ECLI:NL:RBROT:2023:1226

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
10/283980-22 / TUL: 10/149550-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal en diefstal van een fiets met oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1972, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was. De verdachte is beschuldigd van winkeldiefstal en diefstal van een fiets. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor beide feiten schuldig wordt verklaard en dat een ISD-maatregel van twee jaar wordt opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, waarbij de verdachte op 1 november 2022 in een Albert Heijn in Rotterdam twee pakken vlees heeft gestolen en op 27 september 2022 een fiets heeft weggenomen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het recidiverisico meegewogen. De verdachte heeft een lange geschiedenis van strafbare feiten en is eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten. Ondanks eerdere interventies en begeleiding heeft de verdachte geen duurzame gedragsverandering laten zien. De reclassering heeft geadviseerd om de ISD-maatregel op te leggen, gezien het hoge recidiverisico en het gebrek aan motivatie van de verdachte om mee te werken aan hulpverlening.

De rechtbank heeft de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opgelegd, met als doel de maatschappij te beschermen en de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als voldoende werd beschouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de jongste rechter buiten staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/283980-22
Parketnummer TUL: 10/149550-20
Datum uitspraak: 20 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01] 1972,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] te ( [postcode01] ) Rotterdam,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) voor de duur van 2 jaren;
  • toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/149550-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 1 november 2022 te Rotterdam, in een Albert Heijn locatie: [adres02] , twee pakken vlees (totaalwaarde: EUR 21,23), die geheel of ten dele aan de Albert Heijn B.V., toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2
hij op 27 september 2022 te Rotterdam, een fiets, die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Diefstal;

2.
Diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets en aan winkeldiefstal. Diefstal is een ergerlijk feit dat naast materiële schade, hinder voor de gedupeerde veroorzaakt. De verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en uitsluitend oog gehad voor zijn eigen behoefte.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Antes) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 26 januari 2023. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in.
De reclassering ziet problemen op alle leefgebieden. De verdachte heeft geen huisvesting, geen dagbesteding, geen inkomen, er zijn problemen op het gebied van middelengebruik (cocaïne/alcohol en cannabis) en problemen op het gebied van psychosociaal functioneren. De verdachte is in het verleden gediagnosticeerd met paranoïde schizofrenie. Daarnaast ontbreekt het de verdachte aan copingvaardigheden. De verdachte lijkt te vluchten in middelengebruik en lost zijn gebrek aan inkomen op met delictgedrag.
In het verleden zijn er verschillende interventies ingezet om gedragsverandering te bewerkstelligen, welke tot op heden nog niet hebben geleid tot een langdurige gedragsverandering. Zo is de verdachte aangemeld voor behandeling en voor begeleid wonen. Vanwege de houding van de verdachte waarbij het ontbreekt aan intrinsieke motivatie en hij zich afwijzend opstelt ten opzichte van hulpverlening is dit niet van de grond gekomen. De verdachte heeft de neiging de oorzaak van zijn problemen bij anderen neer te leggen en ondanks alle pogingen tot het inzetten van hulpverlening is er geen duurzame gedragsverandering gerealiseerd. Momenteel geeft de verdachte aan open te staan voor reclasseringstoezicht. Ondanks de bereidwilligheid om mee te werken, heeft dit in het verleden niet geleid tot duurzame gedragsverandering. De reclassering acht gedragsbeïnvloeding en risicomanagement noodzakelijk, maar tot op heden is geen afname van het risico op recidive bereikt. Gezien het verloop van eerdere reclasserings- en hulpverleningscontacten wordt het risico op onttrekken aan de voorwaarden hoog geacht. Ambulante behandeling en begeleiding ziet de reclassering niet als haalbaar. Er is daarnaast sprake van een hoog recidiverisico. Het stringente kader van de ISD biedt volgens de reclassering de beste mogelijkheden voor positieve gedragsverandering en beperking van het risico op recidive en daarom wordt een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 januari 2023 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen en maatregelen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusies van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen. De verdediging heeft bepleit om geen ISD-maatregel op te leggen, maar de verdachte een laatste kans te geven binnen ambulant kader. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om de ISD-maatregel voor de duur van één jaar op te leggen.
De rechtbank ziet voor geen van de verzoeken aanleiding. De verdachte is tot op heden op vrijwel alle leefgebieden de noodzakelijke begeleiding geboden, waarbij zelfs meerdere malen de ISD-maatregel is opgelegd, maar hij gaat desondanks telkens over tot het plegen van strafbare feiten. Hierbij is bovendien van belang dat ten tijde van het plegen van deze strafbare feiten hij een voorwaardelijke straf boven het hoofd had hangen. De reclassering geeft aan dat zij geen mogelijkheden ziet om de verdachte binnen ambulant kader te begeleiden, omdat de verdachte zich keer op keer aan de begeleiding heeft onttrokken. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er op dit moment geen andere mogelijkheid is dan (wederom) oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank ziet geen aanleiding om de ISD-maatregel voor de duur van één jaar op te leggen.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel ertoe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van de verdachte te beëindigen, alsmede om door middel van een begeleid programma te werken naar een delictvrij bestaan van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 juni 2020 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 23 juni 2020.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, nu de verdachte in een proeftijd liep en hij desondanks nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan dit vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. De rechtbank ziet echter in de op te leggen ISD-maatregel reden die last niet te geven en de gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 9 juni 2020 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en G.M. Munnichs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 1 november 2022 te Rotterdam, in een Albert Heijn (locatie: [adres02] ), twee pakken vlees (totaalwaarde: EUR 21,23), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Albert Heijn B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2
hij op of omstreeks 27 september 2022 te Rotterdam, een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.