4.2.1.Verklaringen medeverdachte [medeverdachte01]
De medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) heeft belastend over de verdachte verklaard.
Door de verdediging is aangevoerd dat zijn verklaringen van het bewijs moeten worden uitgesloten in verband met de onbetrouwbaarheid daarvan. Gesteld is dat [medeverdachte01] kwetsbaar is, dat zijn verklaringen tegenstrijdigheden bevatten en niet passen bij het overige bewijsmateriaal. Aangezien hij zich bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen, heeft de verdediging hem hierop niet kunnen bevragen.
Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank geen aanleiding de verklaringen van [medeverdachte01] uit te sluiten van het bewijs. De door de verdediging gestelde tegenstrijdigheden in de verklaringen van [medeverdachte01] zijn van ondergeschikte aard en zien niet op aspecten van de verklaringen die dragend zijn voor het bewijs. Hierbij geldt dat [medeverdachte01] in totaal zevenmaal door de politie is verhoord. Het is dan goed verklaarbaar dat er kleine verschillen in die verklaringen zitten mede door het verstrijken van de tijd.
Bovendien geldt dat zijn verklaringen op essentiële punten worden ondersteund door ander bewijsmateriaal, zoals camerabeelden, Track &Trace-gegevens van de Daihatsu Cuore waarin [medeverdachte01] reed (hierna: de T&T-gegevens), bankgegevens, historische telecomgegevens en verklaringen van anderen. Dat er ook onderdelen zijn die geen steun vinden in andere bewijsmiddelen doet daaraan niet af. Hetzelfde geldt voor de gestelde ‘kwetsbaarheid’, waarbij de raadsman kennelijk doelt op de door de psycholoog vastgestelde laagbegaafdheid. [medeverdachte01] is met behulp van een tolk gehoord en uit de verklaringen blijkt niet dat hij moeite had de vraagstelling te begrijpen of antwoorden te formuleren.
Vanwege de aangevoerde omstandigheden en omdat [medeverdachte01] door de verdenking een belang heeft bij de door hem afgelegde verklaringen, is er wel aanleiding om de inhoud van (onderdelen van) zijn verklaringen kritisch te beoordelen.
4.2.3.Verklaring anonieme getuige
De rechter-commissaris heeft een getuige gehoord die hij als bedreigde getuige heeft aangemerkt. Daardoor is de identiteit van deze getuige onbekend gebleven. De officier van justitie heeft aangevoerd dat deze verklaring kan worden gebruikt als bewijsmiddel, omdat aan alle voorwaarden van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is voldaan. De verdediging heeft zich verzet tegen het gebruik van deze verklaring als bewijsmiddel.
Het gebruik van een verklaring van een anonieme bedreigde getuige als bewijsmiddel dient met zoveel mogelijk waarborgen omkleed te zijn. Pas als aan de voorwaarden van de artikelen 226a-226f en 344a Sv is voldaan, kan deze verklaring aan het bewijs van het tenlastegelegde meewerken. Het is immers wegens de anonimiteit van de getuige niet goed mogelijk in te schatten of deze getuige andere of eigen belangen dient dan de waarheid bij het afleggen van de verklaring. Deze beperking wordt deels opgevangen door het vereiste van artikel 226e Sv dat de rechter-commissaris een oordeel moet vormen over de betrouwbaarheid van de getuige en daarover in het proces-verbaal rekenschap moet afleggen.
In het onderhavige geval is dat niet gebeurd, althans dat blijkt niet uit het proces-verbaal van verhoor van 28 februari 2023. Ook overigens is het op grond van het verhoor niet mogelijk om een inschatting van de betrouwbaarheid te maken. Dit klemt te meer, nu blijkens de informatie in het dossier (waaronder een aantal MMA- en TCI-meldingen) sprake lijkt te zijn van een geschil tussen families waarin partijen over en weer beschuldigingen uiten.
Dit maakt dat de rechtbank de anonieme verklaring niet als bewijsmiddel zal gebruiken.
