ECLI:NL:RBROT:2023:12324

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
10-012801-23, 10-342334-21 en 10-339116-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijk verblijven op APM2 Terminal en vrijspraak voor cocaïne-invoer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2023 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van wederrechtelijk verblijven op het terrein van de APM2 Terminal en betrokkenheid bij de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het wederrechtelijk verblijven op het terrein van de APM2 Terminal, maar heeft hem vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot de invoer van ongeveer 175 kilogram cocaïne. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van de cocaïne vast te stellen, ondanks dat zijn medeverdachten wel waren veroordeeld. De verdachte had in 2022 ook wederrechtelijk op het haventerrein verbleven. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, evenals een vrijheidsbeperkende maatregel van twee jaar voor de Rotterdamse havengebieden Waalhaven en Maasvlakte en de containerhavens in Vlissingen. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen duidelijke reden had voor zijn verblijf op het haventerrein, wat de verdenking wekte dat hij betrokken was bij criminele activiteiten, maar dat er geen bewijs was voor deze betrokkenheid. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bereidheid tot gedragsverandering en de noodzaak voor begeleiding om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10-012801-23, 10-342334-21 en 10-339116-22
Datum uitspraak: 6 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.J.G. Leeuw heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering, zich ambulant zal laten behandelen, zich zal houden aan een contactverbod met zijn medeverdachten, zich zal inspannen voor dagbesteding in de vorm van een opleiding of werk en zal meewerken aan schuldhulpverlening;
  • een gebiedsverbod als vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafrecht voor de containerhavens Vlissingen, Waalhaven en Maasvlakte voor een periode van twee jaren, op straffe van twee weken hechtenis per overtreding met in totaal maximaal zes maanden hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 en 2 parketnummer 10-012801-23
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft op 12 januari 2023 samen met twee medeverdachten betrokkenheid gehad bij de invoer van ruim 174 kilogram cocaïne. Zij hebben daarbij ook deelgenomen aan een criminele organisatie.
Feiten en omstandigheden
Op 12 januari 2023 rond 07.00 uur zijn in een container (hierna: switchcontainer), die kort daarvoor was opgehaald van het haventerrein van de APM 2 terminal te Rotterdam, 16 sporttassen aangetroffen die gevuld waren met 175 kilopakketten cocaïne. Het zegelnummer van de container was verwisseld.
De verdachte is kort daarop, rond 08.30 uur, samen met twee medeverdachten aangetroffen in een Trojaanse container op het terrein van APM 2. In de Trojaanse container lagen diverse goederen, onder meer slaapzakken en een tas met levensmiddelen. De twee medeverdachten hadden bij hun aanhouding een telefoon op zak. Bij de verdachte is geen telefoon aangetroffen. Ruim vier weken na aanhouding van de verdachte en zijn twee medeverdachten is er in de Trojaanse container nog een derde telefoon aangetroffen.
Op de telefoons in bezit bij de twee medeverdachten zijn berichten en video’s aangetroffen die een verband leggen met de switchcontainer en die wijzen op een uithaalactie van de 175 pakketten in de nacht van 12 januari 2023. Mede hieruit kan betrokkenheid van de twee medeverdachten bij de invoer van de verdovende middelen worden afgeleid.
Op de derde telefoon is ook belastende informatie aangetroffen. De vraag die opkomt is of de verdachte kan worden gekoppeld aan deze telefoon. De officier van justitie gaat daarvan uit en wijst op een proces-verbaal van een verbalisant over een belastend filmpje aangetroffen op de derde telefoon. In dit proces-verbaal verklaart de verbalisant dat hij vermoedt dat de stem van de filmer mogelijk van de verdachte is. Dit proces-verbaal vindt de rechtbank echter een onvoldoende basis om vast te stellen dat de derde telefoon aan de verdachte toebehoorde. Verder biedt het dossier ook geen aanknopingspunten die deze conclusie kan dragen. De (inhoud van) de derde telefoon kan dus niet bijdragen aan de vaststelling van betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van de cocaïne.
Het feit dat de verdachte in een Trojaanse container zat met twee medeverdachten die, middels hun telefoons, wél zijn te koppelen aan de 175 pakketten in beslag genomen cocaïne, is evenmin voldoende om de betrokkenheid van de verdachte aan te tonen. Zeker niet, nu op basis van het dossier niet is vast te stellen dat er verder een verband is tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
Conclusie
Niet bewezen kan worden dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de invoer van cocaïne zodat hij van feit 1 wordt vrijgesproken. Gelet hierop wordt de verdachte ook vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie zoals ten laste gelegd onder feit 2.
4.2.
Vrijspraak feit onder parketnummer 10-342334-21
Standpunt officier van justitie
De verbalisanten wilden een auto controleren, waarvan later is gebleken dat de verdachte de bijrijder was. De auto ging er vandoor en de verdachte stapte op enig moment uit de auto en rende weg. De verbalisanten zagen dat hij in zijn rechterhand een doorzichtig plastic zakje met witte inhoud had. Op enig moment is de verdachte de bosjes in gesprongen en daar is hij aangehouden. Het zakje met inhoud is in de bosjes gevonden. Uit onderzoek van het NFI bleek dit cocaïne te zijn. Derhalve kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte opzettelijke cocaïne aanwezig heeft gehad.
Beoordeling
De rechtbank oordeelt dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de foto’s die als bijlage zijn toegevoegd aan het proces-verbaal van bevindingen van het aantreffen van het zakje. Op deze foto’s is namelijk slechts een blauw zakje te zien, terwijl in het proces-verbaal een doorzichtig zakje met witte inhoud wordt beschreven. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom op grond van het dossier niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte het gevonden zakje met cocaïne aanwezig heeft gehad, zodat de verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 3 parketnummer 10-012801-23 en parketnummer 10-339116-22
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
De feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 3 van parketnummer 10-012801-23 en het onder parketnummer 10-339116-22 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
t.a.v. feit 3 van parketnummer 10-012801-23
hij op 12 januari 2023 te Maasvlakte Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag en overslag van goederen, te weten het besloten terrein van de
APM2 Terminal, gelegen aan de [adres02] ,
waarbij hij, verdachte, zich al dan niet met zijn mededaders op die besloten plaats
vervolgens de toegang heeft verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel
bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een
container met nummer [containernummer01] door middel van
inklimming;
t.a.v. parketnummer 10-339116-22
hij op 30 december 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven
gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en overslag van goederen te
weten het besloten terrein van Hutchison Ports ECT Delta,
terwijl hij, verdachte zich, met zijn mededaders, op die besloten plaats
de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de
distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een vrachtwagen met
container,
door middel van inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
t.a.v. parketnummer 10-012801-23:
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, waarbij zich de toegang wordt verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen door middel van inklimming, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
t.a.v. parketnummer 10-339116-22:
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, waarbij zich de toegang wordt verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen door middel van inklimming, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft in een korte periode twee keer onbevoegd op een haventerrein verbleven. Hij was daar samen met medeverdachten. De havens van Rotterdam vormen onderdeel van een infrastructuur die essentieel is voor het economisch verkeer en het maatschappelijk leven in Rotterdam, de rest van het land en ver daarbuiten. Het is een feit van algemene bekendheid dat de afgelopen tijd frequent personen worden aangetroffen op de besloten haventerreinen in en rond Rotterdam. Deze personen klimmen over de toegangshekken en proberen containers open te breken om partijen waardevolle goederen of partijen voor de gezondheid schadelijke (verdovende) middelen uit deze containers te halen. De verdachte heeft voor zijn verblijf op het haventerrein geen duidelijke en verifieerbare reden gegeven, wat de verdenking wekt dat hij zich met dergelijke criminele activiteiten heeft ingelaten, maar het dossier bevat hiervoor geen bewijs. Het handelen van de verdachte heeft het economische verkeer verstoord, omdat signalering van onbevoegde personen betekent dat (een deel van) de werkzaamheden stil moet worden gelegd. Daarnaast brengt het hoge kosten voor beveiliging, toezicht en handhaving met zich mee.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 november 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er zijn meerdere aspecten die een risicoverhogende werking hebben op het delictgedrag van de verdachte. Hij heeft geen dagbesteding, een negatief sociaal netwerk en er zijn aspecten die duiden op een pro-criminele houding. Sinds de detentie heeft de verdachte een positieve verandering laten zien. Hij lijkt zich bewuster van de gevolgen van zijn handelen, toont zich bereid in het aanvaarden van hulpverlening en heeft op vrijwillige basis in detentie een leefstijltraining heeft gevolgd. De positieve sociale steun en de bereidheid tot gedragsverandering zijn belangrijke beschermende factoren.
De verdachte heeft intensieve begeleiding nodig om de aanwezige riscofactoren te kunnen verminderen en de kans op recidive te laten afnemen. Daarom wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarden te stellen dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering, zich ambulant zal laten behandelen, zich zal houden aan een contactverbod met zijn medeverdachten, zich zal inspannen voor dagbesteding in de vorm van een opleiding of werk en zal meewerken aan schuldhulpverlening.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de strafmodaliteit en de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van het Gerechtshof Den Haag is bij een first offender bij inklimming en het plegen van het feit in vereniging een taakstraf voor de duur van 160 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van ongeveer drie maanden passend en geboden. De rechtbank acht dit echter niet passend en geboden gelet op het feit dat de verdachte in een korte periode twee keer is aangehouden op het haventerrein, de verdachte omstandigheden waaronder de verdachte is in beide gevallen is aangehouden en de justitiële documentatie van de verdachte. Ook houdt de rechtbank in het nadeel van de verdachte rekening met het feit dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid of inzicht heeft getoond in zijn handelen en geen goede verklaring heeft gegeven voor zijn verblijf op het haventerrein, want op zijn minst het vermoeden oproept dat een en ander met drugs of andere verboden zaken verband hield.
De reclassering heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank acht een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden echter niet passend en geboden. De verdachte heeft zich ten aanzien van de feiten beroepen op zijn zwijgrecht en ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden deels beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat onvoldoende intrinsieke motivatie is gebleken bij de verdachte om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden en legt daarom geen bijzondere voorwaarden op.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor de Rotterdamse havengebieden Waalhaven en Maasvlakte en de containerhavens in Vlissingen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38v, 38w, 57 en 138aa Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 van parketnummer 10-012801-23 en het onder parketnummer 10-342334-21 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich niet op te houden in de Rotterdamse havengebieden Waalhaven en Maasvlakte en de containerhavens in Vlissingen;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en H.I. Kernkamp-Maathuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier,
en uitgesproken op 6 december 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
t.a.v. parketnummer 10-012801-23:
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te
Maasvlakte, gemeente Rotterdam, en/of Schiedam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 174,65 kilogram cocaïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te
Rotterdam en/of Ridderkerk en/of Schiedam, althans in Nederland, en/of te
Waregem, althans in België,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
van 174,65 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet
behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- met één of meer mededader(s) (telefonisch) contacten te onderhouden en/of
informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken en/of instructies te geven over
het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van de container
[containernummer02] (met daarin de cocaïne), en/of
- één of meer ontmoetingen met zijn mededader(s) gehad, en/of
- zich (onbevoegd) begeven op de APM2Terminal, gelegen aan de [adres02] ,
- op de APM2-terminal te verblijven in de (geprepareerde) container [containernummer01] ,
en/of
- één of meer (organisatie)telefoon(s) voorhanden te hebben, en/of
- het zegel van container [containernummer02] te verbreken en/of (vervolgens) te
vervangen door een vals zegel, en/of
- die (tassen) cocaïne (over) te plaatsen naar de container [containernummer02] , en/of
- als bestuurder van een vrachtwagen en trekker daarmede die container [containernummer02]
van de APM2-terminal op/uit te halen, en/of
- foto’s te maken van het (valse) zegel op de container [containernummer02] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2023 tot en met 12 januari 2023 te
Rotterdam, althans in Nederland, en/of in België,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend),
verdachte en/of [medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] en/of [medeverdachte03] en/of
[medeverdachte04] en/of [medeverdachte05] , die tot oogmerk had het plegen van een
misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid
van de Opiumwet;
3
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Maasvlakte Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van de
APM2 Terminal, gelegen aan de [adres02] ,
waarbij hij, verdachte, zich al dan niet met zijn mededader(s) op die besloten plaats
vervolgens de toegang heeft verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel
bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een of meer
containers (met nummers [containernummer01] en [containernummer02] ) door middel van
braak, verbreking en/of inklimming.
t.a.v. parketnummer 10-342334-21:
hij op of omstreeks 22 december 2021 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 12,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
t.a.v. parketnummer 10-339116-22:
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement
gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen te
weten het besloten terrein van Hutchison Ports ECT Delta,
terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader(s), op die besloten plaats
de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de
distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een vrachtwagen met
oplegger/container,
door middel van braak en/of inklimming.