ECLI:NL:RBROT:2023:12216

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
71-130358-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen en valsheid in geschrift met valse arbeidsovereenkomsten en uitkeringen

Op 20 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van gewoontewitwassen en valsheid in geschrift. De verdachte had valse arbeidsovereenkomsten en een vaststellingsovereenkomst opgemaakt, waardoor zij onterecht een uitkering ontving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende de periode van 4 augustus 2018 tot en met 29 maart 2021 betrokken was bij het plegen van witwassen, waarbij zij geldbedragen ontving die afkomstig waren uit misdrijf. De verdachte had bekend dat zij zich schuldig had gemaakt aan enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar de rechtbank kon niet wettig en overtuigend vaststellen dat alle bedragen uit illegale bronnen afkomstig waren. De rechtbank legde een geldboete op van € 11.510 en een taakstraf van 180 uren op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande moeder. De rechtbank besloot af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ondanks de ernst van de feiten, en motiveerde dit door de proceshouding van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder valse arbeidsovereenkomsten en contant geld, werden onttrokken aan het verkeer en verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71-130358-21
Datum uitspraak: 20 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. C.W. Flokstra, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 en 6 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. P.J.A. Huttenhuis, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, een geldboete van € 11.510,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 (witwassen)
De verdachte wordt onder feit 1 gewoontewitwassen verweten van a) het ontvangen salaris uit een fictief dienstverband, b) de ontvangen uitkering van het UWV, c) contante betalingen bij Louis Vuitton, d) contante stortingen op haar rekening en e) een bij haar aangetroffen contant geldbedrag.
De verdachte heeft bekend dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de hierboven onder a, b en e genoemde onderdelen. Deze onderdelen zullen zonder nadere motivering bewezen worden verklaard. Ten aanzien van de onderdelen c en d kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de in de tenlastelegging vermelde bedragen in zijn geheel uit illegale bron afkomstig zijn. De verdachte heeft ten aanzien van de onderdelen c en d ter terechtzitting verklaard dat zij geld van haar partner kreeg, dat zij wist dat haar partner zich bezighield met schimmige zaken en dat het geld waarover hij beschikte niet verklaarbaar was vanuit zijn legale inkomsten. Daar staat tegenover dat uit het dossier volgt dat zowel de verdachte als haar partner gedurende de tenlastegelegde periode ook legale inkomsten in de vorm van salaris genoten.
Gelet op haar verklaring en de overige bewijsmiddelen acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen dat in ieder geval een deel van de contante betalingen en contante stortingen afkomstig waren uit enig misdrijf.
4.2.
Feit 2 (valsheid in geschrift)
Het opmaken van valse geschriften (artikel 225 lid 1 Sr)
Dit deel van het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend en zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Het voorhanden hebben van valse geschriften (artikel 225 lid 2 Sr)
De tekst van de tenlastelegging vermeldt dat de verdachte op 29 maart 2020 valse geschriften voorhanden heeft gehad, met de bedoeling daarvan gebruik te maken. Deze geschriften zijn op 29 maart 2021 in de woning van de verdachte aangetroffen. Omdat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte deze geschriften in 2020 voorhanden heeft gehad, zal de rechtbank de verdachte daarvan vrijspreken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1
zij in de periode van 4 augustus 2018 tot en met 29 maart 2021, te [plaats02] en/of te [plaats01] en/of te [plaats03] , tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, ,
immers hebben zij, verdachte en/of haar mededaders, (van) meerdere geldbedragen, te weten:
- een geldbedrag van in totaal €17.707 (ontvangen salaris [bedrijf01] ) en
- een geldbedrag (contante betalingen bij Louis Vuitton) en
- een geldbedrag (contante stortingen op eigen rekening) en
- een geldbedrag van €760 (voorhanden tijdens doorzoeking)
de werkelijke aard en/of de herkomst verhulden/of voorhanden gehad
en
-
-
vaneen geldbedrag van in totaal €9.978,39 (ontvangen uitkering UWV)
gebruik gemaakt, terwijl zij, verdachte en/of haar mededaders wisten, , dat deze geldbedragen – onmiddellijk of
middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
feit 2
zij op 29 november 2019 en op 4 februari 2021 te [plaats01] , , tezamen in vereniging met anderen geschrift
en diebestemd
warenom tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een arbeidsovereenkomst van [bedrijf01] en
- een vaststellingsovereenkomst beëindiging met wederzijds goedvinden
Valselijk heeft opgemaakt immers heeft
/hebbenverdachte en/of haar mededaders valselijk en in strijd met de waarheid:
- op voornoemde arbeidsovereenkomst en vaststellingsovereenkomst de gegevens van haarzelf vermeld, terwijl zij niet daadwerkelijk een dienstverband had bij [bedrijf01]
;
- op voornoemde arbeidsovereenkomst fictieve bedragen aan salaris opgenomen/vermeld
;met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
feit 2
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een arbeidsovereenkomst en een vaststellingsovereenkomst valselijk opgemaakt. Daardoor heeft zij gedurende een aantal maanden onterecht een uitkering ontvangen. Daarnaast heeft zij daardoor onder de noemer ‘salaris’ in werkelijkheid van misdaad afkomstige geldbedragen op haar bankrekening ontvangen. Dit zijn erg kwalijke feiten. Het is namelijk van belang dat men moet kunnen uitgaan van de juistheid van dit soort overeenkomsten. Daarnaast heeft de verdachte de onterecht ontvangen gelden en andere uit misdaad afkomstige gelden aangewend voor haar eigen financiële gewin. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van de verdachte van 23 oktober 2023, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de verklaring die de verdachte op de terechtzitting heeft afgelegd over haar rol bij de bewezenverklaarde feiten. De verdachte heeft hiermee laten zien dat zij besef heeft van het foute van haar handelen. Verder heeft zij verklaard over haar persoonlijke omstandigheden, in het bijzonder dat zij alleenstaande moeder is van een jong kind en eind januari nog een kind verwacht. Met dit alles houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf in matigende zin rekening.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, maar daarvan zal in dit geval worden afgezien. Dat geldt eveneens voor de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt daarbij sterk rekening met de door de verdachte ingenomen proceshouding en haar persoonlijke omstandigheden. Dit maakt dat de rechtbank de geldboete en de taakstraf zoals door de officier van justitie voorts is gevorderd, passend en geboden acht. De rechtbank overweegt daarbij dat de geldboete enerzijds een punitief karakter heeft, waarmee aan het strafdoel van vergelding tegemoet wordt gekomen en anderzijds dient ter afwikkeling van de inbeslaggenomen luxegoederen. De rechtbank constateert dat sprake is van een geringe overschrijding van de redelijke termijn.

8.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn onder meer in beslag genomen: arbeidsovereenkomsten (voorwerp 56), salarisstroken (voorwerp 57), een vaststellingsovereenkomst (voorwerp 58) en een contant geldbedrag van € 760,- (voorwerp 59). Slechts op deze voorwerpen rust strafrechtelijk beslag, zodat de rechtbank alleen ten aanzien van deze voorwerpen een beslissing zal nemen.
De in beslag genomen voorwerpen 56, 57 en 58 zullen worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn namelijk gebruikt bij de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of met het algemeen belang. Het in beslag genomen voorwerp 59 zal worden verbeurd verklaard, nu dit voorwerp de verdachte toebehoort en is gebruikt bij het plegen van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 23, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 11.510,- (elfduizendvijfhonderdtien euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
92 dagen hechtenis;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1: € 760,- (voorwerp 59);
- verklaart onttrokken aan het verkeer: arbeidsovereenkomsten (voorwerp 56), salarisstroken (voorwerp 57) en een vaststellingsovereenkomst (voorwerp 58).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. W.J. de Veld en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. V.J.H. Mooren en J. Soeteman, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 20 december 2023.
De tweede griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
zij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2018 tot en met 29 maart 2021, te [plaats02] en/of te [plaats01] en/of te [plaats03] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers hebben zij, verdachte en/of haar mededaders, van meerdere geldbedragen, te weten:
- een geldbedrag van in totaal €17.707 (ontvangen salaris [bedrijf01] ) en/of
- een geldbedrag van in totaal €9.978,39 (ontvangen uitkering UWV) en/of
- een geldbedrag van €4.580 (contante betalingen bij Louis Vuitton) en/of
- een geldbedrag van €8.814,58 (contante stortingen op eigen rekening) en/of
- een geldbedrag van €760 (voorhanden tijdens doorzoeking)
althans van enige geldbedragen, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is of het voorhanden heeft
en/of
meerdere geldbedragen, te weten:
- een geldbedrag van in totaal €17.707 (ontvangen salaris [bedrijf01] ) en/of
- een geldbedrag van in totaal €9.978,39 (ontvangen uitkering UWV) en/of
- een geldbedrag van €4.580 (contante betalingen bij Louis Vuitton) en/of
- een geldbedrag van €8.814,58 (contante stortingen op eigen rekening) en/of
- een geldbedrag van €760 (voorhanden tijdens doorzoeking)
althans enige geldbedragen, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van deze geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte en/of haar mededaders wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
feit 2
zij op of omstreeks 29 november 2019 en/of op of omstreeks 4 februari 2021 te [plaats01] ,
althans in Nederland, tezamen in vereniging met anderen, althans alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een arbeidsovereenkomst van [bedrijf01] en/of
- een vaststellingsovereenkomst beëindiging met wederzijds goedvinden
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst immers heeft verdachte en/of haar mededaders (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid:
- op voornoemde arbeidsovereenkomst en vaststellingsovereenkomst de gegevens van haarzelf vermeld, terwijl zij niet daadwerkelijk een dienstverband had bij [bedrijf01]
- op voornoemde arbeidsovereenkomst fictieve bedragen aan salaris opgenomen/vermeld
met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zij op of omstreeks 29 maart 2020 te [plaats01] , althans in Nederland, tezamen in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een arbeidsovereenkomst van [bedrijf01] en/of
- salarisstroken van [bedrijf01] en/of
- een vaststellingsovereenkomst
voorhanden heeft gehad, terwijl zij verdachte en/of haar mededaders wisten, of redelijkerwijs moesten vermoeden, dat voornoemde arbeidsovereenkomst en/of salarisstroken en/of vaststellingsovereenkomst bestemd waren om gebruik van te maken als ware deze echt en onvervalst.