ECLI:NL:RBROT:2023:12314

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
C/10/665213 / JE RK 23-2154; C/10/665664 / JE RK 23-2225; C/10/665600 / JE RK 23-2220
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de contactregeling, vervanging van de gecertificeerde instelling en benoeming van bijzondere curatoren in jeugdzaken

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 22 december 2023, zijn verzoeken behandeld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) en de ouders van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De GI verzoekt om wijziging van de contactregeling tussen de ouders en [voornaam minderjarige01], die momenteel bij pleegouders verblijft. De ouders hebben eerder een contactregeling van eenmaal per twee weken, maar de GI stelt dat deze regeling schadelijk is voor [voornaam minderjarige01] en verzoekt om de frequentie te verlagen naar eenmaal per maand. De rechtbank heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige01] zorgelijk gedrag vertoont na de bezoeken met de ouders, wat aanleiding geeft tot de wijziging van de regeling. De rechtbank heeft de verzoeken van de ouders om de omgangsregeling te handhaven en de GI te vervangen door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (WS JBJR) afgewezen. Tevens is besloten om twee bijzondere curatoren te benoemen om de belangen van [voornaam minderjarige01] te behartigen, gezien de strijdige belangen tussen de ouders en de minderjarige. De rechtbank heeft de gewijzigde omgangsregeling voorlopig vastgesteld voor de duur van vijf maanden, met de mogelijkheid tot evaluatie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummers: C/10/665213 / JE RK 23-2154, C/10/665664 / JE RK 23-2225 & C/10/665600 / JE RK 23-2220
datum uitspraak: 22 december 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over verzoeken tot wijziging van de contactregeling, vervanging van de gecertificeerde instelling en benoeming van bijzondere curatoren
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de GI,
en
[moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. C.P. Timmers te Middelharnis,
en
[vader01],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. C.P. Timmers te Middelharnis,
over
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2020 in [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
de pleegouders van [voornaam minderjarige01],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De rechtbank merkt
de GIen
de oudersals belanghebbende(n) aan voor zover het niet hun eigen verzoekschrift betreft.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op 8 september 2023 (ingeschreven onder zaaknummer C/10/665213);
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 19 september 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken (zaaknummer C/10/665213);
  • het verzoekschrift van de ouders, binnengekomen bij de rechtbank op
  • de brief van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: WS JBJR) van 9 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 10 oktober 2023;
  • de brief van WS JBJR van 27 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 29 november 2023;
  • het verzoekschrift van de ouders, binnengekomen bij de rechtbank op
  • de brief van de GI van 30 november 2023 met bijlagen (e-mail peuterspeelzaal, tijdlijn contact ouders juli-november 2023, conceptverslag pleegzorg en tussenevaluatie), binnengekomen bij de rechtbank op 4 december 2023;
  • de e-mail van de GI van 5 december 2023;
  • de brief van de pleegouders, ter zitting voorgedragen en overgelegd aan de rechtbank.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat mr. C.P. Timmers;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam01] en [naam02] ;
  • de pleegouders;
  • de bijzondere curator van [voornaam minderjarige01] in de strafrechtelijke procedure,
1.3.
De rechtbank heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan
[naam03] , pleegzorgwerker bij Enver Pleegzorg.
1.4.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is in de zaak met zaaknummer C/10/665213 opgeroepen in het kader van zijn adviserende en/of toetsende taak. De rechtbank constateert dat er geen vertegenwoordig(st)er van de Raad bij de mondelinge behandeling is verschenen.
1.5.
Er is – met bericht vooraf – geen vertegenwoordig(st)er van de WS JBJR verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft bij de pleegouders.
2.3.
Bij beschikking van 1 maart 2022 heeft de rechtbank een contactregeling tussen de ouders en [voornaam minderjarige01] bepaald. De meervoudige kamer van het gerechtshof Den Haag heeft bij beschikking van 12 oktober 2022 in hoger beroep de frequentie van de contactregeling tussen de ouders en [voornaam minderjarige01] vastgesteld op een keer in de twee weken.
