ECLI:NL:RBROT:2023:12215

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
71-095444-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie

In de zaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], heeft de rechtbank Rotterdam op 20 december 2023 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 4 maart 2020 tot en met 19 april 2020 betrokken was bij het vervoeren van grote contante geldbedragen, waarvan een aanzienlijk deel afkomstig was uit misdrijf. De verdachte heeft in totaal meer dan 16,1 miljoen euro naar een stashlocatie vervoerd en een bedrag van ruim 3,7 miljoen euro vanuit deze locatie. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bekennende houding en de positieve veranderingen in zijn leven na zijn vrijlating uit voorarrest. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie een gevangenisstraf rechtvaardigen, maar heeft ook de positieve ontwikkelingen in zijn leven meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71-095444-21
Datum uitspraak: 20 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. M.M.H. Zuketto, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 en 6 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.J.A. Huttenhuis heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 (gewoontewitwassen)
De verdachte wordt onder feit 1 verweten het medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 4 maart 2020 tot en met 1 mei 2020. Hij zou €16.608.045 naar een stashlocatie hebben gebracht (a); hij zou daar €4.568.890 weer uit hebben gehaald (b); en hij zou daar met zijn mededaders €12.579.380 voorhanden hebben gehad (c).
4.1.1.
Beoordeling
Op 1 mei 2020 is in de woning aan de [adres02] in [plaats01] een geldbedrag van ruim 12,5 miljoen euro aangetroffen. Het geld lag in een verborgen ruimte achter de voorraadkast.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in de periode van 4 maart 2020 tot en met 19 april 2020 vaak en veel contant geld heeft vervoerd naar en van deze stashlocatie. Bewezen is dat hij in totaal een bedrag van € 16.181.270 (onder a) naar de stashlocatie heeft vervoerd en een bedrag van € 3.757.400 (onder b) vanuit de stashlocatie heeft weggebracht. Uit de omstandigheden waaronder dit vervoer plaatsvond, zoals de grootte van de bedragen en de frequentie en de wijze van dit vervoeren leidt de rechtbank af dat het hier steeds ging om uit misdrijf afkomstig geld. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij wel begreep dat het geld geen legale herkomst had.
Wat betreft het geldbedrag van ruim 12,5 miljoen euro dat op 1 mei 2020 in de verborgen ruimte is aangetroffen, geldt het volgende. Het laatste door de verdachte uitgevoerde geldtransport heeft op 19 april 2020 plaatsgehad. Er is geen bewijs dat de verdachte daarna nog heeft deelgenomen aan het witwassen. Er is derhalve ook geen bewijs dat hij op 1 mei 2020 het geld in het appartement al dan niet met mededaders voorhanden heeft gehad.
4.1.2.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van de door hem vervoerde geldbedragen van ongeveer 16,1 miljoen euro en 3,7 miljoen euro, waarbij hij van het plegen van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Niet kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van ruim 12,5 miljoen euro op 1 mei 2020. De verdachte zal van dat gedeelte van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 2 (deelname aan een criminele organisatie)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Er is vrijspraak bepleit. De verdediging heeft betoogd dat, voor zover al sprake is van een criminele organisatie, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte daaraan heeft deelgenomen. Het enkele deelnemen aan het plegen van strafbare feiten levert niet ook deelname aan een criminele organisatie op.
4.2.2.
Beoordeling
Criminele organisatie
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon en met het oogmerk om misdrijven te plegen. De rechtbank stelt voorop dat er slechts sprake kan zijn van deelname aan een dergelijke criminele organisatie indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot, of rechtstreeks verband houden met, de verwezenlijking van het bedoelde oogmerk.
Zoals hierboven is overwogen is gedurende een langere periode sprake geweest van gewoontewitwassen. In de periode van 27 maart tot en met 1 mei 2020 is er veelvuldig contact geweest over dit witwassen tussen verschillende EncroChat-accounts, waaronder de Encro-accounts
[accountnaam01]en
[accountnaam02]. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de gebruiker was van dit laatste account. Uit de chatberichten in het dossier volgt dat de gespreksdeelnemers elkaar (goed) kennen, elkaar vertrouwen met uitzonderlijk grote sommen geld en van elkaar weten wie welke taak heeft. De gesprekken geven blijk van een zekere routine, waarbij men vaak aan een half woord genoeg heeft en instructies worden even kort en zakelijk gegeven als dat zij worden opgevolgd. In de stashwoning is een geldtelmachine in beslag genomen. Uit onderzoek aan deze geldtelmachine blijkt dat daarmee 219.568 bankbiljetten zijn geteld.
Gezien het voorgaande is sprake van een duurzaam samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 140 Sr, zodat sprake is geweest van een criminele organisatie. Deze organisatie had tot doel het plegen van misdrijven, in dit geval het maken van een gewoonte van het witwassen van grote sommen geld.
Deelneming door de verdachte?
De verdachte heeft via het account
[accountnaam02]veelvuldig contact gehad met de gebruiker van het Encro-account
[accountnaam01], waarvan inmiddels is bewezen dat de medeverdachte [medeverdachte01] daarvan gebruik maakte (rechtbank Rotterdam, 6 september 2022, ECLI:NL:RBROT:2022: 7505).
Uit de chats tussen
[accountnaam02]en
[accountnaam01]blijkt dat de verdachte in opdracht van
[accountnaam01]gedurende een periode van ruim zes weken meer dan 50 geldtransporten heeft uitgevoerd. Zo moest hij vaak geld vanuit de stashlocatie ophalen en dit vervolgens vervoeren naar een concreet aan hem door
[accountnaam01]via EncroChat verstrekt adres. Soms moest hij juist geld ophalen bij een aan hem eveneens via EncroChat verstrekt adres. De verdachte koppelde na het uitvoeren van de geldtransporten steeds terug aan die
[accountnaam01]dat het transport was geslaagd en of er nog bijzonderheden waren. De verdachte onderhield daarnaast via EncroChat contact met de stashbewaker die communiceerde via het Encro-account
[accountnaam03]. Die stashbewaker heeft de door onder meer de verdachte gereden geldtransporten nauwgezet bijgehouden in een administratie. De verdachte ontving voor zijn werkzaamheden als geldkoerier een geldelijke vergoeding.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte heeft behoord tot een op het (gewoonte)witwassen van geld gericht samenwerkingsverband. De verdachte heeft met zijn feitelijke gedragingen, namelijk het in het bestek van dat samenwerkingsverband veelvuldig koerieren van crimineel geld, in de periode van 4 maart 2020 tot en met 19 april 2020, een aandeel gehad in het verwezenlijken van het binnen die organisatie bestaande oogmerk.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1
hij in de periode van 4 maart 2020 tot en met
19 april2020 te [plaats01] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben
zij, verdachte enzijn mededaders, van meerdere geldbedragen, te weten:
  • een geldbedrag van in totaal €
  • een geldbedrag van in totaal €
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhulden
meerdere geldbedragen, te weten:
  • een geldbedrag van in totaal €
  • een geldbedrag van in totaal €
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen , terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders wisten, dat deze geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
feit 2
hij in de periode van
4 maart2020 tot en met
19 april2020 te [plaats01] , althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere [medeverdachte01] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
feit 1
het medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
feit 2
deelneming aan een organisatie die tot het oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer zes weken deel uitgemaakt van een criminele organisatie die ten doel had het witwassen van crimineel geld. De verdachte heeft in deze periode bijna dagelijks grote contante geldbedragen vervoerd van en naar een appartement in [plaats01] , waar dit geld in een verborgen ruimte achter een keukenkast werd bewaard. Het ging hierbij regelmatig om geldbedragen van enkele tonnen, maar verschillende malen betrof dit ook nog grotere geldbedragen van meer dan 1 miljoen euro per keer. In totaal heeft de verdachte meer dan 16,1 miljoen euro naar het appartement gebracht en een bedrag van ruim 3,7 miljoen euro vanuit het appartement vervoerd. Dit vervoeren gebeurde (ook) met een van een geheime bergruimte voorzien voertuig. Met zijn handelen heeft de verdachte kennelijk opbrengsten uit misdrijf van vele miljoenen euro’s aan het zicht van justitie willen onttrekken. Dit zijn ernstige strafbare feiten, waardoor onderliggende criminaliteit wordt gefaciliteerd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd over zijn aandeel in de bewezenverklaarde feiten. Uit zijn verklaring volgt dat hij zich gaandeweg de omvang realiseerde van waar hij bij betrokken was en dat hij vanaf dat moment heeft gezocht naar een mogelijkheid om zijn betrokkenheid te stoppen. Deze verklaring van de verdachte wordt gesteund door stukken in het dossier, in het bijzonder de uitwerking van chatgesprekken van de verdachte met anderen waarin hij zijn twijfels uit en waarin tenslotte het stoppen door de verdachte in alle openheid is besproken.
Door en namens de verdachte is aangevoerd en, voor zover mogelijk, met stukken onderbouwd dat hij na zijn vrijlating uit voorarrest een andere, positieve, weg is ingeslagen. Zo is hij een opleiding gaan volgen die hij met goed gevolg heeft afgerond. In het kader van deze opleiding heeft hij stage gelopen, waarbij hem door de werkgever is verzocht na afloop van de stage bij het bedrijf in dienst te treden. Dit dienstverband is echter niet doorgegaan toen de werkgever kennis kreeg van deze strafzaak. Ook op een ander moment is een baan voor de verdachte om die reden op het laatste moment niet doorgegaan. De verdachte heeft een vriendin met wie hij over een paar maanden een kind verwacht.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusie
Gezien de ernst van de feiten en gelet op het strafdoel van generale preventie kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Daarbij houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte in een korte periode, maar wel op frequente basis en binnen een georganiseerd verband zeer grote contante geldbedragen heeft witgewassen. De verdachte had daarbij, als geldkoerier, een actieve en belangrijke rol.
De proceshouding van de verdachte en diens persoonlijke omstandigheden geven aanleiding om de aan hem op te leggen gevangenisstraf voornamelijk in voorwaardelijke vorm op te leggen. De verdachte heeft ter terechtzitting opening van zaken gegeven, zonder anderen daarbij te willen belasten. Hij is uit eigen beweging gestopt met het plegen van de bewezenverklaarde feiten en heeft zijn leven inmiddels een andere, positieve, wending gegeven. Daarbij heeft de verdachte nadeel van deze strafzaak ondervonden door tweemaal het verlies van een baan die hij in het vooruitzicht had. Dit alles brengt mee dat de rechtbank het niet opportuun acht om de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte te doorkruisen door het opleggen van een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Door het opleggen van een groot voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf wordt dit voorkomen.
Gelet op het strafdoel van vergelding zal aan de verdachte voorts een taakstraf worden opgelegd.
Tenslotte heeft de rechtbank erop gelet dat de redelijke termijn is geschonden omdat met de afdoening van deze zaak meer dan twee jaar is gemoeid sinds de inverzekeringstelling van de verdachte op 7 april 2021. Gelet op de beperkte overschrijding en de omstandigheid dat de verdachte de berechting op vrije voeten heeft kunnen afwachten, wordt met deze constatering volstaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 11 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een taakstraf voor de duur van 240 uur passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn onder meer in beslag genomen: 1 stk administratie (voorwerp 1) en 1 doos (voorwerp 2). Slechts op deze voorwerpen rust strafrechtelijk beslag, zodat de rechtbank alleen ten aanzien van deze voorwerpen een beslissing zal nemen.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen 1 en 2 zal conform de vordering van de officier van justitie een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 55, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
11 (elf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt. Gelast de teruggave aan verdachte van: 1 STK administratie (voorwerp 1) en 1 doos (voorwerp 2).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. W.J. de Veld en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. V.J.H. Mooren en J. Soeteman, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 20 december 2023.
De tweede griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 4 maart 2020 tot en met 1 mei 2020 te [plaats01] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders, van meerdere geldbedragen, te weten:
  • een geldbedrag van in totaal €16.608.045 (inkomend van 4 maart 2020 tot en met 29 april 2020) en/of;
  • een geldbedrag van in totaal €4.568.890 (uitgaand van 4 maart 2020 tot en met 29 april 2020) en/of;
  • een geldbedrag van in totaal €12.579.380 (aangetroffen op 1 mei 2020)
althans van enige geldbedragen,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is of het voorhanden heeft en/of
meerdere geldbedragen, te weten:
  • een geldbedrag van in totaal €16.608.045 (inkomend van 4 maart 2020 tot en met 29 april 2020) en/of;
  • een geldbedrag van in totaal €4.568.890 (uitgaand van 4 maart 2020 tot en met 29 april 2020) en/of;
  • een geldbedrag van in totaal €12.579.380 (aangetroffen op 1 mei 2020)
althans van enige geldbedragen,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van deze geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat deze geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2020 tot en met 1 mei 2020 te [plaats01] , althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte02] en/of [medeverdachte03] en/of [medeverdachte04] en/of [medeverdachte05] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven.