4.1.3.Bespreking van het ten laste gelegde
Op dinsdag 28 september 2021 om 8.22 uur ontving de politie een melding van een vrouw. Zij vertelde dat een man die zat opgesloten in een kelderbox van een flat aan de [straatnaam01] in [plaats02] haar via het raampje had gevraagd om de politie te bellen. De politie is erheen gegaan en heeft de deur van de kelderbox geforceerd. De man die daar zat opgesloten bleek [naam01] (hierna: [naam01] ) te zijn. Hij had alleen een boxershort, een regenjas en sneakers aan. Hij had een flinke bult op zijn linker oog en een snee in zijn linker pink. [naam01] verklaarde dat hij de dag ervoor bij zijn vriend op nummer [nummer01] was, en dat de buurman – een grote kale man – hen in elkaar geslagen had. [naam01] verklaarde dat het om drugs ging en dat zijn vriend dood in de badkamer lag. Hij moest die vriend – zo verklaarde hij – steken onder druk van de grote kale buurman, die hem vervolgens in de kelderbox had opgesloten en was weggegaan. [naam01] is aangehouden en naar de spoedeisende hulp gebracht, waar hij aanvullend verklaarde dat zijn vriend al nauwelijks bij bewustzijn was toen hij binnenkwam.
Om 8.48 uur heeft de politie de deur van de woning aan de [adres02] geforceerd. Zij zagen bloeddruppels en een klein keukenmesje, waarvan het metaal gebogen was, op de keukenvloer liggen. In de badkamer troffen zij het levenloze lichaam van een man aan. Hij was geheel ontkleed en had – naast ander letsel – meerdere snijwonden in zijn onderbuik. In de badkamer hing een sterke ammoniakgeur. Er stond ook een lege fles ammoniak op de wasmachine.
Eén van de agenten die [naam01] uit de kelderbox had bevrijd, was als wijkagent ambtshalve bekend met de genoemde grote kale buurman van de bovenste verdieping. Het ging om de verdachte. Hij woonde aan de [adres03] in [plaats02] .
Om 15.00 uur die middag is [naam01] door de politie verhoord. Hij verklaarde dat hij cocaïneverslaafd was. Over de gebeurtenissen van de afgelopen dagen verklaarde [naam01] dat hij al een paar dagen bij [slachtoffer01] was en de dag ervoor even was weggegaan. Toen hij terug kwam deed [slachtoffer01] niet open. [naam01] is naar de woning van de verdachte gegaan. Die kende hij via [slachtoffer01] ; ze gingen daar af en toe langs en de verdachte kwam ook wel eens bij [slachtoffer01] langs. Aangekomen bij de woning van de verdachte werd hij meteen naar binnen getrokken en kreeg hij een paar tikken. In de woning waren de verdachte, zijn vriendin [naam02] en iemand die hij niet kende aanwezig. [naam01] zag [slachtoffer01] half op een fauteuil liggen. Hij was toegetakeld, maar lag nog wel een beetje te ademen. Daarna ademde hij zwaar en was het over. Volgens [naam01] werd hij bij elke beweging die hij maakte toegetakeld. Hij moest van de verdachte een laken op de grond leggen in de keuken en daarna hebben ze [slachtoffer01] naar zijn eigen woning getild. In de keuken van [slachtoffer01] moest [naam01] hem steken met een mes, zodat het leek alsof hij de dader was. Daarbij was, naast hijzelf en de verdachte, ook ‘die buurman van hem’ aanwezig. Hij moest [slachtoffer01] daarna naar de douche slepen en hem uitkleden, waarna de verdachte met een aantal flessen ammoniak kwam. [naam01] moest [slachtoffer01] daarmee schoonmaken. De ammoniak brandde in zijn ogen. Hij wilde naar buiten lopen, maar dat mocht niet. De kleding en het laken werden door [naam02] in een zak gedaan. Toen het schoonmaken klaar was, moest [naam01] meelopen naar de woning van de verdachte. Daar moest hij ook schoonmaken. Als hij daarmee stopte kreeg hij een schop. De verdachte, [naam02] en ‘de buurman’ gingen spullen weggooien. ‘De buurman’ kwam daarna niet meer terug. [naam01] hoorde de verdachte en zijn vriendin erover praten dat zij [naam01] moesten omleggen, zodat hij niet kon praten. Toen hebben ze [naam01] in de kelder gezet, waar hij een aantal uur heeft gezeten totdat hij een vrouw zag lopen en haar vroeg om 112 te bellen.
