ECLI:NL:RBROT:2023:12237

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
10714317
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst en toekenning van een billijke vergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker01], een werknemer, en Varo Energy Netherlands B.V., zijn werkgever. De werknemer had een verzoek ingediend om een billijke vergoeding van € 470.000,- te ontvangen, omdat Varo de arbeidsovereenkomst in strijd met de wet had opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging inderdaad onrechtmatig was en dat Varo ernstig verwijtbaar had gehandeld. De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer toe en stelde vast dat Varo ook de bonus over 2022 en een aanvullende transitievergoeding moest betalen. De werknemer had een lange staat van dienst en was in een kwetsbare positie na het overlijden van zijn vrouw en zijn eigen ziekteperiodes. De kantonrechter hield rekening met de omstandigheden van de werknemer en de gevolgen van het ontslag bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding. De kantonrechter wees ook de wettelijke verhoging toe over de bonus, omdat Varo deze niet tijdig had uitbetaald. De proceskosten werden aan Varo opgelegd, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10714317 VZ VERZ 23-9049
datum uitspraak: 22 december 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker01],
woonplaats: [woonplaats01] (België),
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.J.M. Damen,
tegen
Varo Energy Netherlands B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. J. Stolk en mr. M.W. Prinsze.
De partijen worden hierna ‘ [verzoeker01] ’ en ‘Varo’ genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
[verzoeker01] was in dienst bij Varo. Varo heeft de arbeidsovereenkomst van [verzoeker01] opgezegd in strijd met de wet. [verzoeker01] verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding van € 470.000,-. De kantonrechter wijst dat verzoek toe. Varo moet daarnaast de bonus over 2022 en een aanvulling op de transitievergoeding betalen aan [verzoeker01] .

2.De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 20 september 2023), met bijlagen;
  • het verweerschrift, met bijlagen.
2.2.
Op 11 december 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [verzoeker01] ;
  • mr. Damen (voornoemd);
  • de heer [naam01] ( [functie01] bij Varo);
  • mevrouw [naam02] ( [functie02] bij Varo);
  • mr. Stolk (voornoemd);
  • mr. Prinsze (voornoemd).

3.De feiten

3.1.
[verzoeker01] is geboren op [geboortedatum01] 1962 en woont in België. Hij is op 2 januari 2015 in dienst getreden van Varo. Op de arbeidsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing verklaard. Varo is een Europees energiebedrijf.
3.2.
De functie van [verzoeker01] bij Varo was Manager HSEQ Benelux (functiegroep 6) en zijn salaris bedroeg € 8.512,39 bruto per maand, exclusief emolumenten.
3.3.
Artikel 3 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“Artikel 3 Variabel inkomen
3.1
Werknemer komt in aanmerking voor een variabele beloning die afhankelijk is van het financiële groepsresultaat van Werkgever. De voorwaarden van de Bonusregeling van Argos Group zijn van toepassing op deze variabele beloning en worden geacht een integraal onderdeel van deze arbeidsovereenkomst uit te maken. Het percentage dat in geval van Werknemer geldt als de resultaten “at target” zijn is 10% en het maximaal te behalen percentage bedraagt 20% van de 12 basis maandsalarissen in het jaar waarop een eventuele variabele beloning ziet. Indien aanspraak bestaat op een variabele beloning over enig jaar, wordt het bedrag aan variabele beloning uitgekeerd in mei van het daarop volgende jaar. Vaststelling en uitkering van een variabele beloning is ter volledige discretie
van de algemene vergadering van aandeelhouders van Werkgever. Een variabele beloning in enig jaar geeft geen recht op een variabele beloning in een volgend jaar. Een uitgekeerde variabele beloning is geen onderdeel van de pensioengrondslag.
3.2
Werkgever behoudt zich het recht voor, indien persoonlijk functioneren daar aanleiding toe geeft en/of bij niet voorziene en uitzonderlijke omstandigheden, de variabele beloning in enig jaar naar beneden bij te stellen en/of onderhavige regeling eenzijdig aan te passen.”
