ECLI:NL:RBROT:2023:12242

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
670676 / HA RK 23-1268
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke voorlopige voorzieningenprocedure

Op 21 december 2023 heeft de rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen mr. S.M. Goossens, rechter in een bestuursrechtelijke voorlopige voorzieningenprocedure. Het verzoekster had het wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een zitting op 13 december 2023, waar zij het gevoel had dat de rechter al een vooringenomen oordeel had over haar zaak. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter ter zitting de gelegenheid heeft geboden aan beide partijen om hun standpunten toe te lichten en dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen grond is voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij de beslissing op 21 december 2023 openbaar is uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/670676 / HA RK 23-1268
Schriftelijke bevestiging van de mondeling gegeven beslissing van 21 december 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. S.M. Goossens,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoekster strekt tot wraking van de rechter in de bestuursrechtelijke voorlopige voorzieningenprocedure met kenmerk ROT 23/8036. Die zaak betreft een geschil tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [naam gemeente] . Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoekster van 15 december 2023;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 18 december 2023, met 2 bijlagen;
  • de e-mailberichten van verzoekster van 18 december 2023 te 14.46 uur en 17.51 uur, waarin uitstel van de zitting van de wrakingskamer wordt verzocht;
  • het bericht van de secretaris van de wrakingskamer van 19 december 2023 te 10.52 uur, waarin wordt meegedeeld als beslissing van de wrakingskamer dat geen uitstel van de zitting wordt verleend;
  • het e-mailbericht van verzoekster van 20 december 2023 te 15.58 uur, inhoudende een hernieuwd verzoek om uitstel van de zitting van de wrakingskamer.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer op 21 december 2023 is niemand verschenen. Van de rechter is voorafgaande aan die zitting bericht ontvangen dat zij verhinderd is ter zitting aanwezig te zijn.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
2.1.1.
Op 13 december 2023 was er een zitting bij de voorlopige voorzieningen rechter. Al direct deelde de rechter mee dat een voorlopige voorziening er niet zou komen. De tegenpartij van verzoekster is de gemeente [naam gemeente] en verzoekster kreeg direct het gevoel dat alles al was besloten in overleg met deze gemeente. Een rechter moet toch onafhankelijk zijn. De rechter, die deze zaak behandelde, gaf een voor verzoekster zeer ongunstige uitleg aan de zaak. Verzoekster vraagt een andere rechter nog eens naar haar zaak te kijken en verzoekster wat meer tijd te geven haar situatie gunstig af te ronden.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Het (hernieuwde) verzoek om uitstel
3.1.1.
In haar bericht van 20 december 2023 vraagt verzoekster andermaal om uitstel van de zitting van de wrakingskamer. Dat verzoek wordt afgewezen op grond van het volgende.
3.1.2.
Verzoekster heeft in twee berichten van 18 december 2023 om uitstel van de zitting verzocht om redenen – samengevat – dat zij 74 jaar is, momenteel lijdt aan een lichte longontsteking zodat zij kalm aan moet doen en vanwege ademhalingsproblemen niet in staat is uitleg te geven of het woord te voeren.
Bij bericht van de secretaris van de wrakingskamer van 19 december 2023 is aan verzoekster meegedeeld dat hetgeen door verzoekster is aangevoerd geen aanleiding geeft om de zitting uit te stellen. Daartoe is in aanmerking genomen dat het wrakingsverzoek – dat ingevolge de wet zo spoedig mogelijk moet worden behandeld – is gedaan in een voorlopige voorzieningenprocedure, die naar haar aard ook spoedeisend is.
3.1.3.
In haar op 20 december 2023 herhaalde verzoek om uitstel van de zitting verwijst verzoekster opnieuw naar haar hiervoor beschreven gezondheidstoestand. Nu aan dat verzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden ten grondslag zijn gelegd, ziet de wrakingskamer geen aanleiding om nu anders op dat verzoek te beslissen.
Daar komt bij dat in het bericht van 19 december 2023 aan verzoekster de gelegenheid is geboden om – indien voor haar de reis naar de rechtbank en/of het woord voeren ter zitting te inspannend is – haar toelichting op het wrakingsverzoek en een eventuele reactie op het schriftelijk standpunt van de rechter schriftelijk in te dienen. Die gelegenheid heeft verzoekster onbenut gelaten, al heeft zij wel opmerkingen gemaakt over de zaak waarover de rechter inhoudelijk moet doordelen.
Het hernieuwde verzoek om uitstel van de zitting wordt om deze redenen afgewezen.
3.2.
Inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek
3.2.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoekster die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.2.
De omstandigheden die verzoekster heeft aangevoerd bieden geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.2.3.
Vervolgens moet worden onderzocht of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, toch een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoekster van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.2.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is.
3.2.5.
De stelling van verzoekster dat de rechter ter zitting van 13 december 2023 al direct heeft meegedeeld dat een voorlopige voorziening er niet zou komen is door de rechter weersproken en voor die stelling is ook geen houvast te vinden in de door de griffier ter zitting gehouden aantekeningen.
3.2.6.
Uit de genoemde aantekeningen en de – door verzoekster inhoudelijk niet weersproken – schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek blijkt dat de rechter ter zitting van 13 december 2023 aan beide partijen gelegenheid heeft gegeven het eigen standpunt toe te lichten en te reageren op het standpunt van de wederpartij. Daarbij moet worden opgemerkt dat een rechter ter zitting de regie voert over de behandeling van de zaak en in dat kader ieder van partijen kritische vragen kan stellen indien dat voor de te nemen beslissing noodzakelijk is. In dat kader past ook het door de rechter aan de orde stellen van het juridische kader van de door haar te nemen beslissing. De rechter heeft het juridisch kader niet reeds bij aanvang van de behandeling aan de orde gesteld, maar eerst nadat partijen ieder hun standpunt hadden toegelicht. De rechter heeft ook aan beide partijen gelegenheid geboden daar ter zitting op te reageren.
3.2.7.
Op grond van dit alles is de wrakingskamer van oordeel dat er geen grond is voor de conclusie van verzoekster dat de rechter niet onafhankelijk is en van aanvang af al een voor verzoekster heel ongunstige visie op de zaak had. Er is geen sprake van een zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.2.8.
Zowel in het wrakingsverzoek als in latere correspondentie met de griffier van de wrakingskamer heeft verzoekster opmerkingen gemaakt over wat er al dan niet zou gebeuren op de camperplaats waar het in de hoofdzaak over gaat, over wat er zou moeten gebeuren met haar verdere verblijf daar en over het handelen van de gemeente. De wrakingskamer laat al deze opmerkingen voor wat zij zijn, omdat de wrakingskamer niet over beslissing in de hoofdzaak gaat. Zij beslist alleen over de vraag of de hoofdzaak door een andere rechter moet worden behandeld en zij is van oordeel dat de rechter die verzoekster op zitting trof, niet vervangen hoeft te worden.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. J. van den Bos, voorzitter, mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en mr. W.J. van den Bergh, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.