Tijdens het tweede verhoor van [naam01] , op 29 september 2021, heeft hij aanvullend verklaard dat hij de keel van [slachtoffer01] van de verdachte moest dichtknijpen en dat hij hem in zijn gezicht moest slaan. Dit was nog in de woning van de verdachte. Ook heeft [naam01] tijdens dit verhoor ‘de buurman’ op een foto herkend. Het bleek te gaan om [naam03] (hierna (ook): [naam03] ).
Tijdens zijn derde verhoor, op 7 oktober 2021, heeft [naam01] verklaard dat de verdachte woedend was. De verdachte vroeg of hij iets met de ammoniak had gedaan, omdat de dope anders smaakte en of hij dope van hem had gepakt. [naam01] heeft uit angst alle schuld op zich genomen, omdat hij bang was dat als hij zou blijven ontkennen, hij ook om het leven zou worden gebracht. [naam01] heeft ook verklaard dat hij [slachtoffer01] niet uit zichzelf heeft geslagen of bij zijn keel heeft gepakt en dat de verdachte bleef roepen: “Ik wil striemen zien”. De verdachte en de buurman bleven de hele tijd in zijn buurt, [naam01] kon de woning niet uit. De voordeur was op slot en zijn telefoon was al afgepakt en door de verdachte van het balkon gegooid.
De verdachte is op 28 september 2021 aangehouden en daarna meermalen door de politie verhoord. Hij heeft wisselende verklaringen afgelegd. Op 4 november 2021 heeft hij verklaard dat hij in eerste instantie niet de hele waarheid heeft verteld. Hij verklaart dan dat hij [slachtoffer01] en [naam01] wilde mishandelen omdat zij hem hadden bestolen in zijn eigen huis. Hij heeft [slachtoffer01] twee klappen in de gang gegeven, waarna hij op de grond is gevallen. Hierna heeft de verdachte hem op een stoel gezet in de slaapkamer. Daar heeft hij hem nog twee klappen met de vuist gegeven; eerst twee normale in zijn gezicht en toen een hele harde op zijn hoofd. [slachtoffer01] viel gelijk naar achteren en maakte meteen een snurkend geluid. De verdachte dacht toen dat er iets ernstigs aan de hand was. Hij vroeg aan de anderen of ze een ambulance moesten bellen, maar de buurman zei dat dat niet hoefde. De verdachte dacht toen, ik wacht tot [naam01] komt en die geef ik dan ook een pak slaag. Toen [naam01] kwam, heeft hij hem naar binnen getrokken, waardoor [naam01] op de grond viel. De verdachte heeft hem een paar klappen met de vlakke hand gegeven, waarna hij [naam01] op een krukje in de slaapkamer heeft gezet. Daar heeft hij hem nog een paar klappen gegeven.
De verdachte heeft steeds verklaard dat hij nooit de bedoeling heeft gehad om [slachtoffer01] dood te maken. Verder heeft hij verklaard wel aanwezig te zijn geweest bij de door [naam01] gepleegde (gewelds)handelingen, maar dat hij [naam01] op geen enkel moment ergens (meer in het bijzonder ten aanzien van het slaan, wurgen en steken van [slachtoffer01] door [naam01] ) opdracht toe heeft gegeven of toe heeft gedwongen.
[naam02] heeft in haar verklaringen in grote lijnen hetzelfde als de verdachte verklaard over de aanleiding van de confrontatie met [slachtoffer01] en [naam01] . Zij heeft ook verklaard dat de verdachte [slachtoffer01] en [naam01] heeft geslagen en over de aanwezigheid van [naam03] op verschillende momenten in de woning van de verdachte en in de woning van [slachtoffer01] .
Over de door [naam01] verrichte (gewelds)handelingen zegt zij - kort gezegd - dat hij dat uit zichzelf heeft gedaan en dat niemand hem daartoe opdracht heeft gegeven of heeft gedwongen. Uiteindelijk hebben ze met z’n allen de woning van de verdachte schoongemaakt en spullen weggegooid. [naam01] vroeg hen om hem in de kelderbox op te sluiten en dat hebben [naam02] en de verdachte gedaan.