2.4.
Bij beschikking van 21 juli 2020 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [voornaam minderjarige01] (voorlopig) onder toezicht gesteld. Bij deze beschikking heeft de kinderrechter ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verleend. Deze maatregelen zijn nadien steeds verlengd, voor het laatst tot 8 oktober 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 september 2023 de beslissing op de verzoeken van de GI (zaaknummer C/10/665213) aangehouden en voor verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer.

3.De (aangehouden) verzoeken

3.1.
De verzoeken van de GI – zaaknummer C/10/665213
De GI verzoekt op grond van artikel 1:265g, eerste lid, BW de door het gerechtshof Den Haag vastgestelde contactregeling voor de duur van de ondertoezichtstelling - zo begrijpt de rechtbank - te wijzigen in die zin dat er 1 keer per maand 3 uur omgang is tussen [voornaam minderjarige01] en de ouders, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De GI heeft tevens verzocht ambtshalve een bijzondere curator voor [voornaam minderjarige01] in de civiele procedure te benoemen.
3.2.
Het verzoek van de ouders – zaaknummer C/10/665600
De ouders verzoeken, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de omgangsregeling als volgt te bepalen: 1 keer in de 2 weken, afgewisseld 1 uur en 4 uur.
3.3.
Het verzoek van de ouders – zaaknummer C/10/665664
De ouders verzoeken, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de GI te vervangen door de WS JBJR, dan wel een door de rechtbank te bepalen gecertificeerde instelling.

4.De standpunten

4.1.
De GIheeft de verzoeken gehandhaafd en als volgt toegelicht.
De kinderrechter heeft in de beschikking van 19 september 2023 aangesloten bij de overweging van het gerechtshof Den Haag in de beschikking van 12 oktober 2022, dat - gelet op de zeer ernstige verdenkingen jegens de ouders - van terugplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de ouders geen sprake kan zijn zolang het strafrechtelijk onderzoek nog loopt. Bij die beschikking heeft het hof een contactregeling bepaald van eenmaal per twee weken. [voornaam minderjarige01] ziet haar ouders onder begeleiding op het kantoor van de GI.
De huidige regeling is niet in het belang van [voornaam minderjarige01] . Zij wordt momenteel overvraagd door alle volwassenen om haar heen. Gezien wordt dat [voornaam minderjarige01] veel last heeft van de omgang zoals die nu verloopt. Voorafgaand aan de bezoeken geeft [voornaam minderjarige01] aan dat zij niet wil gaan en dat zij buikpijn heeft. Tijdens het bezoek doet zij vrolijk en staat zij “aan”. In de dagen na de bezoeken vraagt zij echter extra veel van de pleegouders. In de zomerperiode is gebleken dat een langer uitstapje, zoals naar Diergaarde Blijdorp of de kinderboerderij, meer rust voor [voornaam minderjarige01] brengt. De pleegouders zagen in die periode een ander meisje. De GI stelt zich op het standpunt dat de omgang gewijzigd moet worden naar eenmaal per maand, waarbij er een leuk uitje kan plaatsvinden. [voornaam minderjarige01] kan op die manier leuke herinneringen opdoen en langer herstellen van een omgangsmoment. Het belang van [voornaam minderjarige01] dient voorop te staan. [voornaam minderjarige01] heeft PTSS, waarvoor zij EMDR-therapie zal volgen bij het Erasmus MC (hierna: EMC). Ook is zij gestart op de peuterspeelzaal. De ouders werken mee aan het Nika-traject. Er is schadelijk oudergedrag vastgesteld. Uit het verslag blijkt dat er nog veel werk aan de winkel is om dit te verminderen en om de contactmomenten goed te laten verlopen. Er zullen vanuit Nika maximaal 6 filmmomenten plaatsvinden. Vervolgens kan er worden gestart met ouderbegeleiding mits het schadelijk oudergedrag is gestopt.