4.2.4.Het schietincident
Op 31 december 2021, omstreeks 19:20 uur, kregen verbalisanten de melding om naar de [straatnaam01] ter hoogte van nummer [huisnummer01] in [plaats02] te gaan, omdat daar zou zijn
geschoten. Verbalisanten kwamen een paar minuten later ter plaatse en zagen een persoon op zijn linkerzij op de grond liggen. Er werd door de verbalisanten een reanimatie gestart en al snel kwam een ambulance ter plaatse, maar de hulpverlening mocht niet meer baten. Om 19:44 uur werd door het ambulancepersoneel vastgesteld dat het slachtoffer was overleden.
Het slachtoffer van dit dodelijk schietincident bleek [slachtoffer01] .
Bij sectie op het lichaam van het slachtoffer zijn negen doorschoten, drie inschoten en drie schampschoten geconstateerd. Het overlijden wordt verklaard door de gevolgen van een schotletsel door het hoofd (via de rug). De drie inschoten en de overige acht doorschoten in romp en ledematen kunnen via ademhalings- en longfunctiestoornissen alsook bloedverlies hebben bijgedragen aan (de snelheid van) het overlijden.
In de directe nabijheid werden 30 kogelhulzen aangetroffen. Deze munitiedelen zijn allemaal verschoten met één (semi)automatisch werkend aanvalsgeweer van het type Kalasjnikov (AK-47) of een afgeleide hiervan.
4.2.5.De gebruikte auto
Door getuigen is gezien dat vóór het schietincident een grijze auto de [straatnaam01] inreed. Vervolgens werden heel snel achter elkaar schoten gehoord, waarna de (kleine) grijze auto vol gas wegreed in de richting van de [straatnaam02] .
Een paar minuten nadat het slachtoffer was aangetroffen, kwam een melding dat er op de [straatnaam03] in [plaats02] een personenauto in brand stond. Het bleek te gaan om een grijze Opel Corsa, voorzien van het kenteken [kenteken01] (hierna te noemen: de Opel Corsa), die stond geparkeerd aan de [adres02] .
De Opel Corsa was even daarvoor gestopt aan de [straatnaam03] waarna de bijrijder en de bestuurder uit de auto kwamen. De bestuurder deed nog wat in de auto en meteen daarna was een enorme steekvlam in de auto te zien, waarop de auto ging branden. De beide mannen uit de Opel Corsa renden de brandgang in naast [adres03] in de richting van de [straatnaam04] . De [straatnaam03] bevindt zich op ongeveer 1,1 kilometer (met de auto op 4 minuten) afstand van de [straatnaam01] waar het schietincident plaatsvond.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de route van de Opel Corsa. Daarbij is gebruik gemaakt van verschillende camerabeelden uit de omgeving van de plaats waar de schietpartij heeft plaatsgevonden en ARS-gegevens (afkomstig van camera’s die kentekens registeren). Uit de afgelegde route, het feit dat meerdere uiterlijke kenmerken exact overeenkomen met de Opel Corsa en er geen andere auto’s op de beelden te zien zijn die op de Opel Corsa lijken, gaat de rechtbank ervan uit dat het steeds om dezelfde Opel Corsa gaat, die later is aangetroffen aan de [straatnaam03] .
Om 19:19 uur reed het slachtoffer op een scooter in de [straatnaam02] en sloeg linksaf de [straatnaam01] in. Om 19:20 uur vertrok de Opel Corsa uit de [straatnaam01] en reed via de [straatnaam02] en de [straatnaam05] richting de [straatnaam06] . De [straatnaam06] is gelegen naast de [straatnaam03] , waar de Opel Corsa uiteindelijk is aangetroffen.
Tussenconclusie
Gezien het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de aan de [adres02] aangetroffen Opel Corsa is gebruikt door de daders van de schietpartij. De twee daders zijn na het in brandsteken van de Opel Corsa weggerend de brandgang naast de [adres03] in.
4.2.6.Periode voorafgaand aan het schietincident
De Opel Corsa is op 30 december 2021, een dag vóór de schietpartij, op naam gesteld van [naam01] (hierna: [naam01] ). [naam01] is de neef van [naam02] en zij is de partner van de verdachte.
