Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- M. Pauli, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 27 oktober 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het treffen van een moratorium van zes maanden om de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis van 6 mei 2022 te voorkomen. Tijdens de zitting op 16 november 2023 werd duidelijk dat verzoekster, die zorg draagt voor haar hulpbehoevende zus, recentelijk haar huur voor oktober en november 2023 had betaald en een begin had gemaakt met het inlopen van haar huurachterstand. Echter, verweerster stelde dat er al eerder een moratorium was verleend op 17 maart 2023, dat inmiddels was verstreken, en dat verzoekster niet tijdig had voldaan aan haar huurverplichtingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het eerdere moratorium op 17 september 2023 was geëindigd en dat de wet geen mogelijkheid biedt voor een nieuw moratorium voor meer dan zes maanden. Bovendien was het minnelijk traject voor schuldhulpverlening pas recent opnieuw opgestart, wat de rechtbank ook in haar overwegingen heeft meegenomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de beschikbaarheid van een woonplek met begeleiding voor de hulpbehoevende zus van verzoekster, wat de noodzaak voor een moratorium verder ondermijnde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft aangegeven dat verzoekster in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen indien nodig.