Ook voor het aantonen van het in kleiner crimineel verband concreet uithalen van drugs, schieten de bewijsmiddelen tekort. De officier van justitie heeft in het requisitoir geprobeerd om uit de informatie uit de aangetroffen telefoons de bestanddelen ‘organisatie, oogmerk, deelneming en het opzet van de deelnemer op dat oogmerk’ af te leiden en te beredeneren. Als die redenering echter zou worden gevolgd, zou dat betekenen dat voor ieder genoemd bestanddeel afzonderlijk een bewijsredenering nodig is. De bewijsmiddelen bieden daarvoor onvoldoende houvast, zodat die redeneringen grotendeels zouden blijven steken in aannames, feiten van algemene bekendheid en algemene vaststellingen. Dit zou uitmonden in een te globale bewijsmotivering met onvoldoende basis voor een bewezenverklaring.
Eigenlijk komt het erop neer dat de redenering van de officier van justitie zeker voldoende is voor de bewezenverklaring van nauwe en bewuste samenwerking tussen de op de terminal aangetroffen drie verdachten en een aantal anderen, die betrekking heeft op één, te weten de onderhavige, uithaalactie. Voor opzettelijke deelname aan een criminele organisatie die het plegen van (uithalers) misdrijven tot oogmerk heeft, overtuigt de redenering echter niet. In een ‘simpele’ uithalerszaak - zoals deze - is voor de vaststelling van deelname aan een criminele organisatie dus meer nodig.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering t.a.v. parketnummer 10-277976-22
Het onder parketnummer 10-277976-22 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 van parketnummer 10-012819-23 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-277976-22 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
t.a.v. parketnummer 10-012819-23
1
hij in de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te
Maasvlakte, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 174,65 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op 12 januari 2023 te Maasvlakte Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag en overslag van goederen, te weten het besloten terrein van de
APM2 Terminal, gelegen aan de [adres02] ,
waarbij hij, verdachte, zich met zijn mededaders op die besloten plaats
vervolgens de toegang heeft verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel
bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een
container met nummer [containernummer02] door middel van
inklimming;
t.a.v. parketnummer 10-277976-22
1
hij op 28 oktober 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en
overslag van goederen, te weten de Hutchison Ports ECT Delta, terwijl hij,
verdachte, en zijn mededader zich de toegang hebben verschaft tot die
besloten plaats, door middel van inklimming;
2
hij op 28 oktober 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en overslag van goederen, te weten de Hutchison Ports ECT Delta.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
t.a.v. parketnummer 10-012819-23
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, waarbij zich de toegang wordt verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen door middel van inklimming, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
t.a.v. parketnummer 10-277976-22
feiten 1 en 2:
de voortgezette handeling van:
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit worden gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
zich de toegang verschaffen tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen door middel van inklimming, terwijl het feit worden gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een of meer ander(en) schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 175 kilogram cocaïne en het zich (daartoe) wederrechtelijk bevinden op een haventerrein. De verdachte is als uithaler betrokken geweest bij het verplaatsen van pakketten cocaïne van een broncontainer naar een switchcontainer, gericht op de verdere invoer van die pakketten cocaïne. De verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien vaak direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Aan de ene kant is de rol van de verdachte een belangrijke rol in het plegen van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit die de invoer van cocaïne is. De uithalersactiviteiten zijn immers van essentieel belang om het cocaïnetransport goed te laten verlopen en daarmee zijn uithalers een onmisbare schakel in de internationale transportketen van cocaïne. Dat de rol belangrijk is, blijkt ook wel uit de bedragen die verdiend kunnen worden met het uithalen.
Aan de andere kant is de rol van de verdachte in het geheel beperkt. Het werk van de uithaler is niet meer en niet minder dan de cocaïne voor de eigenaren van die cocaïne uit de haven krijgen. Dat kan een kleine of, zoals in dit geval, een grote partij blijken te zijn, hetgeen voor de aard van de werkzaamheden op zich geen groot verschil maakt. Het is een bijzonder risicovolle klus waar andere betrokkenen in de keten hun handen niet graag aan vuil maken.
Daarnaast heeft de verdachte in oktober 2022 al wederrechtelijk verbleven op de haven. De verdachte heeft voor zijn verblijf op het haventerrein geen duidelijke en verifieerbare reden gegeven, wat de verdenking wekt dat hij zich ook toen met dergelijke criminele activiteiten heeft ingelaten, maar het dossier bevat hiervoor geen bewijs.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 september 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering stelt dat bij een veroordeling kan worden gesproken van een beginnend delictpatroon. Er is geen sprake van instabiliteit op de leefgebieden. Een financieel belang heeft meegespeeld bij het plegen van de strafbare feiten. De verdachte is mogelijk beïnvloedbaar door een negatief of crimineel netwerk en heeft korte termijn keuzes gemaakt. De reclassering acht het van belang om aandacht te besteden aan het versterken van de maatschappelijke positie van de verdachte en zijn sociale vaardigheden. Ook dient er aandacht te zijn voor de weerbaarheid, het probleemoplossend vermogen en de daadkracht zodat de verdachte positieve lange termijn doelen kan realiseren.
De verdachte heeft begeleiding nodig om het hiervoor genoemde te bewerkstelligen. Daarom wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarden te stellen dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering, actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa (cognitieve vaardigheden) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, zich zal houden aan een contactverbod met zijn medeverdachten, zich niet zal bevinden op de Maasvlakte, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt en zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de relevante oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De rechtbank kijkt daarbij niet alleen naar de hoeveelheid harddrugs, maar ook naar de rol van de verdachte bij de invoer, namelijk die van uithaler. Dat is een belangrijke rol bij de invoer van cocaïne, maar tegelijkertijd is deze rol in het grotere geheel beperkt. De rechtbank houdt in het nadeel van de verdachte rekening met het feit dat hij eerder is aangetroffen op het haventerrein en dat hij geen enkele verantwoordelijkheid of inzicht heeft getoond in zijn handelen.
De reclassering heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank acht een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden echter niet passend en geboden. De verdachte heeft verklaard dat hij liever geen bijzondere voorwaarden en begeleiding van de reclassering wil, omdat hij daar het nut niet van inziet. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende intrinsieke motivatie is gebleken bij de verdachte om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden en legt daarom geen bijzondere voorwaarden op.
Mede gelet op de rol van de verdachte en omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde duur van de gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft tot slot een rol gespeeld de straffen die andere betrokkenen bij deze invoer hebben gekregen. Bij vonnissen van deze rechtbank van 28 juli 2023 zijn onder meer de chauffeur en een organisator van dit transport veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar. Het past naar het oordeel van de rechtbank niet, om uithalers een hogere straf op te leggen dan deze twee betrokkenen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden passend en geboden.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om, ter voorkoming van strafbare feiten, aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor de Rotterdamse havengebieden Waalhaven en Maasvlakte en de containerhavens in Vlissingen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Tot slot stelt de rechtbank vast, dat de voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst tot de datum einduitspraak in eerste aanleg. Dit betekent dat de schorsing per heden eindigt en het bevel gevangenhouding herleeft.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38v, 38w, 47, 56, 57 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 van parketnummer 10-012819-23 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich niet op te houden in de Rotterdamse havengebieden Waalhaven en Maasvlakte en de containerhavens in Vlissingen;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en H.I. Kernkamp-Maathuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier,
en uitgesproken op 6 december 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
t.a.v. parketnummer 10-012819-23
1
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te
Maasvlakte, gemeente Rotterdam, en/of Schiedam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 174,65 kilogram cocaïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te
Rotterdam en/of Ridderkerk en/of Schiedam, althans in Nederland, en/of te
Waregem, althans in België,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
van 174,65 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet
behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- met één of meer mededader(s) (telefonisch) contacten te onderhouden en/of
informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken en/of instructies te geven over
het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van de container
[containernummer01] (met daarin de cocaïne), en/of
- één of meer ontmoetingen met zijn mededader(s) gehad, en/of
- zich (onbevoegd) begeven op de APM2Terminal, gelegen aan de [adres02] ,
- op de APM2-terminal te verblijven in de (geprepareerde) container [containernummer02] ,
en/of
- één of meer (organisatie)telefoon(s) voorhanden te hebben, en/of
- het zegel van container [containernummer01] te verbreken en/of (vervolgens) te
vervangen door een vals zegel, en/of
- die (tassen) cocaïne (over) te plaatsen naar de container [containernummer01] , en/of
- als bestuurder van een vrachtwagen en trekker daarmede die container [containernummer01]
van de APM2-terminal op/uit te halen, en/of
- foto’s te maken van het (valse) zegel op de container [containernummer01] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te
Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland, en/of in België,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend),
verdachte en/of [medeverdachte03] en/of [medeverdachte04] en/of [medeverdachte05] en/of [medeverdachte06]
en/of [medeverdachte01] , die tot oogmerk had het plegen van een misdrijf
als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de
Opiumwet;
3
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Maasvlakte Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van de
APM2 Terminal, gelegen aan de [adres02] ,
waarbij hij, verdachte, zich al dan niet met zijn mededader(s) op die besloten plaats
vervolgens de toegang heeft verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel
bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een of meer
containers (met nummers [containernummer02] en [containernummer01] ) door middel van
braak, verbreking en/of inklimming.
t.a.v. parketnummer 10-277976-22
1
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of
spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of
overslag van goederen, te weten de Hutchison Ports ECT Delta, terwijl hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang heeft/hebben verschaft tot die
besloten plaats, door middel van
inklimming;
2
hij op of omstreeks 28 oktober 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement
gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te
weten de Hutchison Ports ECT Delta.