De Opel Corsa is op 31 december 2021 om 16:34 uur, enkele uren vóór het schietincident, door [naam01] afgeleverd aan [medeverdachte01] in de [straatnaam07] . Deze straat is op twee minuten rijden gelegen van de plek waar de Opel Corsa om 18:04 uur is weggereden richting de omgeving van de [straatnaam01] .
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende over de contacten en ontmoetingen tussen [naam01] en de verdachten in de periode voorafgaand aan de dood van [slachtoffer01] .
[naam01] heeft op 29 november 2021 via WhatsApp aan zijn tante [naam02] gevraagd wat het budget is voor een auto (een automaat). Zij wist het niet en appte dat [naam01] het zelf aan hem moest vragen. Zij verstrekte daarbij twee telefoonnummers, die allebei bij de verdachte in gebruik zijn. Kort daarna berichtte [naam01] via WhatsApp aan een contact van hem, [naam03] , dat een oom “een auto zoekt om te kopen; een automaat”. Om 22:02 uur hebben [naam01] en de verdachte met elkaar gevideobeld en kort daarna appte [naam01] weer aan [naam03] dat zijn oom een auto zocht en dat het budget 2500 euro is. Verder moest de auto donkere ramen en vijf deuren hebben en automatisch schakelen.
Op 4 december 2021 hadden [naam01] en [naam03] weer contact met elkaar over de auto. [naam01] appte: “Hij zegt deze is goed. Motor maakt niet uit. Niet zuinig maakt ook niet uit zegt hij. Is tijdelijk.”
Op 17 december 2021 heeft [medeverdachte01] een opwaardeerkaart voor het prepaid telefoonnummer eindigend op [nummer01] (hierna: het telefoonnummer * [nummer01] ) gekocht. Zoals [medeverdachte01] heeft verklaard was dit op verzoek van de verdachte. Het telefoonnummer * [nummer01] is in gebruik geweest vanaf 17 december 2021 om 16:42 uur tot en met 31 december 2021 om 15:00 uur. Het nummer had contact met het telefoonnummer van [naam01] en de berichten gingen over de aan te schaffen auto. Uit analyse van de T&T-gegevens en de historische telecomgegevens van het telefoonnummer * [nummer01] blijkt dat dit telefoonnummer steeds met [medeverdachte01] is meegereisd, zodat geconcludeerd wordt dat het telefoonnummer * [nummer01] bij [medeverdachte01] in gebruik was.
Op 22 december 2021 is [medeverdachte01] om 13:58 uur gearriveerd bij de [adres04] te [plaats03] , waar de moeder van de verdachte regelmatig verblijft. [medeverdachte01] reed om 16:42 uur vanuit [plaats03] naar de [adres09] in [plaats02] , waar het voertuig van 19:40 uur tot 20:18 uur stond geparkeerd. [medeverdachte01] heeft verklaard dat hij daar met de verdachte naar toe ging. Mede gelet op het eerdere bezoek aan het adres in [plaats03] en een filmpje van de verdachte en [medeverdachte01] van eerder die middag, is er geen reden om aan deze verklaring te twijfelen en staat vast dat [medeverdachte01] de verdachte in [plaats03] heeft opgehaald en vervolgens naar de [straatnaam03] is gereden. Dit is de straat waar later de Opel Corsa is aangetroffen, zodat wordt uitgegaan van een voorverkenning.
Vervolgens zijn [medeverdachte01] en de verdachte naar de [adres05] in [plaats02] gereden en zijn daar van 20:54 uur tot 21:16 uur geweest. In deze straat woont [naam01] . De rechtbank gaat er daarom vanuit dat er toen een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen de verdachte, [naam01] en [medeverdachte01] .
Kort daarna, in de nacht van 22 op 23 december, heeft [naam01] naar het telefoonnummer * [nummer01] het volgende sms-bericht gestuurd: “Yo bro, ik heb wat gevonden. Stuur je whatsapp nummer, dan kan je gelijk zien.”
Op 24 december om 13:07 uur stuurde [medeverdachte01] via het telefoonnummer * [nummer01] een sms-bericht aan [naam01] dat hij donkere ramen was vergeten te vermelden.
Op 25 december 2021 heeft [naam01] verschillende advertenties van Marktplaats voor een vijfdeurs Opel Corsa doorgestuurd gekregen.
Op 27 december 2021 berichtte [naam03] : “Corsa toch voor je oom.”
In de ochtend en middag van 29 december 2021 was er een aantal keer telefonisch contact tussen [naam01] en de verdachte. [naam01] gaf aan nog niet te kunnen bellen, maar de verdachte wilde contact over ‘die adje’. De rechtbank vat dit op als verwijzing naar de eerdergenoemde advertenties van Marktplaats. Uiteindelijk is er om 17:29 uur telefonisch contact tussen [naam01] en de verdachte geweest.
[medeverdachte01] is op 29 december 2021 in de vroege avond naar [straatnaam16] (België) gereden, waar de partner van de verdachte ( [naam02] ) woont. Op camerabeelden van de terugweg is te zien dat er een passagier in de auto zat. De rechtbank gaat er vanuit dat [medeverdachte01] op 29 december 2021 de verdachte (en zijn twee kinderen) heeft opgehaald. Deze conclusie is ook gebaseerd op de verklaring van [medeverdachte01] dat hij de verdachte en zijn kinderen op 29 december 2021 in België heeft opgehaald. Vervolgens hebben zij de kinderen naar de moeder van de verdachte in [plaats03] gebracht.
Vijf minuten nadat [medeverdachte01] en de verdachte vanuit [plaats03] richting [plaats02] zijn vertrokken, om 21:15 uur, is een zogenoemde ‘burner’ telefoonin gebruik genomen met het (prepaid) telefoonnummer * [nummer02] . Deze maakte bij ingebruikneming contact met een zendmast nabij de [straatnaam08] in [plaats03] . Om 21:28 uur wordt een tweede ‘burner’ telefoon met het (prepaid) telefoonnummer * [nummer03] in gebruik genomen. Deze maakte op dat moment contact met een zendmast aan de [straatnaam09] in [plaats02] , die naast de Rijksweg A16 staat. Hieruit volgt dat de twee ‘burner’ telefoons tijdens de rit van [plaats03] naar [plaats02] in gebruik zijn genomen. Het telefoonnummer * [nummer02] had uitsluitend contacten met nummer * [nummer03] (contact met een servicenummer daargelaten).
[medeverdachte01] en de verdachte zijn op 29 december om 22:02 uur in de [straatnaam10] aangekomen en daar gebleven tot 22:36 uur. Ook [naam01] is daarnaartoe gekomen. Uit de historische telecomgegevens blijkt dat beide ‘burner’ telefoonnummers tussen 22:23 uur en 22:30 uur eveneens in de nabije omgeving van de [straatnaam10] te [plaats02] waren. De rechtbank gaat er vanuit dat [naam01] bij deze fysieke ontmoeting de ‘burner’ telefoon met nummer * [nummer03] heeft gekregen. Het ‘burner’ telefoonnummer * [nummer02] is bij de verdachte in gebruik geweest, omdat dit nummer voornamelijk gebruik maakte van zendmasten in de directe omgeving van de [straatnaam11] te [plaats02] (het toenmalige GBA-adres van de verdachte).
Op 30 december 2021 om 15:12 uur heeft [medeverdachte01] via het nummer * [nummer01] aan [naam01] gevraagd of hij naar de [adres08] kan komen.
Uit de T&T-gegevens, de locatiegegevens van de telefoon van [naam01] , de verklaring van [medeverdachte01] en de historische gegevens van de twee ‘burner’ telefoonnummers blijkt dat in de nacht van 30 op 31 december 2021 vervolgens een derde fysieke ontmoeting tussen de verdachte, [medeverdachte01] en [naam01] heeft plaatsgevonden in Capelle aan den IJssel.
Kort erna, op 31 december 2021 om 03:17 uur, heeft [naam01] aan [medeverdachte01] via het nummer * [nummer01] bericht: “Laat me weten wanneer ik kan brengen”.
De Opel Corsa is zoals eerder vastgesteld op 31 december 2021 om 16:34 uur door [naam01] afgeleverd aan de [straatnaam07] en door [medeverdachte01] in ontvangst genomen. De beide ‘burner’ telefoonnummers * [nummer02] en * [nummer03] straalden op dat moment dezelfde zendmast aan de [straatnaam12] te [plaats02] aan, gelegen nabij de [straatnaam07] . Eveneens om 16:34 uur is er 74 seconden contact geweest tussen de beide ‘burner’ telefoonnummers, die daarna niet meer zijn gebruikt en dus enkel met het oog op de aanschaf en levering van de Opel Corsa zijn gebruikt. Hetzelfde geldt voor telefoonnummer * [nummer01] dat bij [medeverdachte01] in gebruik is geweest en na 15:00 uur niet meer is gebruikt.
Tussenconclusies
Uit het voorgaande is gebleken dat een oom van [naam01] een auto wil kopen met 5 deuren, getinte ramen, een automaat en voor tijdelijk gebruik. Gezien de familierelatie tussen [naam01] en zijn tante [naam02] en gezien de telefonische en WhatsApp contacten tussen [naam01] , zijn tante en de verdachte, is de verdachte de oom voor wie [naam01] de auto zocht. De na het schietincident aan de [adres02] aangetroffen brandende Opel Corsa was een 5-deurs automaat met donkere ramen. De verdachte, [medeverdachte01] en [naam01] hebben met speciaal daartoe aangeschafte telefoonnummers (respectievelijk * [nummer02] , * [nummer01] en * [nummer03] ) met z’n drieën gecommuniceerd over de aanschaf en levering van de Opel Corsa. Zij hebben elkaar ook drie keer fysiek ontmoet, te weten op 22, 29 en in de nacht van 30 op 31 december 2021. De rechtbank gaat ervan uit dat die ontmoetingen zagen op de aanschaf van de Opel Corsa.
Zoals uit het voorgaande blijkt, is de Opel Corsa door de verdachten op een omzichtige wijze aangeschaft waarbij kennelijk is getracht op dusdanige wijze te communiceren en te handelen dat de aanschaf van de auto niet aan de verdachten gelinkt kon worden. De auto mocht niet op hun naam staan en communicatie over de aanschaf daarvan moest via speciaal daartoe aangeschafte telefoons die alleen daarvoor werden gebruikt. Dit duidt erop dat de auto is aangeschaft in de wetenschap dat deze voor iets onrechtmatigs zou worden gebruikt, in dit geval het eerder vastgestelde beschieten van het slachtoffer.
Voor het scenario dat (een) ander(en) dan de verdachten de auto anderhalf uur na aflevering heeft(hebben) gebruikt om daarmee naar de [straatnaam01] te rijden waar het slachtoffer vervolgens is neergeschoten, bevindt zich in het dossier geen enkele aanwijzing.
Wél bevinden zich in het dossier aanwijzingen dat de verdachten dat hebben gedaan. Behalve de al hiervoor genoemde omstandigheden, is het volgende nog redengevend.
De verdachten zijn op 22 december 2021 samen op de plaats geweest waar de auto brandend is achtergelaten en bij de brandgang die de vluchtende mannen na het schietincident hebben gebruikt. Dit duidt op een voorverkenning van de vluchtweg en de plek waar zij de Opel Corsa zouden achterlaten.
4.2.7.Periode kort voorafgaand aan en na het schietincident
De Opel Corsa is al anderhalf uur, rond 18:00 uur, na de aflevering daarvan aan [medeverdachte01] gaan rijden. Beide verdachten waren toen in de buurt van de [straatnaam13] , de plaats waar de Opel Corsa na de aflevering voor het eerst rijdend is gezien. Op 31 december 2021 om 17:01 uur is [medeverdachte01] namelijk via Domino’s Pizza IJsselmonde naar de [straatnaam14] gereden, waar hij om 17:30 uur is aangekomen. Zijn voertuig heeft op de [straatnaam14] geparkeerd gestaan tot 23:55 uur. De verdachte had die middag bij zijn huis aan de [straatnaam11] met [medeverdachte01] afgesproken en hem gevraagd de Opel Corsa in ontvangst te nemen. De [straatnaam11] is eveneens in de directe nabijheid van de [straatnaam13] gelegen.
[medeverdachte01] en de verdachte zijn pas om 00:09 uur in de door [medeverdachte01] gebruikte Daihatsu naar de [straatnaam08] in [plaats03] gereden, waar onder andere de kinderen en de partner van de verdachte al waren. Om 00:41 uur is het voertuig daar gearriveerd, waarna [medeverdachte01] om 01:37 uur weer naar zijn huis in [plaats02] is vertrokken. De verdachte heeft de jaarwisseling dus niet met zijn gezin gevierd. Dit heeft ook de zus van de verdachte (getuige [getuige01] ) blijkens haar verklaring bevreemd, omdat zij normaal allemaal bij elkaar zijn. Ook moest zij van de partner van de verdachte vóór de jaarwisseling de contactgegevens van de verdachte en berichten van hem, met het oog op onderzoek door de politie, uit haar telefoon verwijderen.
Na het schietincident zijn ook alle telefoonnummers die voorheen en voor zover bekend door de verdachten in gebruik waren, niet meer door hen gebruikt. [medeverdachte01] liet ook de door zijn werkgever verstrekte auto achter in [plaats02] en is voor zijn werkgever onbereikbaar gebleven. Aan een vriendin van de verdachte is op 7 januari 2022 via een account van zijn broer [naam04] doorgegeven dat de verdachte voorlopig even met niemand contact kan opnemen.
Verder is van belang dat de verdachten op 9 februari 2022 een gesprek met elkaar hebben gehad, waarbij door de verdachte het volgende is gezegd:
“Dat zijn mensen die gaan anderen betalen om je dood te maken .. maar wij .. wij klappen gelijk!”,waarna [medeverdachte01] heeft geantwoord met:
“Gelijk, je moet gaan zoeken naam en adres en alles en dit en dat broer.”
Diezelfde dag zijn de verdachten ook aangehouden in het bezit van vuurwapens en zij zijn ook overigens bekend met vuurwapenbezit. Dat blijkt onder meer uit een WhatsApp gesprek van 12 januari 2022 dat in de telefoon van [medeverdachte01] is aangetroffen. Hierin deelde [medeverdachte01] een afbeelding van een vuurwapen (gelijkend op een 3D-geprint automatisch vuurwapen type FCG9) en zei daarbij dat hij “niet met zo’n klote ding werkt maar zelf net iets kwijt geraakt (helemaal nieuw) en daarom nu zo’n klote ding heeft”. Op zijn telefoon is ook een video van een automatisch vuurwapen aangetroffen.
Ten slotte is gebleken dat de verdachte al na de liquidatie van zijn broer [naam05] (en neef van [medeverdachte01] ) op 29 mei 2020 plannen maakte voor wraak op degenen die hij hiervoor verantwoordelijk houdt. In het onderzoek naar deze moord kwam ook de broer van [slachtoffer01] voor en uit het dossier blijkt dat er tussen (leden van) de families [familie01] en [familie02] vijandigheid is ontstaan na de dood van [naam05] .
De rechtbank gaat er gelet op al het voorgaande vanuit dat het de verdachte en [medeverdachte01] zijn geweest die rond 18:00 uur in de Opel Corsa vanaf (de omgeving van) de [straatnaam07] richting de omgeving van de [straatnaam01] zijn gereden en het slachtoffer daar hebben opgewacht en doodgeschoten. Vervolgens zijn ze in de Opel Corsa weggereden en hebben deze even verderop aan de [straatnaam03] in de brand gestoken, waarna ze zijn weggevlucht.
4.2.8.Verweer: alibi van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij tot en met 31 december 2021, omstreeks 22:00 uur, in België was, waarna hij met zijn partner [naam02] naar [plaats03] is gegaan waar zij rond 23:15 uur arriveerden om bij zijn moeder Oud en Nieuw te vieren. Hij kan de liquidatie dus niet hebben gepleegd en was eveneens niet bij de cruciale ontmoetingen in de dagen ervoor.
4.2.8.1.
Beoordeling
De rechtbank neemt bij haar beoordeling als uitgangspunt dat in zijn algemeenheid een verklaring aan geloofwaardigheid wint als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd en daarna bevestiging vindt in onderzoeksresultaten of in getuigenverklaringen van objectieve derden. Verder kunnen de algemene (on)waarschijnlijkheid of mate van voorstelbaarheid een rol spelen bij het waarderen van een op die verklaring gebaseerd scenario.
Toegespitst op deze zaak stelt de rechtbank vast dat de verdachte pas op 25 oktober 2023, na ruim 20 maanden voorlopige hechtenis en na kennisname van het volledige dossier, een inhoudelijke verklaring heeft afgelegd. Zijn verklaring die erop neerkomt dat hij op 31 december 2021 ruim zes uur in een auto op een parkeerterrein in België op zijn partner [naam02] heeft gewacht die aan het werk was, waarna zij samen – ruim na het tijdstip van de moord – eerst naar haar huis in [straatnaam16] en daarna naar [plaats03] zijn gereden, is op zich al ongeloofwaardig en in strijd met de eerste verklaring van [naam02] .
Bovendien wordt dit alibi ook weersproken door de verklaring van [medeverdachte01] over 29 en 31 december 2021 en door de camerabeelden van de Liefkenshoektunnel van 29 december 2021, waarop behalve [medeverdachte01] ook een passagier met een getinte huidskleur is te zien. Voorts blijkt uit de T&T-gegevens dat het voertuig van [medeverdachte01] op 1 januari 2022 om 00:09 uur naar de [straatnaam08] in [plaats03] is gereden, wat overeenkomt met de verklaring van [medeverdachte01] dat hij de verdachte rond 00:30 uur bij zijn moeder in [plaats03] heeft gebracht waar [naam02] en de kinderen al waren. Ook getuige [getuige01] (de zus van de verdachte) heeft verklaard dat de verdachte pas ruim na de jaarwisseling in [plaats03] arriveerde, terwijl [naam02] en de twee kinderen er al waren. Ook komt de verdachte niet voor in het filmpje dat getuige [getuige01] heeft gemaakt van het aftelmoment naar 00:00 uur die Oudjaarsavond, terwijl zijn partner [naam02] juist op dat moment wel is gefilmd.
4.2.8.2.
Conclusie
De verklaring van de verdachte dat hij in de dagen voorafgaand en ten tijde van het schietincident niet in [plaats02] maar in België was, wordt door de bewijsmiddelen uitgesloten. Het verweer wordt dan ook verworpen.
4.2.9.Verweer: alibi van de medeverdachte [medeverdachte01]
heeft verklaard dat hij vanaf 17:00 uur thuis was en dat hij dus niet degene was die rond 17:30 uur weer terug naar de [straatnaam14] oftewel de plek waar de Opel Corsa stond, is gereden. [medeverdachte01] heeft gesteld dat hij de Daihatsu Cuore in de middag van 31 december 2021 aan een jongen (van wie hij de naam niet noemt) had uitgeleend en dat zijn tas nog in het voertuig lag. Daarin zat zijn portemonnee met bankpas en bijbehorende pincode, waarmee die jongen om 17:08 uur bij Domino’s Pizza te IJsselmonde moet hebben gepind, een pizzeria waar [medeverdachte01] vaker kwam.
4.2.9.1.
Beoordeling
Deze verklaring is niet geloofwaardig. Er is ook geen steunbewijs voor zijn verklaring dat hij vanaf omstreeks 17:00 uur de gehele avond thuis was, ondanks het feit dat hij getuigen heeft genoemd die dat zouden kunnen bevestigen. De (eerste) door [medeverdachte01] opgegeven getuige [getuige02] , een buurvrouw aan de [straatnaam15] , heeft verklaard dat zij hem pas na middernacht heeft gezien en haar zus heeft dit bevestigd. Ook getuige [getuige03] heeft bij de rechter-commissaris ontkend [medeverdachte01] op 31 december 2023 te hebben gezien.
4.2.9.2.
Conclusie
Het verweer dat [medeverdachte01] vlak vóór en ten tijde van het schietincident thuis was en hij de tenlastegelegde moord dus niet kan hebben gepleegd, wordt verworpen.