ECLI:NL:RBROT:2023:12244

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
670150 / HA RK 23-1179
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaken met betrekking tot de termijn van dagvaardingen

Op 21 december 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.C. van ’t Hek. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de dagvaardingen in de strafzaken tegen verzoeker nietig waren, omdat de wettelijke termijn van minimaal drie dagen tussen de betekening van de dagvaardingen en de terechtzitting niet in acht was genomen. De rechter heeft echter geoordeeld dat verzoeker redelijkerwijs niet in zijn verdediging kan worden geschaad door het voortzetten van het onderzoek, ondanks de gestelde termijnoverschrijding. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter en dat de aangevoerde gronden voor wraking niet voldoen aan de hoge drempel die hiervoor geldt. De beslissing van de rechter om de zaak voort te zetten, ondanks de bezwaren van de verdediging, werd niet als blijk van partijdigheid geïnterpreteerd. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek dan ook afgewezen, waarbij werd benadrukt dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. De uitspraak is openbaar gedaan en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/670150 / HA RK 23-1179
Beslissing van 21 december 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. A.C. van ’t Hek te Dordrecht,
strekkende tot de wraking van
mr. T. van den Akker,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de strafzaken tegen verzoeker. Deze strafzaken hebben de parketnummers 10/188786-23 en 10/118278-23. De dossiers van deze strafzaken zijn ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting met gesloten deuren op 8 december 2023 waarin het mondeling wrakingsverzoek en de gronden daarvan zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 8 december 2023;
  • het bericht van de officier van justitie van 8 december 2023;
  • het bericht van de advocaat van verzoeker van 13 december 2023.
1.3.
Verzoeker en zijn advocaat, de rechter en de officier van justitie hebben allen afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek ter zitting van de wrakingskamer. Nu de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek in dit geval evenmin noodzakelijk acht, wordt een dergelijke behandeling achterwege gelaten en zal de wrakingskamer een beslissing geven, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 december 2023 houdt onder meer het volgende in:
“(…)
De raadsman voert het preliminaire verweer dat de dagvaardingen nietig zijn nu de betekeningstermijn niet is gehaald. Hij licht dit verweer als volgt toe:
De dagvaardingen zijn gisteren betekend. Er moet minimaal 3 dagen tussen de betekening en de zitting zitten.
(…)
De raadsman:
…… maar het is heel formeel. Er gelden termijnen, die zijn niet gehaald. Alle handelingen van de officier worden gewaardeerd. Ik heb begrip uitgesproken op de gang voor het Openbaar Ministerie, maar volgens de verdediging kunt u niet anders dan nietigheid van de dagvaardingen uitspreken.
De politierechter onderbreekt het onderzoek voor beraad over het preliminaire verweer.
De politierechter doet na hervatting van het onderzoek uitspraak over het preliminaire
verweer. (…) In principe heeft jouw advocaat gelijk dat we termijnen in acht moeten nemen. Dat zou in principe betekenen dat we de zaak aanhouden, tenzij jij niet in je belang geschaad bent. De bedoeling van de termijn is dat jij op tijd weet dat je bij de rechter moet zijn en dat je je erop kan voorbereiden. In principe wist je dat je hier moest komen, daarom had je ook een advocaat, die al twee weken geleden bij ons in de mail zat voor aandacht voor deze zaak en verzoek tot oproeping van een getuige. De officier heeft eigenlijk dezelfde dagvaarding verstuurd, alleen voor de politierechter in plaats van de kinderrechter. De verdediging weet waar het over gaat vandaag, daar verandert niets aan. Gelet op die omstandigheden, dat jij weet waar het over gaat en jullie goed zijn voorbereid, kunnen we de zaken behandelen. Daar gaan we het dus vandaag over hebben.
De politierechter onderbreekt het onderzoek op verzoek van de raadsman.
De raadsman:
Als u hierbij blijft, ben ik genoodzaakt een wrakingsverzoek te doen.
De politierechter:
Oké dan kunt u gronden aanvoeren. Ik kan de beslissing niet terugdraaien.
De raadsman:
De wet is helder, artikel 370 van het Wetboek van Strafvordering. Er staan drie dagen voor, die zijn niet gehaald. U geeft mijn cliënt nu het gevoel dat u een beslissing geeft in strijd met de wet. Ik heb zenuwen, ik heb dit nog nooit gedaan. U behandelt de zaak niet eerlijk.
(…)”
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake
als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de (tussen)beslissing of over een verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.3.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van de (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.4.
De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet. Ter zitting heeft de verdediging als preliminair verweerder gevoerd dat bij de dagvaardingen de termijn van minimaal drie dagen tussen betekening van de dagvaardingen en de terechtzitting niet in acht was genomen en die om die reden nietig moesten worden verklaard. De rechter heeft hierop beslist, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 december 2023, en is tot het oordeel gekomen dat verzoeker redelijkerwijs niet in zijn verdediging kan worden geschaad wanneer het onderzoek wordt voortgezet.
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan noch van deze beslissing, noch van de motivering ervan, gezegd worden dat die niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter.
3.5.
Het verzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette en mr. W.J. van den Bergh, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.