In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2023 een beschikking gegeven in een familiekwestie tussen een vrouw en een man, die samen een minderjarige hebben. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.J. Ruysendaal, verzocht om gezamenlijk gezag en een zorgregeling voor hun kind. De man, vertegenwoordigd door mr. B.J. de Deugd, heeft de minderjarige erkend en stemde in met het verzoek voor gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft het verzoek van de man toegewezen, omdat er geen verweer van de vrouw was en het in het belang van de minderjarige werd geacht.
Wat betreft de zorgregeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft de zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige om de veertien dagen bij de man verblijft van vrijdag tot zondag, en ook op een doordeweekse dag in overleg tussen partijen. De vrouw heeft daarnaast verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat haar verzoek onvoldoende onderbouwd was. De man deed een aanbod van € 50,- per maand, wat door de rechtbank is toegewezen.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de proceskosten door elke partij zelf gedragen worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. De uitspraak is gedaan door kinderrechter mr. H.C.A. de Groot en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier J.A. Faaij.