3.4.
In september 2017 is de echtgenote van [verzoeker01] overleden. Vanaf 2019 is [verzoeker01] aan aantal keren ziek uitgevallen en heeft hij diverse operaties ondergaan. In 2019 was [verzoeker01] ziek van 29 augustus tot 16 september en van 30 september tot 10 december, in 2020 van 6 januari tot 10 augustus en in 2022 van 16 februari tot 24 juli.
3.5.
Het functioneren van [verzoeker01] is ieder jaar beoordeeld door zijn manager. Vanaf 2015 tot en met 2019 heeft [verzoeker01] elk jaar een 4 (op een schaal van 1 tot en met 5) behaald, wat staat voor ‘exceeded expectations’. Over de jaren 2020 en 2021 scoorde [verzoeker01] een 3, wat staat voor ‘achieved expectations’. [verzoeker01] heeft bezwaar gemaakt tegen de beoordeling over 2021.
3.6.
Tijdens de afwezigheid van [verzoeker01] wegens ziekte in 2022 is hij, in eerste instantie ad interim, vervangen. Op 12 april 2022 vond een gesprek plaats met [verzoeker01] waarin is besproken dat zijn functie permanent werd overgenomen. Partijen zijn daarna in gesprek gegaan over een andere (passende) functie voor [verzoeker01] binnen Varo.
3.7.
In juni 2023 heeft Varo in concept een verzoekschrift opgesteld voor de Arbeidsrechtbank in Antwerpen en het concept gestuurd aan [verzoeker01] . Varo verzoekt daarin de arbeidsovereenkomst met [verzoeker01] te ontbinden. Over de bonusregeling schrijft Varo het volgende:
“Op grond van deze voorwaarden kunnen werknemers een (standaard)bonus ontvangen indien Varo haar (financiële) targets heeft behaald. Deze (standaard)bonus kan worden verhoogd op basis van uitzonderlijk individueel presteren van de individuele werknemers. [verzoeker01] heeft over de afgelopen drie jaar geen individuele verhoging ontvangen, maar enkel de volgende (standaard)bonusbedragen: EUR 16.955 bruto (2020), EUR 22.099 bruto (2021) en EUR 27.385 bruto (2022).”
3.8.
Varo heeft [verzoeker01] op 30 juni 2023 een brief gestuurd waarin zij de arbeidsovereenkomst opzegt met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn van twee maanden (einddatum 1 september 2023). Als opzeggingsgronden noemt Varo disfunctioneren (d-grond), verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), andere omstandigheden (h-grond) dan wel een combinatie van die gronden (i-grond).
3.9.
Varo heeft een transitievergoeding van € 29.693,74 bruto en de eindafrekening betaald aan [verzoeker01] .

4.Het geschil

4.1.
[verzoeker01] verzoekt samengevat Varo te veroordelen om aan hem te betalen:
  • een billijke vergoeding van € 470.000,- bruto;
  • een immateriële schadevergoeding van € 25.000,- netto;
  • de bonus over het jaar 2022 van € 27.385,- bruto met de wettelijke verhoging;
  • de (aanvullende) transitievergoeding van € 2.197,67 bruto;
  • de vergoeding van de gemaakte advocaatkosten van € 5.346,51;
  • de proceskosten.
4.2.
[verzoeker01] baseert het verzoek samengevat op het volgende. Varo heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door de arbeidsovereenkomst in strijd met de wet op te zeggen. Daarom moet Varo een billijke vergoeding betalen. De inkomensschade van [verzoeker01] bedraagt tot zijn pensioen € 941.368,93. Een billijke vergoeding van 50% van dat bedrag vindt [verzoeker01] een passende compensatie gelet op alle omstandigheden. Daarnaast maakt [verzoeker01] aanspraak op een immateriële schadevergoeding van € 25.000,-. De eenzijdige en onrechtmatige wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft [verzoeker01] diep geraakt en mentaal gekraakt. [verzoeker01] maakt ook aanspraak op de bonus over het jaar 2022 van € 27.385,- bruto en de wettelijke verhoging. Omdat Varo de bonus over 2022 niet heeft betaald aan [verzoeker01] , is dit bedrag ook niet meegenomen in de berekening van de transitievergoeding die Varo aan hem heeft betaald. Het verschil is € 2.197,67 bruto. Als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen door Varo heeft [verzoeker01] advocaatkosten gemaakt. Varo heeft de norm van artikel 7:611 BW geschonden en moet daarom de advocaatkosten vergoeden. Over de periode april 2022 tot eind juni 2023 gaat het om een bedrag van € 5.346,51 inclusief btw.
4.3.
Varo is het niet eens met het verzoek van [verzoeker01] . Zij voert samengevat het volgende aan. De opzegging is - gelet op de context - materieel gezien niet ernstig verwijtbaar, laat staan dermate ernstig verwijtbaar dat een billijke vergoeding van € 470.000,- gerechtvaardigd is. Het is aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker01] op korte termijn was geëindigd. Voor toekenning van een immateriële schadevergoeding bestaat geen grondslag. Het toekennen van een bonus is een volledig discretionaire bevoegdheid van Varo. Varo heeft als goed werkgever gebruik gemaakt van die mogelijkheid en de bonus van [verzoeker01] over 2022 op nihil gesteld. Daarom moet ook de aanvullende transitievergoeding worden afgewezen. Varo kan niet aansprakelijk worden gehouden voor de juridische kosten van [verzoeker01] . Tot slot voert Varo verweer tegen de verzochte uitvoerbaar bij voorraad verklaring.
4.4.
De overige stellingen die van belang zijn, bespreekt de kantonrechter hierna.

5.De beoordeling

De opzegging is in strijd met de wet
5.1.
Varo heeft de arbeidsovereenkomst van [verzoeker01] opgezegd in haar brief van 30 juni 2023. [verzoeker01] heeft ervoor gekozen om zich neer te leggen bij het einde van de arbeidsovereenkomst per 1 september 2023 en aanspraak te maken op een billijke vergoeding.
5.2.
De eenzijdige opzegging door Varo is in strijd met de wet (artikel 7:671 BW). Varo erkent dat ook. Alleen al daarom kan [verzoeker01] aanspraak maken op een billijke vergoeding (artikel 7:681 lid 1 sub a BW). Dat Varo door de eenzijdige opzegging ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, ligt besloten in de wet. Het standpunt van Varo dat zij materieel gezien niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, deelt de kantonrechter niet. Voor Varo was de route van de Belgische rechter ( [verzoeker01] woont in België) naar eigen zeggen niet werkbaar gelet op de verwachte doorlooptijd. Aangezien [verzoeker01] niet wilde meewerken aan een procedure bij de Nederlandse rechter, was Varo genoodzaakt om een andere stap te ondernemen, aldus nog steeds Varo. De kantonrechter leidt hieruit af dat Varo, die destijds al werd bijgestaan door twee advocaten, er bewust voor heeft gekozen de arbeidsovereenkomst met [verzoeker01] in strijd met de wet op te zeggen. Anders dan Varo betoogt, kan [verzoeker01] niet worden verweten dat hij niet wilde meewerken aan een procedure bij de Nederlandse rechter. Dat zijn nu eenmaal de spelregels van de EEX-Verordening II [1] en ook Varo heeft zich daaraan te houden. Door de eenzijdige opzegging was [verzoeker01] genoodzaakt deze procedure te beginnen bij de Nederlandse rechter, omdat Varo gevestigd is in Nederland. Daarmee heeft Varo op oneigenlijke wijze haar zin gekregen. Het handelen van Varo is daarmee – ook materieel gezien – ernstig verwijtbaar.
5.3.
Anders dan [verzoeker01] betoogt, heeft Varo niet in strijd met een opzegverbod opgezegd. Weliswaar geniet hij als veiligheidsdeskundige in de zin van artikel 13 van de Arbeidsomstandighedenwet ontslagbescherming (artikel 7:670 lid 10 sub c BW), maar nergens is concreet uit gebleken dat de opzegging verband houdt met zijn functie als veiligheidsdeskundige.
Varo moet een billijke vergoeding van € 470.000,- bruto betalen
5.4.
De Hoge Raad heeft uitgangspunten gegeven voor het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding [2] . De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval. Daarbij kan in aanmerking worden genomen hoe lang de arbeidsovereenkomst zou hebben voortgeduurd als het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werkgever wordt weggedacht. Ook mag rekening worden gehouden met de gevolgen van het ontslag. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De kantonrechter vindt in dit geval een billijke vergoeding van € 470.000,- bruto passend. Hierna wordt uitgelegd waarom.
5.5.
Als Varo de arbeidsovereenkomst niet had opgezegd, gaat de kantonrechter uit van de hypothetische situatie dat [verzoeker01] , mede gelet op zijn leeftijd (61 jaar) en de duur van het dienstverband (8,5 jaar), tot zijn pensioen bij Varo in dienst was gebleven. Hoewel een arbeidsovereenkomst geen verzekering is voor een dienstverband tot het pensioen, ontbreken in deze zaak concrete aanwijzingen dat de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum van [verzoeker01] zou zijn geëindigd. Van een voldragen ontslaggrond die (op termijn) zou kunnen leiden tot een succesvol ontbindingsverzoek is namelijk onvoldoende gebleken. Daartoe zijn de volgende omstandigheden van belang:
-
in het kader van de d-grond:in de laatste beoordeling van [verzoeker01] over 2021 staan wel verbeterpunten, maar kennelijk voldeed [verzoeker01] wel aan de verwachtingen (“achieved expectations”). Of er in april 2022 voldoende aanleiding bestond om [verzoeker01] - nog tijdens zijn arbeidsongeschiktheid – wegens disfunctioneren van zijn functie te halen is nog maar zeer de vraag. Hoewel het in beginsel aan Varo is om te beoordelen of [verzoeker01] nog voldoet aan de eisen die aan zijn functie worden gesteld, heeft Varo niet concreet onderbouwd dat zij de (fundamentele) kritiekpunten die zij kennelijk heeft op het functioneren van [verzoeker01] tijdig met hem heeft besproken. Varo verwijst daarvoor weliswaar naar twee verklaringen van voormalig leidinggevenden van [verzoeker01] die achteraf (medio 2023) zijn opgesteld, maar [verzoeker01] betwist dat met hem is gesproken over zijn functioneren. De kantonrechter stelt vast dat de gesprekken, voor zover die hebben plaatsgevonden, niet schriftelijk zijn vastgelegd. Daar komt bij dat niet gebleken is dat [verzoeker01] een serieuze en reële gelegenheid heeft gekregen om zijn functioneren, voor zover nodig, te verbeteren. Het enige wat daarover is komen vast te staan, is dat [verzoeker01] op eigen verzoek in 2021 een coachingstraject heeft gevolgd in het kader van de Week van de Duurzame Inzetbaarheid bij Varo. Dat [verzoeker01] een formeel verbetertraject heeft doorlopen, is door Varo niet gesteld;
-
in het kader van de g-grond:partijen hebben veelvuldig en langdurig met elkaar gesproken over een oplossing voor de situatie die was ontstaan nadat [verzoeker01] vanaf april 2022 zijn functie niet meer mocht uitoefenen. In eerste instantie is gesproken over een andere passende functie, omdat Varo [verzoeker01] graag wilde behouden vanwege zijn kennis en kunde. Dat is niet gelukt. Er is weliswaar gesproken over twee alternatieve functies, maar dat deze functies aansloten op het niveau van [verzoeker01] en zodanig concreet waren, dat [verzoeker01] deze had moeten aanvaarden, is niet gebleken. Ten aanzien van de functie HSEQ Retail Coördinator blijkt dit ook wel uit de reactie van Varo van 25 januari 2023 waarin wordt erkend dat deze functie voor een deel vrij basaal werk omvat en er daarom niet mee wordt doorgegaan. Ten aanzien van de functie HSE Manager Retail & Marine blijkt dit uit de erkenning van Varo dat het functieprofiel geen melding maakte van het functieniveau en Varo daarover in de gesprekken geen duidelijkheid heeft kunnen verschaffen. Kennelijk zijn de verhoudingen in die tijd op scherp komen te staan en is de optie van beëindiging van de arbeidsovereenkomst onderwerp van gesprek geworden. Ook daar kwamen partijen niet uit. Vervolgens is er wel gesproken over een mediationtraject, maar dat is niet van de grond gekomen. [verzoeker01] wilde daar niet aan meewerken, omdat Varo ook de optie van beëindiging van het dienstverband tijdens de mediation wilde bespreken. Dat kan [verzoeker01] onder de gegeven omstandigheden, waarin het aanbod op een passende alternatieve functie uitbleef en de optie van beëindiging van het dienstverband wel op tafel lag, naar het oordeel van de kantonrechter niet worden verweten. Een (andere) concrete inspanning om tot verbetering of herstel van de arbeidsverhoudingen te komen is niet gebleken;
-
in het kader van de h-grond: Varo heeft hierover niets gesteld;
-
in het kader van de i-grond: Varo heeft onvoldoende onderbouwd dat van haar niet gevergd kan worden om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, ook als de vaststaande omstandigheden van de d- en g-grond worden gecombineerd;
-
in het kader van de herplaatsing:voor een geslaagd ontbindingsverzoek is ook vereist dat [verzoeker01] niet herplaatst kan worden in een passende functie. In het verweerschrift stelt Varo niet dat hieraan is voldaan. Er is weliswaar gesproken over twee alternatieve functies, maar zoals hierboven overwogen, is onvoldoende gebleken dat die functies concreet en passend waren;
- bovendien is het Varo zelf geweest die de gang naar de Belgische rechter niet heeft willen maken. De kantonrechter ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat Varo die stap op een later moment wel had ondernomen, aangezien zij er kennelijk welbewust voor heeft gekozen om de arbeidsovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst eenzijdig op te zeggen, met als gevolg dat het aan [verzoeker01] was om het geschil voor te leggen aan de Nederlandse rechter. Dat de arbeidsovereenkomst uiteindelijk door de Belgische rechter zou zijn ontbonden, is ook om die reden niet aannemelijk.
5.6.
Van belang is dat [verzoeker01] financiële schade lijdt als gevolg van de eenzijdige opzegging. De inkomensschade tot zijn pensioendatum begroot [verzoeker01] op € 838.957,23 bruto (zijn maandsalaris, vermeerderd met 8% vakantietoeslag en de gemiddelde bonus x 76 maanden). Varo voert aan dat er geen garantie is dat [verzoeker01] tot zijn pensioen bonussen zou hebben ontvangen. De kantonrechter gaat daaraan voorbij, gelet op wat zij hierna (vanaf r.o. 5.11) over de bonusaanspraak van [verzoeker01] overweegt. Voor het overige is de hoogte van de inkomensschade niet door Varo betwist, zodat de kantonrechter uit gaat van het door [verzoeker01] genoemde bedrag.
5.7.
De pensioenschade begroot [verzoeker01] op € 222.395,-. Dat bedrag heeft hij berekend door het verschil in het jaarlijkse pensioenbedrag op 1 september 2023 (€ 16.259,-) en zijn pensioendatum (€ 27.964,-) te vermenigvuldigen met de gemiddelde levensverwachting volgens het CBS (19 jaar). Volgens Varo is onzeker wat de precieze pensioenschade is, omdat het bedrag van € 27.964,- slechts een indicatie is op basis van de rentepercentages en marktomstandigheden per 1 augustus 2023. Wat daarvan ook zij, duidelijk is dat [verzoeker01] pensioenschade lijdt door de eenzijdige opzegging. Dat die schade niet (precies) vast staat, betekent niet dat de schade niet meespeelt bij de hoogte van de billijke vergoeding. Het enige objectieve aanknopingspunt is het pensioenoverzicht dat [verzoeker01] als productie 26 bij het verzoekschrift heeft overgelegd en waarmee hij zijn schade onderbouwt. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om uit te gaan van een ander bedrag aan pensioenschade.
5.8.
Van deze totale schade heeft [verzoeker01] de WW-uitkering die hem bij voortdurende werkloosheid toekomt in mindering gebracht (in totaal € 119.983,30). Dat bedrag is door Varo niet weersproken. De kantonrechter gaat er dus vanuit dat de totale schade die [verzoeker01] lijdt door de eenzijdige opzegging € 941.368,93 bruto (€ 838.957,23 + € 222.395,- - € 119.983,30) bedraagt. Dat bedrag halveert [verzoeker01] , waardoor hij uitkomt op € 470.000,- als passende billijke vergoeding. Daar gaat de kantonrechter in mee. Daarbij spelen onder andere de baankansen van [verzoeker01] een rol. Ten tijde van de mondelinge behandeling had [verzoeker01] nog geen nieuwe baan gevonden. Onduidelijk is of [verzoeker01] met zijn certificaten ook in een gelijkwaardige functie in België aan de slag kan. Volgens Varo kan dat, maar [verzoeker01] betwist dat. Wat daarvan ook zij, op zichzelf staat niet ter discussie dat er genoeg vacatures zijn in Nederland voor [verzoeker01] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker01] verteld dat hij wel solliciteert, maar dat hij geen reacties daarop krijgt. Gelet op de leeftijd van [verzoeker01] (61 jaar) is het bepaald onzeker of hij binnen een afzienbare periode een gelijkwaardige baan zal vinden, maar dat hij helemaal niet meer zal werken tot zijn pensioendatum acht de kantonrechter ook niet aannemelijk.
5.9.
Ook weegt mee dat de billijke vergoeding tot genoegdoening voor [verzoeker01] strekt wegens het ernstig verwijtbaar handelen van Varo. [verzoeker01] heeft een moeilijke tijd gekend na het overlijden van zijn vrouw en eigen ziekteperiodes die gepaard gingen met ziekenhuisopnames en operaties. Nog tijdens zijn ziekteverlof, toen hij (gedeeltelijk) terugkeerde, is besloten dat hij zijn functie niet meer mocht uitoefenen, zonder dat vast is komen te staan dat Varo met hem heeft gesproken over het in haar ogen onvoldoende functioneren, laat staan dat hij een verbetertraject heeft kunnen doorlopen. Dat getuigt niet van goed werkgeverschap. De billijke vergoeding is daarnaast een middel om Varo te wijzen op de noodzaak om haar handelwijze aan te passen. Weliswaar heeft de billijke vergoeding geen punitief karakter, maar met een billijke vergoeding kan wel worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen. Van de billijke vergoeding dient in dit geval dus ook een afschrikwekkende werking uit te gaan.
[verzoeker01] kan geen aanspraak maken op een immateriële schadevergoeding
5.10.
[verzoeker01] verzoekt daarnaast om toekenning van een immateriële schadevergoeding. De kantonrechter wijst dit verzoek af. Voor toekenning van een immateriële schadevergoeding is vereist dat [verzoeker01] in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast (artikel 6:106 sub b BW). Uit het verslag van zijn psychotherapeut blijkt weliswaar dat [verzoeker01] zich gekwetst voelt en zich schaamt door de gang van zaken, maar dat is onvoldoende om – naast de billijke vergoeding – een immateriële schadevergoeding toe te kennen. Dat [verzoeker01] daadwerkelijk geestelijk letsel heeft opgelopen door de handelwijze van Varo heeft hij onvoldoende onderbouwd.
Varo moet de bonus over 2022 betalen
5.11.
Tussen partijen is verder in geschil of [verzoeker01] aanspraak kan maken op een bonus over het jaar 2022. Volgens [verzoeker01] is dat het geval, omdat Varo haar financiële targets heeft gehaald en zij de bonusaanspraak over 2022 in het conceptverzoekschrift heeft erkend. Varo voert aan dat het toekennen van een bonus volledig discretionair is en dat zij in het conceptverzoekschrift abusievelijk heeft opgenomen dat [verzoeker01] recht heeft op een bonus over 2022.
5.12.
De bonusuitkering is blijkens artikel 3 van de arbeidsovereenkomst en de bonusregeling (productie 29 bij het verzoekschrift) mede afhankelijk van het financiële resultaat van Varo. Dat Varo haar financiële doelstellingen heeft behaald, staat niet ter discussie. De bonus kan vervolgens door Varo naar boven of beneden worden bijgesteld afhankelijk van de bijdrage die een werknemer heeft geleverd. Varo stelt dat zij daarnaast nog een algehele discretionaire bevoegdheid heeft bij het al dan niet uitbetalen van het vastgestelde bonusbedrag. Daarin volgt de kantonrechter Varo niet. Die bevoegdheid is niet (duidelijk genoeg) overeengekomen, waarbij geldt dat bij onduidelijkheid het beding moet worden uitgelegd ten nadele van de partij die de bepaling heeft bedongen. Voor zover Varo de bevoegdheid heeft de bonus naar beneden (of zelfs naar 0) bij te stellen, geldt dat een redelijke uitleg van artikel 3 van de arbeidsovereenkomst met zich meebrengt dat die bevoegdheid slechts ziet op het deel van de bonus dat gekoppeld is aan het persoonlijk functioneren van de werknemer. Zoals Varo zelf ook schrijft in het conceptverzoekschrift, kan [verzoeker01] in ieder geval aanspraak maken op de basisbonus op basis van het financiële resultaat van Varo. Die basisbonus heeft [verzoeker01] ook in de voorgaande jaren ontvangen. Varo heeft de hoogte van de verzochte bonus niet betwist en [verzoeker01] is overigens ook uitgegaan van het bedrag dat Varo zelf noemt in het conceptverzoekschrift. Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter het bedrag van € 27.385,- bruto toe.
5.13.
Omdat Varo niet aan haar betalingsverplichting heeft voldaan, wijst de kantonrechter de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW toe. In de gegeven omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 20%. [verzoeker01] heeft in het verzoekschrift onweersproken gesteld dat Varo de bonus in april 2023 had moeten uitbetalen. De kantonrechter wijst de wettelijke verhoging daarom toe vanaf 1 mei 2023.
Varo moet daarom ook een aanvullende transitievergoeding betalen
5.14.
[verzoeker01] heeft recht op een transitievergoeding omdat aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan en geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker01] (artikel 7:673 lid 1 en lid 7 BW). Dat is tussen partijen ook niet in geschil.
5.15.
Varo heeft een transitievergoeding van € 29.693,74 bruto betaald aan [verzoeker01] . Volgens [verzoeker01] kan hij nog aanspraak maken op € 2.197,67 bruto, omdat bij de berekening geen rekening is gehouden met de bonus over 2022. De kantonrechter wijst dit bedrag toe. Bij de berekening van de transitievergoeding moet inderdaad rekening worden gehouden met de bonus over 2022, omdat hiervoor is vastgesteld dat [verzoeker01] daarop aanspraak kan maken. [3] Varo betwist niet dat de transitievergoeding per 1 september 2023 in dat geval € 31.891,41 bruto bedraagt. Dat is ook het bedrag aan transitievergoeding dat zij zelf in de opzeggingsbrief van 30 juni 2023 en in het conceptverzoekschrift noemt.
