ECLI:NL:RBROT:2023:1231

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
10/016107-22 vordering TUL: 10/091468-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot gevangenisstraf en TBS voor verkrachting en beroving van een 78-jarige vrouw

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige man uit Rotterdam, die werd beschuldigd van de verkrachting van een 78-jarige vrouw en de beroving van haar sieraden. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar en ter beschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De feiten vonden plaats op 18 januari 2022, toen de verdachte de woning van de vrouw binnendrong, haar seksueel misbruikte en haar vervolgens beroofde van haar sieraden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting, terwijl hij werd vrijgesproken van de poging tot gekwalificeerde doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel was ontstaan. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de materiële en immateriële schade van de vrouw te vergoeden, wat in totaal meer dan € 69.000,- bedraagt. De rechtbank heeft in haar overwegingen de kwetsbaarheid van het slachtoffer, haar hoge leeftijd en de ernstige gevolgen van de misdrijven voor haar psychisch en lichamelijk welzijn zwaar laten meewegen. De rechtbank heeft de minister geadviseerd om de behandelaspecten van de TBS-maatregel zo veel mogelijk al tijdens de gevangenisstraf te laten plaatsvinden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/016107-22
Parketnummer vordering TUL: 10/091468-21
Datum uitspraak: 21 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van verkrachting (feit 1) en poging tot gekwalificeerde doodslag (feit 2 primair);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel, te weten 4 weken gevangenisstraf, in de zaak met parketnummer 10/091468-21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting (feit 1) op grond van de verklaring van aangeefster, het letselrapport van de forensisch arts van het NFI en op basis van de onjuistheden en onwaarschijnlijkheden in de verklaringen van de verdachte.
De officier van justitie acht tevens bewezen dat de verdachte zich vervolgens schuldig heeft gemaakt aan poging tot gekwalificeerde doodslag (feit 2 primair) op grond van de verklaring van aangeefster, het door de forensisch arts van het NFI geconstateerde letsel en de momenten van toebrenging, waarbij de handelingen die tot dit letsel hebben geleid potentieel dodelijk zijn (schoppen tegen het hoofd en het dichtknijpen van de keel, voordat en nadat er een zak over het hoofd is getrokken).
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien van beide feiten. De verdachte heeft verklaard dat hij seksuele handelingen heeft verricht tegen een met aangeefster afgesproken bedrag en dat die seksuele handelingen dus vrijwillig hebben plaatsgevonden. Hij ontkent aangeefster te hebben gedwongen. De oorbel en de ketting heeft aangeefster zelf aan hem gegeven als betaling voor zijn diensten als sekswerker, omdat zij tegen hem zei dat zij geen geld had om hem te betalen.
Toen aangeefster over de spullen in haar huis viel, heeft zij letsel opgelopen. De ducttape om haar handen was in eerste instantie bedoeld om haar tegen zichzelf te beschermen, maar die tape heeft de verdachte later weer verwijderd. Hij heeft haar niet geslagen of geschopt.
Ten aanzien van de ten laste gelede verkrachting is aangevoerd dat niet aan het bewijsminimum ex artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is voldaan. De verklaringen van getuige [getuige01] kunnen niet als steunbewijs worden gebruikt, omdat zijn enige bron de verklaring van aangeefster is en de emotionele toestand van aangeefster waarover hij heeft verklaard eveneens past bij het geschetste alternatieve scenario van de verdachte. Het is immers goed mogelijk dat aangeefster emotioneel was na het bezoek van de verdachte door het conflict over de betaling dat na afloop van de seksafspraak is ontstaan.
Ook kan het vastgestelde letsel passen bij de verklaring van de verdachte. Zij is immers veelvuldig gestruikeld en gevallen over de goederen die op de vloer van haar woning lagen. De forensisch arts van het NFI heeft weliswaar uitspraken gedaan over de (mate van) waarschijnlijkheid van de oorzaak van het letsel en het al of niet bestaan van instemming bij het verrichten van de seksuele handelingen, maar gelet op de vele vraagtekens die bij de bevindingen en conclusies van deze deskundige zijn te plaatsen, kunnen deze evenmin als (afdoende) wezenlijk steunbewijs worden gebruikt.
