ECLI:NL:RBROT:2023:12318

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
C/10/658349 / FA RK 23-3829
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het ouderlijk gezag en vaststelling van een zorgregeling met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2023 een beschikking gegeven in een familiekwestie tussen een vrouw en een man, die samen een minderjarige hebben. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.J. Ruysendaal, verzocht om gezamenlijk gezag en een zorgregeling voor hun kind. De man, vertegenwoordigd door mr. B.J. de Deugd, heeft de minderjarige erkend en stemde in met het verzoek voor gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft het verzoek van de man toegewezen, omdat er geen verweer van de vrouw was en het in het belang van de minderjarige werd geacht.

Wat betreft de zorgregeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft de zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige om de veertien dagen bij de man verblijft van vrijdag tot zondag, en ook op een doordeweekse dag in overleg tussen partijen. De vrouw heeft daarnaast verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat haar verzoek onvoldoende onderbouwd was. De man deed een aanbod van € 50,- per maand, wat door de rechtbank is toegewezen.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de proceskosten door elke partij zelf gedragen worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. De uitspraak is gedaan door kinderrechter mr. H.C.A. de Groot en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier J.A. Faaij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/658349 / FA RK 23-3829
Beschikking van 22 november 2023 over:
  • het ouderlijk gezag,
  • de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en
  • de onderhoudsbijdrage
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1],
advocaat mr. H.J. Ruysendaal te Rotterdam,
t e g e n
[naam 2], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 2],
advocaat mr. B.J. de Deugd te Nieuwerkerk ad IJssel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 24 mei 2023;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, ingekomen op 19 juli 2023;
  • het bericht met bijlagen van de man van 19 oktober 2023;
  • het aanvullend verzoekschrift houdende vermeerdering van het verzoek van de vrouw, ingekomen op 6 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 8 november 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • de advocaat van de vrouw;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam 3].
De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Uit de vrouw is geboren de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats].
2.2.
De man heeft de minderjarige erkend.
2.3.
De vrouw oefent alleen het ouderlijk gezag uit over de minderjarige. De minderjarige woont bij de vrouw.
2.4.
De vrouw heeft de Surinaamse nationaliteit en de man heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Gezag
3.1.1.
De man verzoekt te bepalen dat partijen tezamen belast zullen worden met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
3.1.2.
De vrouw verweert zich niet tegen dit verzoek.
3.1.3.
De rechtbank wijst het verzoek toe omdat dit niet is weersproken en op de wet is gegrond. Niet is gebleken dat toewijzing van het verzoek niet in het belang van de minderjarige is.
3.2.
Zorgregeling
3.2.1.
De vrouw verzoekt een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen.
3.2.2.
De man stemt in met het verzoek van de vrouw in die zin, dat hij enkele aanpassingen wenst aan de door de vrouw beoogde regeling.
3.2.3.
Ter zitting hebben partijen alsnog overeenstemming bereikt ten aanzien van de vast te stellen zorgregeling. De rechtbank zal beslissen zoals partijen zijn overeengekomen. Die beslissing is in het belang van de minderjarige.
3.3.
Onderhoudsbijdrage
3.3.1.
De vrouw verzoekt – na wijziging van haar verzoek, ontvangen 2 dagen voor de mondelinge behandeling – een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook: kinderbijdrage) van € 373,76 per maand vast te stellen.
3.3.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.3.3.
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling voorlopig geconstateerd dat het verzoek van de vrouw voor afwijzing gereed ligt omdat zowel waar het de behoefte als waar het de draagkracht betreft, het verzoek van de vrouw aan de benodigde stellingen en onderbouwing ontbreekt.
3.3.4.
De man heeft vervolgens tijdens de mondelinge behandeling een aanbod gedaan om per 1 december 2023 een bedrag van € 50,-- per maand te betalen.
3.3.5.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de vrouw niet kan worden toegewezen omdat -ook na verweer- iedere stelling over en onderbouwing van de behoefte van de minderjarige en draagkracht van de vrouw zelf ontbreekt. De rechtbank zal daarom een bedrag aan kinderalimentatie vaststellen conform aanbod van de man.
3.4.
Proceskosten
3.4.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt het ouderlijk gezag over de minderjarige in die zin, dat de man en de vrouw dit gezag over de minderjarige vanaf de datum van deze beschikking gezamenlijk uitoefenen;
4.2.
bepaalt dat van deze beslissing, zodra deze in kracht van gewijsde is gegaan aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.3.
stelt vast dat de minderjarige in het kader van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de man zal zijn als volgt:
  • eenmaal per 14 dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de man de minderjarige op vrijdag bij de vrouw ophaalt en op zondag bij de vrouw terugbrengt; indien de man op vrijdag niet om 17.00 uur bij de vrouw kan zijn, zal hij dit tijdig telefonisch aan haar melden;
  • eenmaal per 14 dagen op een door partijen in overleg te bepalen gedeelte van een doordeweekse dag in de week dat de minderjarige niet in het weekend bij de man is;
  • de vakanties zullen door partijen in onderling overleg worden gedeeld;
4.4.
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 december 2023 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, bij vooruitbetaling zal voldoen € 50,- per maand;
4.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van J.A. Faaij, griffier, op 22 november 2023.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.