De GI heeft contact gehad met de WS JBJR. Omdat er een vaste jeugdbeschermer betrokken is, het een omvangrijk dossier betreft en de casus niet onder de doelgroep valt, heeft de WS JBJR zich terughoudend opgesteld.
4.2.
Door en namens de oudersis aangevoerd dat het gedrag van [voornaam minderjarige01] dat wordt omschreven door de GI en de pleegouders, door de ouders zelf niet wordt gezien tijdens de bezoeken. De vader zet vraagtekens bij de uitspraken die [voornaam minderjarige01] zou doen. Er is een verhaal op papier gesteld van de eerste vijf weken van haar leven. Dit verhaal zal verteld worden aan [voornaam minderjarige01] . Vervolgens zal zij 1 of 2 keer per week behandeling krijgen. Het is onduidelijk hoelang het EMDR traject van [voornaam minderjarige01] zal duren. Dit is afhankelijk van wat zij nodig heeft. Het EMC heeft aangegeven dat de bezoeken geen belemmering vormen voor het onderzoek. De bezoeken kunnen doorgang vinden. [voornaam minderjarige01] heeft recht op herstel van de relatie met haar ouders. Het is van belang dat de band met haar ouders wordt opgebouwd. Vanuit Nika wordt aangegeven dat het traject meer effect zal hebben als de bezoeken worden uitgebreid. Tijdens de laatste evaluatie heeft de medewerkster van Nika aangegeven dat zij zeer tevreden is over de ouders. Er worden tijdens de bezoeken minder spanningen gezien bij [voornaam minderjarige01] ten opzichte van eerdere bezoeken. Er is dus sprake van vooruitgang. Het Nika-traject zal langer duren indien de bezoekmomenten minder frequent gaan plaatsvinden. De ouders staan niet achter het verminderen van de bezoekfrequentie. Indien de frequentie wordt verhoogd, kan [voornaam minderjarige01] zich juist meer aan de ouders gaan hechten. De GI geeft geen gehoor aan de beschikking van het hof en dat wat door Nika en de Raad in hun rapportages is aangegeven. Volgens de ouders werkt de GI op deze wijze aan ouderonthechting.
De ouders kunnen niet verder met de huidige GI. De voorgestelde GI WS JBJR zou juist de aangewezen GI zijn vanwege het trauma van [voornaam minderjarige01] .
Ten aanzien van de benoeming van een bijzondere curator in de civiele procedure is opgemerkt dat de ouders overal aan meewerken en dat het belang van [voornaam minderjarige01] voor de ouders voorop staat. Er zijn al veel professionals betrokken. De ouders zien daarom geen meerwaarde in het benoemen van een bijzondere curator.
4.3.
De pleegoudershebben naar voren gebracht dat [voornaam minderjarige01] veel bevestiging zoekt. Zij zoekt verbinding en aandacht, maar weet niet altijd hoe dit te doen. Zij lijkt emoties na te bootsen. Emoties en acties lijken soms niet met elkaar verbonden te zijn. Dit gedrag wordt versterkt op de dag van het bezoek aan de ouders en in de week daarna. Wanneer de pleegouders vertellen dat zij naar de andere papa en mama gaan, geeft [voornaam minderjarige01] aan niet te willen gaan. [voornaam minderjarige01] zegt dan thuis te willen blijven, het spannend te vinden of buikpijn te hebben. Na het bezoek lijkt [voornaam minderjarige01] lichamelijk op slot te gaan. Naast moeite met eten zien de pleegouders dat [voornaam minderjarige01] de dagen na het bezoek geen ontlasting heeft, wat tot 5 dagen kan duren. Ook kan zij in die dagen op de vloer plassen en wordt zij in de avonden na het bezoek regelmatig wakker. In de dagen na het bezoek zoekt [voornaam minderjarige01] de grenzen op. Zij is emotioneel uit balans, huilt sneller en wil de aandacht op zich vestigen. Tijdens het spelen met haar pleegbroer kan [voornaam minderjarige01] hem dan uit het niets slaan of bijten en [voornaam minderjarige01] komt thuis en op school moeilijk tot spel. Na het bezoek kan [voornaam minderjarige01] benoemen dat “mama bezoek” haar slaat of pijn doet. Door de uitspraken en het gedrag van [voornaam minderjarige01] is het moeilijk de band tussen haar en de ouders te verstevigen. Soms is het goed om een stapje terug te doen om daarna samen verder te lopen. De pleegouders vinden het stuitend dat [voornaam minderjarige01] al langere tijd met haar lichaam en woorden aangeeft dat zij het zoals het nu gaat niet aan kan, maar dat keer op keer haar grenzen worden overschreden. Zij is nog heel jong. De pleegouders willen graag dat er beter contact is tussen [voornaam minderjarige01] en de ouders. Ook willen zij het gesprek blijven aangaan met de ouders. Iedereen wil het beste voor [voornaam minderjarige01] . Tijdens de zomervakantie laaide het beschreven gedrag niet meer op en nam dit juist af. Er leek een rust over [voornaam minderjarige01] te komen. De pleegouders gunnen [voornaam minderjarige01] en de ouders ontspannen bezoek om positieve herinneringen te maken en om echt in contact te komen met elkaar. De manier waarop de bezoekregeling nu is ingevuld, laat de band tussen de ouders en [voornaam minderjarige01] juist groeien in spanning.
De EMDR-therapie voor [voornaam minderjarige01] wordt ingezet in verband met een trauma dat zij heeft en het gedrag dat zij laat zien na de bezoeken.
De pleegouders betreuren het dat de ouders geen vertrouwen in hen lijken te hebben. Een wijziging van GI is niet in het belang van [voornaam minderjarige01] . De pleegouders zouden graag zien dat er een bijzondere curator voor [voornaam minderjarige01] wordt benoemd om haar stem en belang te vertegenwoordigen.
4.4.
De bijzondere curator van [voornaam minderjarige01] in de strafrechtelijke procedureheeft medegedeeld dat in de strafrechtelijke procedure een contra-expertise op het NFI-rapport betreffende het letsel van [voornaam minderjarige01] zal plaatsvinden. Er is inmiddels een deskundige benoemd door de rechtbank, maar het onderzoek moet nog starten. Indien dit onderzoek is verricht is de verwachting dat het nog langere tijd zal duren voordat er een inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsvindt. Indien dit traject wordt afgewacht, wordt [voornaam minderjarige01] tekort gedaan. Er moet duidelijkheid komen over haar perspectief. [voornaam minderjarige01] verblijft al langere tijd bij de pleegouders. Een bijzondere curator in de civiele procedure kan zich onder meer richten op de vraag waar het perspectief van [voornaam minderjarige01] ligt en wat [voornaam minderjarige01] nodig heeft. Het is nodig dat de stem van [voornaam minderjarige01] naar voren komt. Er moet gesproken worden met de personen die de bezoekmomenten begeleiden over wat zij zien en merken aan [voornaam minderjarige01] . Er kan een inventarisatie worden gemaakt van wat dit traject doet met [voornaam minderjarige01] . Wellicht kan de Raad betrokken worden en een standpunt innemen over het perspectief van [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] verdient het dat er stappen worden gemaakt. Het is belangrijk dat er op korte termijn een bijzondere curator aan de slag gaat. De rechtbank kan een duobenoeming in overweging nemen, waarbij naast een jurist ook een gedragswetenschapper wordt benoemd.

5.De beoordeling

Ten aanzien van zaaknummer C/10/665213
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:265g, eerste lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Een dergelijke beslissing kan worden gewijzigd op grond van gewijzigde omstandigheden of indien bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van een contactregeling waarbij [voornaam minderjarige01] een keer per twee weken omgang heeft met de ouders. Deze omgangsmomenten, die veelal plaatsvinden op het kantoor van de GI, zijn in aanwezigheid van een van de pleegouders en worden begeleid door de GI of pleegzorg. Het gerechtshof Den Haag heeft in de beschikking van 12 oktober 2022 overwogen dat, nu er nog geen duidelijkheid is over het perspectief van [voornaam minderjarige01] , het te vroeg is om de regeling met de ouders te beperken van eens in de week naar eens in de vier weken.