Verder heeft de raadsman aangevoerd dat ook onderdelen van de verklaring van de verdachte steun vinden in het dossier, zoals in de verklaringen van de getuige [getuige02] en de getuige [getuige01] . Gelet hierop en gelet op hetgeen de verdediging hiervoor heeft gesteld, bepleit de verdediging dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde elementen dwang en/of (dreigen met) geweld en verzoekt ook om die reden de verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot gekwalificeerde doodslag is aangevoerd dat de verdachte heeft ontkend aangeefster te hebben mishandeld. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de handelingen opgenomen in de tenlastelegging ook geen blijk geven van opzet dan wel voorwaardelijk opzet tot het toebrengen van dodelijk letsel bij aangeefster. De verdediging verzoekt daarom de verdachte eveneens vrij te spreken van het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
Over de onder 2 subsidiair ten laste gelegde diefstal met geweld merkt de raadsman op dat de verdachte de oorbellen en de ketting van de aangeefster heeft gekregen als vergoeding voor zijn seksuele diensten en voor wat betreft de overige goederen staat niet vast dat deze zijn weggenomen, aangezien de verklaring van de verdachte recht tegenover de verklaring van aangeefster staat. En omdat de verklaring van de verdachte niet ondubbelzinnig wordt weersproken door afdoende bewijsmiddelen uit het dossier kan hij ook niet veroordeeld worden voor de diefstal met geweld en verzoekt de verdediging de verdachte ook van dat feit vrij te spreken.
4.3.
Beoordeling
Op 18 januari 2022 te [plaats01] liep de toen 78-jarige aangeefster [aangeefster01] even naar buiten om haar vuilnis weg te brengen naar de containers aan de openbare weg. Bij terugkomst bij haar flat om 15:49 uur stonden de verdachte en een andere man voor de ingang. Bij het openen van de voordeur liepen de mannen achter aangeefster aan de hal in. Aangeefster liep daarna de trap op naar haar woning op de tweede verdieping. De verdachte liep meteen achter aangeefster aan naar boven. Die dag om 16:56 uur rende de verdachte de trap af naar de hal van de flat en vertrok uit de flat. Om 17:25 uur liep de aangeefster dezelfde trap af naar de hal. Op dat moment zat om het haar en de hals/nek van aangeefster ducttape gewikkeld en was zij onvast ter been.
Niet staat ter discussie dat op 18 januari 2022 seksuele handelingen tussen de verdachte en aangeefster hebben plaatsgevonden en dat de verdachte de woning van aangeefster daarna heeft doorzocht op zoek naar geld en/of waardevolle goederen. Ook staat vast dat aangeefster letsel heeft opgelopen in de tijd dat de verdachte in de woning was. Tenslotte staat vast dat de verdachte de woning heeft verlaten met -in elk geval- in zijn bezit een gouden oorbel en een ketting van aangeefster.
De lezingen over hetgeen zich die middag in de woning van aangeefster heeft voorgedaan liggen zeer ver uiteen.
Aangeefster verklaart dat zij is verkracht door een man die zij even daarvoor in de hal van het flatgebouw heeft gezien. Eenmaal in haar woning duwde hij haar gelijk op de grond, zette zijn voet op haar lichaam, schopte en sloeg hij haar op haar lichaam en tegen haar hoofd. Vervolgens sleepte hij haar van de voordeur vandaan verder de gang in. Daar heeft hij haar verkracht, terwijl hij ook haar keel dicht kneep. Aangeefster voelde schrijnende pijn in haar vagina. Vervolgens liep de man naar de slaapkamer en vroeg om geld en sieraden. Toen zij hem die niet gaf, heeft hij haar weer geslagen, geschopt, zei hij "ik maak je dood”, trok een zak over haar hoofd en kneep haar keel dicht. Ook heeft hij tape rond haar nek en over haar mond geplakt en haar handen aan elkaar vast getapet. Op het moment dat de man de oorbellen en de ketting zag die de aangeefster droeg, trok hij deze met kracht los van haar lichaam. Ook heeft hij geprobeerd de ringen van haar vinger met geweld te verwijderen, iets dat hem desondanks niet is gelukt. Toen de man uit de woning was verdwenen is aangeefster naar haar buurman gelopen om hulp te halen.
De verdachte verklaart dat hij een mannelijke sekswerker is. Op de trap vanuit de hal van de flat naar de woning is hij met aangeefster een prijs overeengekomen voor het verrichten van seksuele diensten met haar. Voorts heeft de verdachte bekend het huis van aangeefster overhoop te hebben gehaald, maar dat pas is gebeurd nadat zij het afgesproken bedrag voor de seksuele diensten niet (meer) wilde betalen. Toen zij hysterisch werd en over de spullen op de vloer begon te struikelen, heeft hij haar handen vastgebonden met ducttape, maar het de handen ook weer losgemaakt. Als betaling heeft aangeefster uiteindelijk zelf haar oorbellen uit haar oren en de ketting van haar hals getrokken. De verdachte ontkent haar te hebben mishandeld. Bij het verlaten van de woning heeft de verdachte alleen bloed bij het hoofd van aangeefster gezien.
4.3.1.
Feit 1
Is er voldoende ondersteunend bewijs?