Op 14 oktober 2021 heeft [naam03] verklaard dat de verdachte hem vroeg of hij in de slaapkamer wilde gaan zitten. Het kwam op [naam03] niet echt over alsof hij een keuze had. De verdachte was opgefokt en intimiderend. Hij hoorde gebonk en geschreeuw toen [slachtoffer01] de woning in kwam. Toen [slachtoffer01] vervolgens de slaapkamer binnenkwam zag [naam03] dat hij door de verdachte werd geduwd. De verdachte was super boos. Hij bleef vragen stellen over de drugs. [slachtoffer01] werd in een stoel gedrukt door de verdachte en hij bleef klappen krijgen. Het waren flinke klappen in het gezicht van [slachtoffer01] en [slachtoffer01] smeekte om te stoppen. Toen [naam01] binnenkwam kreeg hij ook klappen. [naam01] moest op een kruk in de slaapkamer gaan zitten en werd ondervraagd door de verdachte. Daarbij gaf de verdachte [naam01] een klap. [naam03] verklaarde dat hij niets heeft gemerkt van een ruzie tussen [slachtoffer01] en [naam01] . Op een gegeven moment ging het niet goed met [slachtoffer01] , hij werd grijs en gaf geen reactie meer. [naam03] is naar de douche ruimte gelopen en toen hij terugkwam in de slaapkamer zag hij [naam01] [slachtoffer01] slaan en wurgen. Dat vond hij raar, want het was zijn maat. Voor zijn gevoel was het niet echt wurgen, meer vasthouden en het slaan deed [naam01] ook niet met kracht. Het leek niet alsof hij hem echt wilde wurgen. De verdachte stond ondertussen naast [naam01] , hij was laaiend en agressief. Vervolgens moest [slachtoffer01] van de verdachte in een laken. Dit deden [naam01] en de verdachte en zij droegen hem samen naar beneden. Toen zij terug kwamen in de woning van de verdachte, heeft [naam03] geholpen met spullen weggooien en daarna is hij vertrokken.
4.1.4.Is er sprake van doodslag?
Welke verklaring is het meest aannemelijk?
De verdediging heeft betoogd dat bij de beoordeling uitgegaan moet worden van de gang van zaken zoals door de verdachte tijdens de terechtzitting geschetst. De verklaring van [naam01] is niet betrouwbaar en wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Een veroordeling op basis van één getuige is niet mogelijk.
De rechtbank stelt ten aanzien van dit verweer het volgende voorop. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit principe geldt naar vaste rechtspraak voor de gehele tenlastelegging en niet slechts voor een onderdeel daarvan. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Zoals hiervoor uiteen gezet zijn door de verdachte en de drie medeverdachten meerdere verklaringen afgelegd. Voor zover deze verklaringen - met name in het kader van de door de verdachte en [naam01] gepleegde geweldshandelingen - niet overeenkomen, dient de rechtbank voor de verdere beoordeling eerst vast te stellen van welke lezing dient te worden uitgegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [naam01] van meet af aan zeer consistent geweest. Voor zover deze gecontroleerd zijn, kloppen de feiten zoals hij ze heeft gepresenteerd. Dit geldt niet voor de verklaringen van de verdachte. Voor hem geldt dat hij zijn verklaring heeft aangepast al naar gelang het onderzoek vorderde en zijn eerdere verklaringen in het licht daarvan onhoudbaar werden.
Naar het oordeel van de rechtbank vinden de verklaringen van [naam01] voorts voldoende steun in de verklaring van [naam03] van 14 oktober 2021 (bewijsmiddel 5), de verklaring van de verdachte van 4 november 2021 (bewijsmiddel 6), het proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer01] (bewijsmiddel 1) en het proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer02] (bewijsmiddel 9).
Uit voornoemde verklaring van [naam03] blijkt dat de verdachte voortdurend woedend was en dat zijn gedrag (ook voor [naam03] ) intimiderend was. [naam01] had gezien dat [slachtoffer01] mishandeld was op het moment dat [naam01] de woning van de verdachte betrad, hij werd daarmee door de verdachte geconfronteerd en vervolgens ook door de verdachte mishandeld, voordat hij zelf geweld toepaste op [slachtoffer01] . Uit de verklaring van [naam03] blijkt ook dat de deur van de woning van de verdachte op slot zat en dat [naam01] geen kant op kon. Uit de verklaring van [naam03] blijkt verder dat het leek alsof [naam01] [slachtoffer01] niet echt wilde wurgen en dat het meer vasthouden was. Ook zou [naam01] [slachtoffer01] volgens [naam03] niet met kracht hebben geslagen, terwijl de verdachte erbij stond en nog steeds laaiend en agressief was.
Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij een motief en ook de bedoeling had om geweld te gebruiken tegen [slachtoffer01] en [naam01] . Toen hij dacht dat [slachtoffer01] dood was, is volgens [naam01] besloten dat het moest lijken dat niet de verdachte, maar [naam01] [slachtoffer01] had toegetakeld. De verdachte had hiervoor een duidelijk motief, hij leefde immers op dat moment in de veronderstelling dat hij [slachtoffer01] had doodgeslagen. Dat [naam01] enig motief had om [slachtoffer01] om het leven te brengen is nergens uit gebleken.
De verklaring van [naam02] dat [naam01] “alles uit zichzelf heeft gedaan” acht de rechtbank bezien in het licht van de beschreven feiten en omstandigheden onaannemelijk.
De verdachte heeft verklaard dat [naam01] tegen hem had gezegd dat hij ervoor zou zorgen dat de verdachte niet zijn hele leven hiervoor zou opdraaien en dat het zijn leven zou verpesten. Dat [naam01] dat gezegd zou hebben is echter door niemand anders verklaard en die verklaring van de verdachte vindt ook overigens geen enkele steun in het dossier.
De rechtbank acht het verder aannemelijk dat de telefoon van [naam01] door de verdachte is afgepakt. Deze is immers later, samen met de telefoon van [slachtoffer01] , gevonden in de sloot achter de woning, zo blijkt uit bewijsmiddel 9. Niet valt in te zien waarom [naam01] dit zou hebben gedaan. Dit, alsmede de wijze waarop [naam01] is aangetroffen, vrijwel geheel ontkleed in een afgesloten kelderbox, ziet de rechtbank ook als ondersteuning voor de juistheid van de verklaring van [naam01] .
De rechtbank is, gelet op al het voornoemde, van oordeel dat de verklaringen van [naam01] betrouwbaar zijn en dat deze voldoende steun vinden in het dossier. Gelet daarop is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat op basis van het dossier vastgesteld kan worden dat de door [naam01] op verschillende momenten gepleegde geweldshandelingen in opdracht en onder druk van de verdachte hebben plaatsgevonden.
De doodsoorzaak
De forensisch patholoog [naam04] heeft onderzoek verricht aan het lichaam van [slachtoffer01] , waarna arts en forensisch (neuro)patholoog [naam05] in opdracht van [naam04] nader onderzoek heeft verricht aan de dura, hersenen en hypofyse van [slachtoffer01] .
De rechtbank stelt vast dat de deskundigen het niet (geheel) eens zijn over de doodsoorzaak van [slachtoffer01] .
Volgens [naam04] kan het overlijden van [slachtoffer01] worden verklaard door de gevolgen van meervoudige stomp botsende geweldpleging ter hoogte van het hoofd, eventueel in combinatie met (samen)drukkende geweldpleging op de hals en/of de mond. De steekletsels ter hoogte van de buik en liezen kunnen middels bloedverlies hebben bijgedragen aan het overlijden.
[naam05] acht het het meest waarschijnlijk dat het overlijden van [slachtoffer01] wordt verklaard door de combinatie van bloedverlies en mogelijke onderkoeling, waarbij enige belemmering van de ademhaling niet uitgesloten kan worden en aan het overlijden kan hebben bijgedragen door verstikking. Welke factoren in welke mate aan het overlijden hebben bijgedragen is volgens [naam05] middels een sectie niet aan te geven. De letsels aan de hersenen kunnen hebben geleid tot verstoring of verlies van het bewustzijn, hetgeen een rol kan hebben gespeeld bij de toedracht van het incident. Als doodsoorzaak kunnen zij volgens [naam05] worden uitgesloten.
Opzet en medeplegen
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat het letsel aan het hoofd van [slachtoffer01] (in ieder geval deels) is toegebracht door de verdachte. De steekletsels zijn toegebracht door [naam01] . Daarnaast is er ook nog letsel aan de hals, waarvan naar het oordeel van de rechtbank (mede gelet op de voornoemde verklaring van [naam03] betreffende het handelen van [naam01] ) niet geheel duidelijk is door wie dit is toegebracht. Volgens de patholoog zijn alle letsels, met dien verstande dat dit geldt voor een deel van de steekletsels, bij leven ontstaan.
De verdachte heeft verklaard dat het leek of [slachtoffer01] nog ademde en misschien toch nog leefde en dat [naam01] vervolgens een mes heeft gepakt en is gaan steken.
Hoewel de deskundigen niet eenduidig zijn over de doodsoorzaak, is de rechtbank van oordeel dat wel vast staat dat de geweldshandelingen die door de verdachte en/of door [naam01] zijn verricht, uiteindelijk, in welk onderling verband dan ook, hebben geleid tot de dood van [slachtoffer01] .
Zoals uit de bewijsmiddelen volgt, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer01] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen. De hevige mate van geweld en de kracht waarmee de verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer01] sloeg blijkt niet alleen uit de verklaringen van de getuigen/medeverdachten, maar ook uit verdachtes eigen verklaring (bewijsmiddel 6): “
Ik heb hem daar nog een paar klappen met de vuist gegeven. Eerst twee normale en toen een hardere klap. Die harde heb ik op zijn hoofd gegeven. Hij viel gelijk naar achter en maakte gelijk een snurkend geluid. Ik dacht gelijk dat er iets ernstigs aan de hand was. Ik denk dat hij door mijn klap is doodgegaan.”
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een bijzonder kwetsbaar deel van lichaam vormt en dat aanwending van geweld tegen het hoofd zeer risicovol is. De verdachte moet zich van het risico van het door hem uitgeoefende excessieve geweld bewust zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat [slachtoffer01] ten gevolge van zijn handelwijze zou komen te overlijden. Verdachtes opzet - in de zin van voorwaardelijk opzet - was derhalve gericht op de dood van [slachtoffer01] .
De vraag is vervolgens of - nu niet met zekerheid vast staat dat (uitsluitend) de door de verdachte zelf verrichte handelingen tot de dood hebben geleid - ook de door [naam01] gepleegde geweldshandelingen (mede) aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Feit van algemene bekendheid is dat door samendrukkend geweld op de keel en/of het (een groot aantal malen) steken in het onderlichaam, alwaar zich kwetsbare organen bevinden, de aanmerkelijke kans bestaat dat een slachtoffer daardoor komt te overlijden.
Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat [naam01] in opdracht en onder druk van de verdachte op verschillende momenten geweld heeft toegepast op [slachtoffer01] . De verdachte heeft aldus aan het handelen van [naam01] een zodanige aanzienlijke bijdrage geleverd dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en [naam01] , die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering, gericht op het doden van [slachtoffer01] . Door [naam01] hiertoe te dwingen heeft ook de verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit [slachtoffer01] – voor zover de klappen van de verdachte zelf niet al tot de dood zouden hebben geleid – fataal zou worden. Dat (mogelijk) op het moment van de door [naam01] verrichte geweldshandelingen werd gedacht dat [slachtoffer01] al dood was, kan hieraan niet afdoen. Immers, zoals [naam05] opmerkt (in haar reactie van 17 januari 2023, p. 4) is het bekend dat leken vaak niet in staat zijn betrouwbaar de dood vast te stellen, zodat die vaststelling daarom ook is voorbehouden aan artsen. Derhalve konden en mochten de verdachte (en [naam01] ) er niet van uit gaan dat [slachtoffer01] reeds was overleden op het moment van het door [naam01] toegepaste geweld. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de verdachte heeft verklaard dat hij – voorafgaand aan het steken – dacht dat [slachtoffer01] misschien nog in leven zou zijn.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte ook ten aanzien van het door [naam01] toegebrachte letsel bewust dat risico op de koop toe heeft genomen en dat hij daarmee ook ten aanzien van dat geweld (tenminste) het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer01] .
Uit de hierboven beschreven nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en [naam01] volgt verder dat de rechtbank hem ook (de gevolgen van) het door [naam01] toegebrachte letsel toerekent.