De rechtbank constateert dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de situatie ten tijde van de uitspraak van het hof en overweegt daartoe het volgende.
[voornaam minderjarige01] laat zorgelijk gedrag zien voorafgaand en na afloop van de bezoeken met de ouders. De pleegouders beschrijven dat [voornaam minderjarige01] zegt niet naar de bezoeken te willen, dat zij buikpijn heeft en dat [voornaam minderjarige01] na een bezoek hyperalert is. Zij vraagt dan veel aandacht van pleegouders, is zelfbepalend en zoekt voortdurend en in extreme mate grenzen en confrontaties op. Na een bezoek huilt [voornaam minderjarige01] vaker in bed en zij wordt ’s nachts meerdere keren wakker. Ook doet [voornaam minderjarige01] zorgelijke uitspraken rondom de bezoeken. Een week na een bezoek lijkt [voornaam minderjarige01] meer rust te ervaren en verdwijnt het gedrag. Ook op de peuterspeelzaal wordt gezien dat [voornaam minderjarige01] na een bezoekmoment onrustig gedrag vertoont. Zij is dan erg aanhankelijk, zoekt veel bevestiging en heeft duidelijke grenzen nodig. In de periode dat er minder frequent contact was tussen [voornaam minderjarige01] en de ouders, werd door de pleegouders een positieve gedragsverandering gezien bij [voornaam minderjarige01] .
Hoewel de rechtbank de wens van de ouders om [voornaam minderjarige01] vaker te zien begrijpt, dient het belang van [voornaam minderjarige01] bij het vaststellen van de bezoekregeling voorop te staan. Duidelijk is dat [voornaam minderjarige01] last ervaart van de regeling zoals deze op dit moment is vormgegeven. Daar komt bij dat zij op korte termijn zal starten met traumabehandeling bij het EMC. Het is onduidelijk wat de effecten daarvan zullen zijn op [voornaam minderjarige01] , maar de verwachting is dat zij dit, met name de eerste weken, als zwaar zal ervaren.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank noodzaak om het contact tussen [voornaam minderjarige01] en de ouders te beperken naar eenmaal per maand. De rechtbank is met de GI van oordeel dat een vermindering van de frequentie van de bezoeken, terwijl die bezoeken in tijdsduur zullen worden uitgebreid, ertoe zal leiden dat [voornaam minderjarige01] meer rust gaat ervaren. De rechtbank verwacht dat dit een positief effect zal hebben op de kwaliteit van het contact tussen [voornaam minderjarige01] en de ouders en dat dit het verloop van de bezoeken ten goede zal komen. De bezoeken zullen voorlopig eenmaal per maand gedurende 3 uur plaatsvinden, zoals verzocht door de GI, zodat er kan worden ingestoken op onbelast contact tussen [voornaam minderjarige01] en de ouders en het creëren van positieve momenten en herinneringen.
In de komende periode is het belangrijk dat de video-interactiebegeleiding van Nika, gericht op het verbeteren van de kwaliteit van het contact tussen [voornaam minderjarige01] en de ouders, doorgang blijft vinden. Ook zullen de bezoeken in gewijzigde vorm geëvalueerd moeten worden om te bezien wat de effecten daarvan zijn op [voornaam minderjarige01] .
De rechtbank stelt de gewijzigde omgangsregeling voorlopig vast voor de duur van vijf maanden. De condities waaronder deze omgang verloopt - zoals locatie - kunnen verder worden bepaald door de GI. De rechtbank acht het wenselijk om over enkele maanden te vernemen hoe de gewijzigde omgangsregeling verloopt en of voortzetting dan wel wijziging, daarvan noodzakelijk is. Een verdere beslissing ten aanzien van de omgangsregeling zal daarom worden aangehouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.
De GI wordt verzocht de rechtbank uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen zittingsdatum schriftelijk te rapporteren over de actuele stand van zaken en het verloop van de bezoeken.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/665213
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal het verzoek van de ouders tot het vaststellen van een omgangsregeling van een keer in de twee weken, afwisselend 1 uur en 4 uur, worden afgewezen.
Ten aanzien van het benoemen van een bijzondere curator
Ingevolge artikel 1:250 BW kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De rechtbank kan dit doen wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechtbank moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
De rechtbank ziet op grond van het dossier en de mondelinge behandeling aanleiding om in de civiele procedure twee bijzondere curatoren voor [voornaam minderjarige01] te benoemen. Er is sprake van de situatie dat de belangen van [voornaam minderjarige01] strijdig zijn met die van haar gezaghebbende ouders. Hierbij speelt een rol dat de ouders een bepaalde visie hebben met betrekking tot de duur en frequentie van de omgangsmomenten en de door hen verzochte regeling op dit moment niet in het belang van [voornaam minderjarige01] wordt geacht. De taak van de bijzondere curator is te waarborgen dat de stem van [voornaam minderjarige01] wordt vertolkt en dat haar belangen worden behartigd.
De rechtbank zal [naam curator 1] , reeds betrokken als bijzondere curator van [voornaam minderjarige01] in de strafrechtelijke procedure, benoemen als bijzondere curator in onderhavige procedure. Daarnaast zal de rechtbank als bijzondere curator benoemen [naam curator 2] . Zij hebben zich beiden bereid verklaard om deze duobenoeming tot bijzondere curator te aanvaarden. Door [naam curator 2] is medegedeeld dat zij in februari 2024 kan starten.
De rechtbank zal [naam curator 1] en [naam curator 2] als bijzondere curatoren benoemen over de minderjarige [voornaam minderjarige01] , met als opdracht:
- [voornaam minderjarige01] in en buiten rechte te vertegenwoordigen;
- zijn/haar visie te geven over welke omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige01] en de ouders in het belang van [voornaam minderjarige01] is;
- al het nodige te doen wat in het belang van [voornaam minderjarige01] is;
- aan te geven of er nog andere relevante factoren zijn die niet besloten liggen in de beantwoording van voornoemde vragen.
De benoeming tot bijzondere curator geldt vooralsnog tot de hierna te noemen zittingsdatum.
Om de bijzondere curatoren de benodigde informatie te verschaffen, zal de rechtbank de stukken waarover zij beschikt aan de bijzondere curatoren doen toekomen. Partijen dienen hun medewerking te verlenen aan het verkrijgen van alle door de bijzondere curatoren relevant geachte informatie.
De rechtbank verzoekt de bijzondere curatoren om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen zittingsdatum aan de rechtbank schriftelijk verslag uit te brengen, met afschrift aan de GI en de belanghebbenden.
De rechtbank zal in afwachting van de schriftelijke verslaglegging van de GI en de bijzondere curatoren de verdere beslissing ten aanzien van de omgangsregeling aanhouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/665664
Artikel 1:259 BW bepaalt dat de kinderrechter de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, kan vervangen door een andere gecertificeerde instelling, op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, de Raad voor de Kinderbescherming, een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder. Bij de beoordeling van dit verzoek staat het belang van de minderjarige voorop.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de overgelegde stukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht niet leiden tot de conclusie dat vervanging van de GI die nu de ondertoezichtstelling uitvoert in het belang is van [voornaam minderjarige01] . Sinds de betrokkenheid van de GI zijn er verschillende jeugdbeschermers van de GI betrokken geweest. In het afgelopen jaar hebben de GI en de ouders een mediationtraject doorlopen. Er zijn afspraken gemaakt en er is een vaststellingsovereenkomst getekend. De rechtbank constateert dat de communicatie en de samenwerking tussen de GI en de ouders tot op heden niet optimaal verloopt.
De rechtbank ziet in de verslechterde verstandhouding tussen de ouders en de GI echter onvoldoende grond om de GI te vervangen. De verstoorde samenwerkingsrelatie lijkt met name voort te komen uit een verschil in visie, bijvoorbeeld over de omgangsregeling. Een dergelijk verschil in visie tussen ouders en GI komt vaker voor binnen een ondertoezichtstelling en betekent niet dat daaraan het gevolg moet worden verbonden dat de GI moet worden vervangen. De GI is reeds enkele jaren betrokken en heeft specifieke kennis opgebouwd van de zaak. Wijziging van GI brengt het risico met zich mee dat een deel van deze kennis verloren gaat. Daarnaast zullen de ouders en de jeugdbeschermer van de nieuwe GI kennis moeten maken en zal de nieuwe GI een eigen beoordeling willen maken van het gezin. Dit brengt mee dat er stagnatie optreedt in de begeleiding en er vertraging ontstaat in de inzet van hulpverlening, wat niet in het belang van [voornaam minderjarige01] is.
Daarbij komt dat de door de ouders voorgestelde gecertificeerde instelling, WS JBJR, geen bereidverklaring heeft overgelegd, omdat zij concludeert dat het gezin niet onder de doelgroep valt en dat de samenwerkingsproblemen vooral lijken voort te komen uit het visieverschil op inhoud. Hierdoor zijn er twijfels of een wijziging van GI de samenwerkingsrelatie met de ouders langdurig zal verbeteren. Verder is onduidelijk gebleven of de WS JBJR op korte termijn een jeugdbeschermer voor het gezin beschikbaar heeft. De rechtbank is van oordeel dat dit ten koste zal gaan van de continuïteit van de hulpverlening, terwijl het juist heel belangrijk is voor [voornaam minderjarige01] dat de noodzakelijk geachte hulpverlening onverminderd kan worden voortgezet.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek van de ouders tot vervanging van de GI afwijzen.
6.
De beslissing
De rechtbank:
wijzigt de bij beschikking van 12 oktober 2022 door het gerechtshof Den Haag vastgestelde regeling voor de duur van vijf maanden en bepaalt deze als volgt:
- de ouders hebben 1 keer per maand gedurende 3 uur omgang met [voornaam minderjarige01] ;
benoemt met ingang van heden tot bijzondere curatoren over [voornaam minderjarige01] :
- [naam curator 1] , kantoorhoudende te [adres01] , [postcode01] te [plaats01] ;
- [naam curator 2] , kantoorhoudende te [adres02] , [postcode02] [plaats02]
verzoekt de bijzondere curatoren al datgene te doen wat in het belang van [voornaam minderjarige01] is en haar daartoe in en buiten rechte te vertegenwoordigen;
bepaalt dat de benoemingen tot bijzondere curatoren gelden tot de hierna te noemen zittingsdatum;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de bijzondere curatoren zal toesturen;
houdt de behandeling van het verzoek van de GI (zaaknummer C/10/665213) voor het overige aan;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af de verzoeken van de ouders (zaaknummers C/10/665664 en C/10/665600);
en alvorens verder te beslissen:
bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, mr. C.P. Timmers en de bijzondere curatoren in zaak C/10/665213 zal plaatsvinden op
28 mei 2024 te 13:30 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mrs. A. Verweij, voorzitter tevens kinderrechter, en mrs.
M.P.G. Rietbergen en A.L. Pöll, kinderrechters;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden, mr. C.P. Timmers en de bijzondere curatoren;
gelast de oproeping van de Raad voor de Kinderbescherming in zijn adviserende en/of toetsende taak tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de GI en de bijzondere curatoren uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de rechtbank de verzochte rapportages te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, voorzitter tevens kinderrechter, en
mrs. M.P.G. Rietbergen en A.L. Pöll, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023, in aanwezigheid van mr. R. Spaans als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.