Aangeefster is nagenoeg direct na het incident naar een bevriende buurman in de flat, getuige [getuige01] , gelopen en vertelde hem al snel dat zij was verkracht. De buurman zag dat aangeefster helemaal overstuur en “bont en blauw” was en belde daarop 112. De verbalisanten ter plaatse zagen een oudere vrouw met meerdere bloeduitstortingen en blauwe en rode plekken in haar gezicht, opgedroogd bloed rond haar lippen en bloed in haar mond. Rond de nek van aangeefster zat ducttape gewikkeld. Aangeefster verklaarde tegenover de verbalisanten dat zij verkracht was in de hal van haar woning en dat zij door haar belager veelvuldig was geslagen en geschopt. Ook had zij pijn bij/aan de ribben aan de rechterzijde van haar lichaam. Naast uitwendig letsel is bij aangeefster ook genitaal letsel geconstateerd.
Volgens de forensisch arts van het NFI had het letsel in het gelaat, aan de hals en aan de vulva en de slijmvliesverscheuringen in de mond en aan de vulva geen kenmerken die passen bij accidenteel geweld zoals (herhaald) vallen of zich stoten en bevond een deel van het letsel, waaronder het genitale letsel, zich bovendien niet op lichaamsdelen die typisch zijn voor accidenteel geweld. Derhalve beoordeelt de deskundige vanuit haar deskundigheid als forensisch arts het aantreffen van deze letsels
veel waarschijnlijkeronder een hypothese van
toegebrachtgeweld dan onder een hypothese van
accidenteelgeweld. Ook het totaal aan letsel acht de forensisch arts veel waarschijnlijker het gevolg van toegebracht geweld dan accidenteel geweld. Tijdens het verhoor bij de Rechter-Commissaris heeft de forensisch arts toegelicht dat het aangetroffen genitale letsel
minder goedbij consensueel dan bij afgedwongen geslachtsverkeer past, onder andere omdat er te veel letsel is.
De rechtbank stelt op grond van de bevindingen van de forensisch arts vast dat de beschadigingen in en rond de vagina wijzen op seksueel binnendringen met geweld dat past bij de verklaringen van aangeefster ten aanzien van het door verdachte afdwingen van geslachtsverkeer. Ook de bevindingen ten aanzien van het overige fysieke letsel bevestigen de juistheid van de verklaring van aangeefster dat het letsel haar is toegebracht doordat de verdachte haar heeft geslagen en geschopt.
De belastende verklaring van aangeefster vindt dus op essentiële onderdelen directe en concrete steun in ander bewijsmateriaal.
Alternatief scenario
De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario, te weten dat de seksuele handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden en hij haar niet heeft geslagen of geschopt, volstrekt onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig. Dit alternatieve scenario wordt niet alleen weerlegd door het letsel dat aangeefster heeft opgelopen, waarvan de aard en de hoeveelheid (zoals eerder overwogen) niet past bij het scenario van de verdachte, maar tevens door de onwaarschijnlijkheid dat aangeefster, een vrouw op hoge leeftijd, midden op de dag, nadat zij even naar buiten was gelopen om een vuilniszak weg te gooien, met een voor haar nagenoeg onbekende man in het trappenhuis van het flatgebouw op weg naar haar woning een afspraak zou hebben gemaakt om direct daarop tegen betaling aan verdachte seks in haar woning te hebben.
Conclusie
De rechtbank gaat, gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden in samenhang bezien, uit van de lezing van aangeefster over hetgeen zich heeft afgespeeld in de woning van aangeefster. De onder 1 ten laste gelegde verkrachting acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2.
Feit 2 primair (vrijspraak)
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat de verdachte fors geweld tegen aangeefster heeft gebruikt. Onder bepaalde omstandigheden kan dat geweld, zoals het schoppen tegen het hoofd en het dichtknijpen van de keel, tot de aanmerkelijke kans leiden dat het slachtoffer als gevolg daarvan komt te overlijden. Daarvoor is onder andere van belang dat de rechtbank een reële inschatting moet kunnen maken van de aard en vooral de intensiteit van het geweld in combinatie met de plaatsen waar het slachtoffer is geraakt. Op basis van het dossier is het echter onvoldoende onduidelijk of het totale geweld, hoe verwerpelijk en indringend het ook is geweest, dusdanige impact op het lichaam van aangeefster heeft gehad dat er een aanmerkelijke kans op het teweegbrengen van dodelijk letsel bestond. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot gekwalificeerde doodslag.
4.3.3.
Feit 2 subsidiair
De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat de verdachte aangeefster meermalen heeft geschopt en geslagen. Ook staat niet ter discussie dat de verdachte de woning van aangeefster heeft doorzocht op zoek naar geld en/of goederen en dat hij de woning heeft verlaten met in zijn bezit een gouden oorbel en een gouden ketting van aangeefster. Ook het letsel aan de oren van aangeefster wijst op geweld; eens te meer omdat de betreffende oorbellen op eenvoudige wijze zonder geweld zijn los te maken.
De rechtbank gaat er verder vanuit dat de verdachte naast deze sieraden tevens een horloge, een of meer huissleutel(s) en een mobiele telefoon heeft weggenomen. Immers, aangeefster heeft na het incident haar woning direct verlaten en is (door de omstandigheden en gevolgen gedwongen) daar nooit meer terug geweest. Haar zoon heeft haar huis zorgvuldig leeg geruimd en daarbij zijn de ten laste gelegde spullen niet teruggevonden. Van hetgeen op een later moment wel is teruggevonden, zoals één van de twee oorbellen is namens aangeefster melding gemaakt bij de politie.
De rechtbank is, gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden in samenhang bezien, van oordeel dat de onder 2 subsidiair ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.4
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 18 januari 2022 te [plaats01]
door geweld [aangeefster01] heeft
gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- duwen en/of brengen en/of houden en/of op en neer bewegen van zijn,
verdachtes, penis in de vagina van die [aangeefster01] en- (tong)zoenen van die [aangeefster01]
het geweld heeft bestaan uit het
- het (van achteren) de woning in duwen van die [aangeefster01] , toen die [aangeefster01]
haar woning wilde betreden en (vervolgens) binnendringen van de
woning van die [aangeefster01] en
- beletten dat die [aangeefster01] de woning verliet en- op de grond gooien/duwen van die [aangeefster01] en- slaan in het gezicht van die [aangeefster01] en
- het naar beneden trekken van de broek en onderbroek van die [aangeefster01] en- (dwingend) tegen die [aangeefster01] zeggen: "Broek uit, broek uit" en- gaan en/of blijven zitten op die [aangeefster01] en- voorbijgaan aan de verbale en fysieke uitingen van die [aangeefster01] dat zij
het niet wilde en- (dwingend) tegen die [aangeefster01] zeggen: "Praat tegen me en kus mij, kus
mij" en
- het op de mond zoenen en/of (vervolgens) duwen van zijn, verdachtes, tong
in de mond van die [aangeefster01] en- (met kracht) bij de keel pakken en/of (vervolgens) dichtknijpen, althans
met (kracht) in de keel knijpen van die [aangeefster01] en
- feit dat hij, verdachte, die [aangeefster01] voorafgaande aan het seksueel
misbruik had mishandeld door die [aangeefster01] (onder meer) meermalen, althans
eenmaal, tegen het lichaam te schoppen;
--
2.
hij op 18 januari 2022 te [plaats01]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan
de [adres01] heeft weggenomen een (gouden) halsketting , een
(gouden) oorbel, een horloge (merk Seiko), huissleutels en
een mobiele telefoon, toebehorende aan
[aangeefster01] , welke
diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [aangeefster01] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte,
(nadat hij, verdachte, de woning van die [aangeefster01] was binnengedrongen en die [aangeefster01]
seksueel had misbruikt)
- tegen die [aangeefster01] heeft gezegd: "Waar heb je het geld en waar heb je de
sieraden” en- de mond van die [aangeefster01] met tape heeft afgeplakt en- de polsen van die [aangeefster01] aan elkaar heeft vast getapet en- die [aangeefster01] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam en/of in/tegen
het gezicht heeft geslagen en/of geschopt en- tegen die [aangeefster01] heeft gezegd: "Ik maak je dood" en/of
- een zak over het hoofd van die [aangeefster01] heeft getrokken en- tegen die [aangeefster01] heeft geroepen: "Waar is het geld, waar is het geld"?
en
- ( met kracht) de oorbellen uit de oren van die [aangeefster01] heeft getrokken
en
- ( met kracht) heeft getracht om de ringen van een van de vingers van die
[aangeefster01] af te trekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Verkrachting;
2 subsidiair.
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van een 78-jarige vrouw. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld jegens hetzelfde slachtoffer.
De verdachte heeft het slachtoffer in haar eigen woning op zeer gewelddadig wijze op de grond geduwd, geslagen en geschopt en heeft haar verkracht na deze serie geweldplegingen. Verkrachting is per definitie een zeer ernstig feit. De verdachte heeft grove en herhaalde inbreuken gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, de lichamelijke integriteit en het psychisch welzijn van het slachtoffer. Het lijdt geen twijfel dat slachtoffers van verkrachting zeer lange tijd lijden onder de psychische gevolgen hiervan. Daar komt bij dat het slachtoffer in de onderhavige zaak in verband met haar hoge leeftijd als extra kwetsbaar moet worden beschouwd.
Na de verkrachting wilde de verdachte geld en sieraden en heeft in zijn zoektocht de hele woning van aangeefster overhoop gehaald. Toen hij niets kon vinden, heeft hij opnieuw fors geweld gepleegd tegen het slachtoffer en heeft hij haar oorbellen uit de oren en de ketting van haar hals getrokken. Bij het verlaten van de woning heeft de verdachte ook een horloge, huissleutels en een mobiele telefoon gestolen. Het slachtoffer heeft tijdens de delicten zeer grote angsten uitgestaan en is gewond achter gelaten.
Het slachtoffer heeft als gevolg van het incident zeven dagen in het ziekenhuis gelegen voor de behandeling van haar lichamelijk letsel en heeft daarna nog eens vier maanden doorgebracht in een revalidatiecentrum. Het slachtoffer heeft tot op heden –ruim een jaar later– nog steeds in ernstige mate in zowel lichamelijk en psychisch opzicht last van deze misdrijven. Dat blijkt op indringende wijze uit de schriftelijke slachtofferverklaring zoals die ter terechtzitting is voorgelezen. Hieruit blijkt hoezeer het handelen van verdachte bij aangeefster doodsangst heeft veroorzaakt en hoe zij ook nu nog kampt met de gevolgen van wat haar door verdachte is aangedaan. Zij wordt nog dagelijks met de gevolgen ervan geconfronteerd. Zo moest zij noodgedwongen verhuizen, omdat zij zich ten gevolge van de tegen haar gepleegde misdrijven niet meer veilig voelde in (de omgeving van) haar woning, een woning waar zij 45 jaar heeft gewoond en waar zij zeer aan gehecht was. Zij had in haar buurt een actief sociaal leven, maar dat alles heeft zij door de verhuizing achter moeten laten. Ze voelt zich verloren in haar nieuwe woonbuurt en woning. Verder slaapt het slachtoffer nog steeds slecht en heeft zij last van herbelevingen. Verder loopt zij sindsdien met een rollator en is nog steeds zodanig aangedaan door deze strafzaak dat zij de eerder gestarte traumabehandeling door een psycholoog niet heeft kunnen voortzetten. Zij heeft te kennen gegeven dat het soms voor haar niet meer hoeft en dat ze dan hoopt dat ze niet meer wakker wordt. Ze is niet meer de persoon die ze voor 18 januari 2022 was.
De verdachte heeft zich op geen enkel moment bekommerd om het leed dat hij het slachtoffer en haar naasten heeft aangedaan en wat hij het slachtoffer allemaal heeft afgenomen. Ook heeft hij geen respect gehad voor haar eigendommen, waarbij het van het lichaam trekken van sieraden een verdrietig dieptepunt is. De verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen lusten en financieel gewin en heeft zich op geen enkel moment iets aangetrokken van de wil van aangeefster. Ook blijkt nergens uit dat hij maar een moment stil heeft gestaan bij de ernstige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Ook zijn huidige proceshouding getuigt hiervan, en zal de schade voor aangeefster alleen maar verder hebben vergroot.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 maart 2022. Psycholoog [naam02] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
5 april 2022. Deze rapporten houden onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van zwakbegaafdheid en een stoornis in het gebruik van tabak, cannabis, cocaïne en opioïde. Voorts is er sprake van antisociale persoonlijkheids-kenmerken, maar er is onvoldoende informatie beschikbaar om concrete uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis. Ook zagen de deskundigen aanwijzingen voor een psychotische stoornis (onder middelengebruik) die wegens gebrek aan informatie niet werd gesteld.
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten ontkend. Hierdoor kan er geen uitspraak worden gedaan of er sprake is van een causaal verband tussen de aanwezige stoornissen en het ten laste gelegde. De deskundigen kunnen daarom geen advies geven over de mate van toerekenen van het ten laste gelegde.
De onmogelijkheid van een delictanalyse bemoeilijkt ook de inschatting van het recidiverisico op geweldsdelicten en de prognose op de korte, middellange en langere termijn. Op basis van de klinische risicotaxatie kan desondanks gesteld worden dat er voldoende aanwijzingen zijn dat er recent en ook in de verre voorgeschiedenis sprake is van ernstig problematisch middelengebruik. Het is bekend dat middelengebruik een ontremmend effect heeft en de impulsiviteit verhoogt. Ook spelen er bij de verdachte andere factoren, die het risico op gewelddadig gedrag kunnen verhogen, namelijk zijn sociaal maatschappelijk functioneren en antisociaal gedrag in het algemeen. Daarentegen zijn beschermende factoren nauwelijks aanwezig. Op basis van verschillende risico-taxatie instrumenten voor plegers van zedendelicten wordt het recidive-risico hoog ingeschat, maar kan er geen interventieadvies worden gegeven ter voorkoming van recidive. De verdachte is ook niet gemotiveerd behandeling aan te gaan voor de middelenproblematiek en is niet gemotiveerd om sociaal maatschappelijk beter te functioneren. Dat maakt het bijzonder moeilijk hem de juiste hulp te kunnen bieden.
Verder vermeldt het rapport: “gezien de justitiële voorgeschiedenis van de verdachte, het falen van eerder reclasseringstoezicht, de ernst van de ten laste gelegde feiten, het hoge recidiverisico (bij bewezenverklaring)”
Het Pieter Baan Centrum te Utrecht heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 5 september 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Na een aanvankelijke toezegging mee te werken aan het onderzoek, heeft de verdachte na een gesprek met de psycholoog verdere medewerking geweigerd, dit op advies van zijn raadsman. Het onderzoekend team heeft toen de focus verlegd van een aanvullend onderzoek met nadere inkleuring van de in de recente PJ-rapportage reeds verrichte diagnostiek naar een weigeronderzoek.
Het observatieonderzoek heeft geen aanvullende informatie opgeleverd waardoor redenen zijn aan te voeren dat de diagnose in de recentere PJ-rapportages (zwakbegaafdheid en een stoornis in multipele middelen) bijgesteld zou moeten worden. De PJ-rapporteurs hebben voorts geconstateerd dat sprake is van antisociale persoonlijkheidskenmerken, waarbij een antisociale persoonlijkheidsstoornis niet gesteld kon worden in verband met het op de voorgrond staande middelengebruik, een gebrek aan informatie en het ontbreken van gedragsstoornissen in de vroege jeugd voor het 15e jaar. Wat betreft dit laatste, de antisociale ontsporing voor het 15e jaar, wordt echter wel informatie uit het huidige milieuonderzoek gevonden, namelijk het destijds uitgevoerde raadsonderzoek met het horen van de mentor van de verdachte, die hierop zou kunnen duiden. Namelijk dat de verdachte vanaf de eerste klas vmbo, zijn 12e jaar, al afgleed in verzuim en oppositioneel gedrag naar leerkrachten en een diefstal. Deze aanvullende informatie brengt een diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis dichterbij.
De vragen omtrent doorwerking, recidivegevaar en de aangewezen interventies kunnen door de PBC-onderzoekers niet worden beantwoord en terug wordt verwezen naar de uitvoerige risicotaxaties in de recente ambulante rapportages van psychiater [naam01] en psycholoog [naam02] .
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de inhoud van de rapporten van de deskundigen zijn er aanwijzingen dat de wilsvrijheid door een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens mogelijk negatief is beïnvloed, maar zijn er geen duidelijke aanknopingspunten in welke mate een en ander heeft doorgewerkt bij de keuzen die verdachte heeft gemaakt. De delicten zijn bovendien zodanig wezenlijk in strijd met de menselijke waardigheid dat ook de aangenomen psychische problematiek niet automatisch leidt tot een verminderde toerekenbaarheid van de verdachte; dat de deskundigen zich niet hebben kunnen uitlaten over de eventuele doorwerking is bovendien een rechtstreeks gevolg van de door verdachte ingenomen proceshouding. De rechtbank acht de verdachte om die reden op basis van het huidige dossier volledig toerekeningsvatbaar.
Gezien de buitengewone ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijke strafzaken zijn opgelegd. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank meegewogen dat het slachtoffer een oudere en kwetsbare dame betrof die in haar eigen woning, waar zij zich 45 jaar veilig heeft gevoeld, op een zeer gewelddadige manier is verkracht en vervolgens beroofd, met voor het slachtoffer zeer vergaande en mogelijk blijvende fysieke en psychische gevolgen. Ook de omstandigheid dat de verdachte op geen enkel moment verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De rechtbank acht, zoals hierna verder wordt toegelicht, een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging noodzakelijk. De rechtbank ziet in oplegging van deze maatregel aanleiding om de strafmaat enigszins te matigen en acht daarom een gevangenisstraf van
achtjaar passend en geboden.
Voordat de rechtbank aan een verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling kan opleggen, stelt de wet duidelijke voorwaarden. Hetzelfde geldt voor het koppelen van een bevel tot verpleging van overheidswege aan die maatregel. De rechtbank kan de maatregel van terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) opleggen, indien er bij de verdachte ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarbij wordt opgemerkt dat het criterium betreffende de veiligheid in de artikelen 37a en 37b Sr. in essentie neerkomt op de vraag of de bescherming van de veiligheid als bedoeld in die artikelen het opleggen aan de verdachte van een terbeschikkingstelling met of zonder een bevel tot verpleging noodzakelijk maakt. Omdat de verdachte uiteindelijk in essentie heeft geweigerd zijn (verdere) medewerking te verlenen aan het aanvullend (PBC-)onderzoek naar zijn geestvermogens, is op basis van artikel 37a, vierde lid, Sr. oplegging van terbeschikkingstelling ook mogelijk zonder het in artikel 37a, derde lid, Sr. bedoelde multidisciplinaire deskundigenadvies.
Gelet op de hiervoor weergegeven inhoud van de rapporten van de deskundigen kan worden vastgesteld dat bij de verdachte ten tijde van de – inmiddels – bewezen verklaarde feiten sprake was van zwakbegaafdheid en een stoornis in middelengebruik. Voorts kan worden vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van antisociale persoonlijkheidskenmerken. De nieuwe informatie – uit een oud rapport van de Raad voor de Kinderbescherming – maakt aannemelijk dat de antisociale ontsporing van de verdachte kennelijk zijn oorsprong heeft voor het 15e jaar en maakt daarmee de eerder door de rapporteurs uitgestelde diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis ook aannemelijker. Het kan voor de rechtbank in het midden blijven welke van de door de deskundigen beschreven aspecten de grootste (negatieve) invloed heeft gehad op de zeer ernstige strafbare gedragingen van de verdachte. Dat hieraan een andere oorzaak ten grondslag zou hebben gelegen, is door de verdediging niet aangevoerd en is vanwege de proceshouding van de verdachte evenmin op andere wijze aannemelijk geworden.
De rechtbank moet vervolgens het beveiligingsaspect zoals bedoeld in de artikelen 37a en 37b Sr. nadrukkelijk onder ogen zien, en heeft hierboven al gewezen op de buitengewone ernst van de nu bewezen verklaarde feiten en alle gevolgen die dat teweeg heeft gebracht bij het slachtoffer. Ondanks dat de rapporteurs geen interventieadvies hebben kunnen formuleren, wordt door hen het recidive-risico op het gebied van zedendelicten als hoog ingeschat. De rechtbank acht de terbeschikkingstelling van de verdachte alleen al daarom noodzakelijk, te meer nu eerdere ambulante begeleiding (kennelijk) heeft gefaald en de verdachte tot nu toe niet gemotiveerd is tot het verminderen van zijn middelengebruik. Het is aan de verdachte om zich tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel zodanig te laten behandelen en begeleiden dat bij hem een structurele en duurzame reductie van het recidiverisico wordt bereikt.
Tenslotte wordt vastgesteld dat de bewezen verklaarde feiten misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr. en dat de strafbare feiten misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden. Daarbij adviseert de rechtbank de minister de inhoudelijke (behandel-)aspecten van de TBS-maatregel zo veel als mogelijk al gedurende (een deel van) de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf tot hun recht te laten komen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 9.498,90 aan materiële schade en een vergoeding van € 60.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 69.498,90, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Primair heeft de verdediging afwijzing dan wel niet-ontvankelijkheid verzocht wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de posten van de dagvergoeding en de verhuiskosten. Ten aanzien van de overige materiële kosten verzoekt de verdediging deze af te wijzen, dan wel de benadeelde partij in dat gedeelte van de vordering niet ontvankelijk te verklaren. Wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman opgemerkt dat het bedrag aan de hoge kant lijkt en de psychische schade onvoldoende is onderbouwd en verzoekt de benadeelde partij ook voor dit deel van de vordering niet ontvankelijk te verklaren dan wel het immateriële deel van de vordering tot een gematigd bedrag toe te wijzen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Nu de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en dit gedeelte van de vordering door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken en/of betwist, zal dat deel van de vordering worden toegewezen. Ten aanzien van de nieuw aangeschafte meubelen en de kosten van behang, gordijnen en vloerbedekking overweegt de rechtbank dat het aannemelijk is dat de benadeelde partij, door hetgeen haar is aangedaan door de verdachte, niet langer in haar huidige woning kon blijven en zij noodgedwongen heeft moeten verhuizen naar een andere woning. Deze schadeposten staan daarom in een zodanig rechtstreeks verband met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze kosten aan hem kunnen worden toegerekend.
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Gelet op de aard en de zeer grote ernst van de opzettelijk gepleegde inbreuken alsmede de rechtstreekse gevolgen, zoals hiervoor overwogen bij de motivering van de strafmaat en zoals deze eveneens volgen uit de inhoud van de slachtofferverklaring, zal de schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op het gevorderde bedrag van € 60.000,- , zodat ook de gevorderde immateriële schade zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 januari 2022.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 69.498,90, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de (schadevergoedings)maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 6 april 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van winkeldiefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes (6) weken, waarvan een gedeelte, groot vier (4) weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 20 april 2021.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarbij is onder meer een ernstig vermogensmisdrijf gepleegd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier (4) weken.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 63, 242 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder
2 primairten laste gelegde feit heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder
1 en 2 subsidiairten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden
beveeltdat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 69.498,90 (zegge: negenenzestig duizend vierhonderd en achtennegentig euro en negentig eurocent), bestaande uit € 9.498,90 aan materiële schade en € 60.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 69.498,90(hoofdsom,
zegge: negenenzestig duizend vierhonderd en achtennegentig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 69.498,90 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
350 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 21 april 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van vier (4) weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 21 februari 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2022 te [plaats01]
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld
en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster01] heeft
gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- duwen en/of brengen en/of houden en/of op en neer bewegen van zijn,
verdachtes, penis in de vagina van die [aangeefster01] en/of
- ( tong)zoenen van die [aangeefster01]
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- het (van achteren) de woning in duwen van die [aangeefster01] , toen die [aangeefster01]
haar woning wilde betreden en /of (vervolgens) binnendringen van de
woning van die [aangeefster01] en/of
- beletten dat die [aangeefster01] de woning verliet en/of
- op de grond gooien/duwen van die [aangeefster01] en/of
- slaan in het gezicht van die [aangeefster01] en/of
- het naar beneden trekken van de broek en onderbroek van die [aangeefster01] en/of
- ( dwingend) tegen die [aangeefster01] zeggen: "Broek uit, broek uit" en/of
- gaan en/of blijven zitten en/of liggen op die [aangeefster01] en/of
- voorbijgaan aan de verbale en fysieke uitingen van die [aangeefster01] dat zij
het niet wilde en/of
- ( dwingend) tegen die [aangeefster01] zeggen: "Praat tegen me en kus mij, kus
mij" en/of
- het op de mond zoenen en/of (vervolgens) duwen van zijn, verdachtes, tong
in de mond van die [aangeefster01] en/of
- ( met kracht) bij de keel pakken en/of (vervolgens) dichtknijpen, althans
met (kracht) in de keel knijpen van die [aangeefster01] en/of
- feit dat hij, verdachte, die [aangeefster01] voorafgaande aan het seksueel
misbruik had mishandeld door die [aangeefster01] (onder meer) meermalen, althans
eenmaal, tegen het lichaam te schoppen en/of
- feit dat er sprake was van een uit zijn, verdachtes, fysiek voortvloeiend
overwicht en
dat hij (aldus) een voor haar dreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan;
(art 242 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2022 te [plaats01]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangeefster01] ,
opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, genoemde [aangeefster01] ,
meermalen, althans eenmaal,
- ( met kracht) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft geschopt
en/of getrapt, terwijl die [aangeefster01] op de grond lag en/of
- een zak over het hoofd heeft getrokken en/of (vervolgens) met twee handen
die zak om haar nek heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft
gehouden en/of haar keel heeft dichtgeknepen (ten gevolge waarvan die [aangeefster01]
geen lucht kreeg),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke
vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een misdrijf als bedoeld in artikel 312
van het Wetboek van Strafrecht (te weten een diefstal met
geweld van één of meerdere sieraden) en welke poging doodslag werd gepleegd met
het oogmerk om de uitvoering van dat feit (die diefstal) voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk
verkregene te verzekeren;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 288 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 18 januari 2022 te [plaats01]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan
de [adres01] heeft weggenomen een (gouden) halsketting met hanger, een
paar (gouden) oorbellen, een horloge (merk Seiko), een of meer huissleutel(s) en/of
een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangeefster01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [aangeefster01] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte,
(nadat hij, verdachte, de woning van die [aangeefster01] was binnengedrongen en die [aangeefster01]
seksueel had misbruikt)
- tegen die [aangeefster01] heeft gezegd: "Waar heb je het geld en waar heb je de
sieraden” en/of
- de mond van die [aangeefster01] met tape heeft afgeplakt en/of
- de polsen van die [aangeefster01] aan elkaar heeft vast getapet en/of
- die [aangeefster01] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam en/of in/tegen
het gezicht heeft geslagen en/of geschopt en/of
- tegen die [aangeefster01] heeft gezegd: "Ik maak je dood" en/of
- een zak over het hoofd van die [aangeefster01] heeft getrokken en/of
- tegen die [aangeefster01] heeft geroepen: "Waar is het geld, waar is het geld"?
en/of
- ( met kracht) de oorbellen uit de oren van die [aangeefster01] heeft getrokken
en/of
- ( met kracht) heeft getracht om de ringen van een van de vingers van die
[aangeefster01] af te trekken.
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)