Bruto-nettospecificaties
5.16.
Varo moet, zoals verzocht, deugdelijke bruto-nettospecificaties (loonstroken) van de billijke vergoeding, bonus over 2022 en de (aanvullende) transitievergoeding aan [verzoeker01] verstrekken (artikel 7:626 BW).
De advocaatkosten worden afgewezen, maar Varo moet wel de proceskosten betalen
5.17.
[verzoeker01] verzoekt om vergoeding van zijn advocaatkosten. Dat verzoek wijst de kantonrechter af. [verzoeker01] voert, onder verwijzing naar een overweging in de New Hairstyle beschikking, aan dat hij die kosten heeft moeten maken omdat Varo in strijd heeft gehandeld met goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) en hij met hulp van zijn advocaat kosten heeft moeten maken ter voorkoming of beperking van zijn schade (artikel 6:96 lid 2 sub a BW). [verzoeker01] voert voor afwijking van het gebruikelijke liquidatietarief - samengevat - aan dat Varo door eenzijdig en zonder deugdelijke motivering [verzoeker01] van zijn functie te ontheffen en vervolgens het einde van de arbeidsovereenkomst te forceren door deze eenzijdig op te zeggen en daarbij aan [verzoeker01] de hem toekomende ontslagbescherming te ontnemen, [verzoeker01] gedwongen heeft hoge kosten voor rechtsbijstand te maken, die voor de periode van april 2022 tot eind juni 2023 € 5.346,51 bedragen.
5.18.
De kantonrechter stelt voorop dat een vordering tot vergoeding van alle proceskosten, waaronder die van de advocaat, in beginsel alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. En dat is pas het geval als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.
In dit geval is [verzoeker01] zelf de procedure begonnen omdat hij zich wilde verweren tegen de gevolgen van de eenzijdige opzegging. Het criterium van misbruik van procesrecht is in dit geval dan niet rechtstreeks bruikbaar. Wat daar ook van zij, ook als Varo de juridisch juiste weg had bewandeld om te pogen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen, had [verzoeker01] om zich daartegen te verweren kosten voor juridische bijstand moeten maken. De kantonrechter ziet evenmin in dat [verzoeker01] door onrechtmatig handelen van Varo op onnodig hoge proceskosten of hogere proceskosten dan gebruikelijk is gejaagd.
5.19.
Wel bestaat er aanleiding om, vanwege de eenzijdige opzegging door Varo in strijd met artikel 7:671 BW, Varo te veroordelen in de proceskosten conform het liquidatietarief. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag vast op € 693,- aan griffierecht, € 1.058,- aan salaris voor de gemachtigde en € 132,- aan nakosten. Dit is totaal € 1.883,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.20.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zonder zekerheidstelling (artikel 288 Rv). Varo stelt weliswaar dat sprake is van een restitutierisico omdat [verzoeker01] in België woont, maar dat onderbouwt Varo verder niet. De kantonrechter ziet daarom ook geen aanleiding om [verzoeker01] tot een bepaald bedrag zekerheid te laten stellen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Varo om aan [verzoeker01] een billijke vergoeding van € 470.000,- bruto te betalen;
6.2.
veroordeelt Varo om aan [verzoeker01] de bonus over het jaar 2022 van € 27.385,- bruto te betalen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW van 20% vanaf 1 mei 2023 tot de dag tot volledig is betaald;
6.3.
veroordeelt Varo om aan [verzoeker01] een (aanvullende) transitievergoeding te betalen van € 2.197,67 bruto;
6.4.
veroordeelt Varo om aan [verzoeker01] deugdelijke bruto-nettospecificaties te verstrekken van de onder 6.1 tot en met 6.3 genoemde bedragen;
6.5.
veroordeelt Varo in de proceskosten, die aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.883,-;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
49039

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
2.Hoge Raad 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 (
3.Artikel 3 lid 1 sub c van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding.