ECLI:NL:RBROT:2023:12322

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
10-203818-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en harddrugs, en het besturen van een auto zonder rijbewijs

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 13 augustus 2023 te Schiedam een vuurwapen met munitie en bijna 90 gram harddrugs voorhanden had. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.M. van Egmond. De officier van justitie, mr. W.A.J.A. Welten, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 14 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 12 maanden op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van het vuurwapen en de drugs in de auto, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de auto. De rechtbank vond het bewijs overtuigend, onder andere door de inhoud van de in beslag genomen telefoons, die bewijs bevatten van de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank legde ook een verbeurdverklaring op voor de in beslag genomen iPhone XR, die gebruikt was bij de voorbereiding van de feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van het voorhanden hebben van een vuurwapen en harddrugs, en de impact daarvan op de veiligheid in de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-203818-23
Datum uitspraak: 6 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsvrouw mr. E.M. van Egmond, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 3
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1 en 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de verborgen ruimte in de auto en het daarin aangetroffen wapen met munitie en dat hij beschikkingsmacht over het wapen heeft gehad.
De verdachte was weliswaar de bestuurder van de auto, maar de auto was niet van hem en er zat ook nog een andere persoon in de auto. Ook met betrekking tot de in de auto aangetroffen drugs blijkt niet uit het dossier dat de verdachte hierover wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad.
4.2.2.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van het dossier gaat de rechtbank uit van het navolgende.
De verdachte reed als bestuurder met een andere persoon in een auto. Nadat hij een volgteken kreeg van de politie, ging de verdachte er met hoge snelheid vandoor. Toen de auto op een fietspad tot stilstand kwam, is de verdachte hard weggerend om aan zijn aanhouding te ontkomen. In de auto werd een vuurwapen aangetroffen achter een ventilatierooster in het dashboard. Ook werden verspreid in de auto drugs aangetroffen die open en bloot in het zicht lagen. Tot slot werden in de auto vier telefoons aangetroffen, onder meer een iPhone XR en een iPhone 12 Pro.
Op de iPhone XR en iPhone 12 Pro zijn foto’s, berichten en geregistreerde gebruikersnamen aangetroffen waaruit volgt dat deze telefoons aan de verdachte kunnen worden toegeschreven en ook bij hem in gebruik waren. Op de iPhone XR staan meerdere zoekopdrachten over wapens, onder meer met betrekking tot een “S w .38 wadcutter”, hetzelfde merk en model vuurwapen dat is aangetroffen in de auto. Ook zijn er Telegram chats aangetroffen op deze telefoon waarin voorafgaand aan de aanhouding van de verdachte wordt gesproken over de aanschaf van een “orgi s&w 38 special wadcutter” en “38 special volle maga 5”, hetzelfde type revolver en hetzelfde type en aantal kogels dat is aangetroffen in de auto. Op de telefoon staat ook een filmpje waarin met een wapen wordt geschoten dat lijkt op het inbeslaggenomen vuurwapen. Op de iPhone 12 Pro zijn tot slot twee foto’s aangetroffen waarop een vuurwapen is te zien met bruine accenten op het gelige handvat dat exact overeenkomt met het inbeslaggenomen vuurwapen.
Op de telefoon iPhone XR zijn daarnaast ook notities aangetroffen van prijslijsten van verschillende soorten harddrugs. Ook blijkt dat met deze telefoon veel foto’s zijn verzonden waarop vermoedelijk verdovende middelen te zien zijn.
De rechtbank leidt uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden af, mede in onderlinge samenhang bezien, dat de verdachte wetenschap had van het vuurwapen in de auto en dat hij dus ook beschikkingsmacht had over dit wapen. Ook blijkt hieruit dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de drugs die open en bloot in de auto lagen. Dat het aangetroffen wapen en de drugs van iemand anders, bijvoorbeeld de bijrijder, zouden zijn vindt de rechtbank gelet op het voorgaande niet aannemelijk.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte wetenschap heeft gehad van en dus beschikkingsmacht had over het in de auto aangetroffen vuurwapen en de drugs. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 13 augustus 2023 te Schiedam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een vuurwapen, van het merk Victor, type 38 S&W, kaliber .38 special
zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver
en daarbij voor dat wapen geschikte munitie,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op 13 augustus 2023 te Schiedam,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
85,5 gram van een materiaal
bevattende amfetamine en
3,0 gram van een materiaal bevattende methamfetamine en
0,64 gram van een materiaal bevattende
cocaïne,
zijnde amfetamine en methamfetamine en cocaïne,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op 13 augustus 2023 te Schiedam als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, het Burgemeester van der Lippad, een motorrijtuig (Peugeot 307, voorzien van het kenteken [kenteken01] ), van de categorie waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:
overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie op de openbare weg. Dit soort feiten brengen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee. Daarnaast heeft de verdachte bijna 90 gram harddrugs voorhanden gehad. Algemeen bekend is dat harddrugs grote gezondheidsrisico’s meebrengen voor de gebruikers en daarnaast direct en indirect de oorzaak zijn van vele vormen van criminaliteit. De combinatie van het voorhanden hebben een vuurwapen en harddrugs, acht de rechtbank zeer zorgelijk. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft de verdachte een auto bestuurd, terwijl zijn rijbewijs ingevorderd was. De verdachte heeft hiermee een door het bevoegd gezag opgelegd verbod dat beoogt het belang van de verkeersveiligheid te beschermen, genegeerd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 november 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Er zijn zorgen op meerdere leefgebieden, zoals huisvesting, middelengebruik en sociaal netwerk. De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, hij zou lange tijd hebben gekampt met verslavingsproblematiek en de reclassering vermoedt dat die problematiek nog aanwezig is, gelet op de terugkerende justitiecontacten. Daarnaast zou de verdachte zich in het verleden hebben begeven in een negatief sociaal netwerk, waarbij er sprake was van een pro-criminele houding. De verdachte geeft sociaal wenselijk antwoorden en verbloemt daarmee dat hij niet verder komt in zijn leven.
De reclassering ziet, ondanks dat de verdachte steeds meer aan het afglijden is in zijn middelengebruik en er een stijgende lijn is te zien in het plegen van delicten, nog mogelijkheden om binnen een reclasseringstoezicht te bezien of een traject binnen het forensisch kader (nog) kan bijdragen aan het terugdringen van de recidive. Er wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarden te stellen dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering, zich ambulant zal laten behandelen met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, zich zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur, de reclassering inzicht zal geven in zijn financiën en schulden en zal meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen.
De reclassering stelt dat mocht de verdachte wederom recidiveren voor een soortgelijk delict als onderhavige feiten, dan kan de mogelijkheid onderzocht worden of een ISD traject nodig is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de relevante oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de strafmaat in het nadeel van de verdachte mee dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor de strafbare feiten die hij heeft gepleegd en dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De reclassering heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank acht een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden echter niet meer passend en geboden gelet op het feit dat sprake is van meermalen recidive en dat eerder reclasseringstoezicht is mislukt en diverse behandeltrajecten niet tot stand zijn gekomen omdat de verdachte geen hulpvragen heeft en verzuimt om afspraken na te komen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden. Gelet hierop wijst de rechtbank het ter zitting gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte af.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen iPhone XR verbeurd te verklaren en het overige terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van een geldbedrag van € 5.885,-.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen iPhone XR zal worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp voorbereid.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2: telefoontoestel iPhone XR
- gelast de teruggave aan verdachte van het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en H.I. Kernkamp-Maathuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier,
en uitgesproken op 6 december 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 augustus 2023 te Schiedam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een vuurwapen, van het merk Victor, model/type 38 S&W, kaliber .38 special
zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver
en/of daarbij voor dat wapen geschikte munitie,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 13 augustus 2023 te Schiedam,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 85,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine en/of
ongeveer 3,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
methamfetamine en/of
ongeveer 0,64 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne,
zijnde amfetamine en/of methamfetamine en/of cocaïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 13 augustus 2023 te Schiedam als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie het vorenomschreven rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, het Burgemeester van der Lippad, een motorrijtuig (Peugeot 307, voorzien van het kenteken [kenteken01] ), van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd.