ECLI:NL:RBROT:2023:12197

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10-212279-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en vuurwapenbezit

Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 augustus 2023 opzettelijk een ontploffing teweegbracht door een explosief in de brievenbus van een woning te plaatsen. Deze ontploffing veroorzaakte niet alleen schade aan de woning, maar bracht ook levensgevaar voor de bewoners met zich mee. De verdachte werd tevens beschuldigd van het bezit van een vuurwapen. Tijdens de zitting op 28 november 2023 werd vastgesteld dat de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, geen verweer voerde tegen het daderschap. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 42 maanden, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde. De rechtbank oordeelde dat de explosie een gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners met zich meebracht. De verdachte werd schuldig bevonden aan beide tenlastegelegde feiten en kreeg een gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd, evenals schadevergoedingen aan de benadeelde partijen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat de verdachte met zijn daden had veroorzaakt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-212279-23
Datum uitspraak: 12 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] .
Raadsman mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Het onder 1 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van het daderschap is geen verweer gevoerd. De verdediging heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat door de explosie gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar te duchten was voor de bewoners van de [adres02] en/of de bewoners van de omliggende woningen.
4.1.2.
Beoordeling
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat er op 23 augustus 2023 een explosief tot ontploffing is gebracht in de brievenbus van de woning aan [adres02] . Op dat moment bevonden de vier bewoners van dat adres zich in de woning.
De politie die post had gevat op de Mijlweg, een mogelijke vluchtroute vanaf de plaats delict, hebben de auto van de verdachte daar zien rijden. Toen de verdachte werd gecontroleerde is hij gevlucht. Na een achtervolging is de verdachte aangehouden.
Op camerabeelden van een deurbel is de dader zichtbaar. Daarop is te zien dat de dader opvallende wenkbrauwen had, brildragend was en dat hij handschoenen, een donkere jas met capuchon en een zwarte muts met daarop een witte letter O droeg. Op camerabeelden van een andere deurbel is te zien dat een persoon kort na de explosie op een kleine fiets voorbijreed.
In de kofferruimte van de auto van de verdachte is een vouwfiets aangetroffen. Daarnaast zijn in de auto ook handschoenen, een muts met daarop een witte letter O en een zwarte jas met capuchon met in het buidel-vak een aansteker aangetroffen. Op die kleding is DNA van onder anderen de verdachte aangetroffen.
Vastgesteld is dat de verdachte eenzelfde soort bril met vierkante brillenglazen droeg als de dader die op de beelden zichtbaar is. Ook heeft hij volle wenkbrauwen en heeft hij hetzelfde postuur als de dader.
Gelet op het voorgaande wordt vastgesteld dat de verdachte de persoon is geweest die zichtbaar is op de camerabeelden en een ontploffing teweeg heeft gebracht in de woning aan [adres02] .
Gevolgen explosie
Dat door de explosie gevaar voor goederen is ontstaan is niet betwist. Meer in het bijzonder heeft de explosie gevaar veroorzaakt voor de woning aan de [adres02] en de boedel/inrichting van die woning. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat door de explosie een object is weggeslingerd dat aan de overkant van de straat een rolluik heeft geraakt en beschadigd. Gelet op die omstandigheid kan worden vastgesteld dat ook ten aanzien van de omliggende woningen gemeen gevaar voor goederen heeft bestaan.
Het antwoord op de vraag of door de explosie ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar te duchten was voor de bewoners van de [adres02] en/of de bewoners van de omliggende woning(en), hangt af van de vraag of dat gevaar ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
Bij de beoordeling heeft de rechtbank meegewogen dat gelet op de schade die door de explosie is veroorzaakt kan worden vastgesteld dat het een zware explosie is geweest. De explosie heeft de voordeur grotendeels weggeslagen, de wanden, trap en het plafond ontzet, en tot diep in de woning schade veroorzaakt.
Omdat de aangever, zijn vrouw en hun twee kinderen op het moment van de explosie in de woning aanwezig waren, was naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat door de explosie zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor die personen kon worden veroorzaakt. Dat de explosie ‘s nachts plaatsvond terwijl de bewoners op dat moment in bed lagen op hoger gelegen woonlagen, doet niet af aan het ernstig gevaarzettende karakter van het veroorzaken van deze explosie. Het is alleszins voorzienbaar dat één van de bewoners bijvoorbeeld beneden zou slapen, het toilet zou bezoeken of onderweg was naar de keuken voor eten of drinken.
Daarnaast is de kans dat – als gevolg van de ontploffing – de voordeur en/of andere zich in de nabijheid daarvan bevindende goederen vlam vatten, naar algemene ervaringsregels, reëel. Als er daadwerkelijk brand was ontstaan in de hal van woning, dan zou voor de bewoners op de bovengelegen woonlagen de enige uitweg uit de woning afgesloten zijn geweest.
Het onder 2 ten laste gelegde
In de slaapkamer van de verdachte is een revolver met munitie aangetroffen. Op grond van het feit deze revolver in een tas tussen de kleding van de verdachte is aangetroffen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van dat wapen en dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 23 augustus 2023 te [plaats02] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief (waarschijnlijk via de brievenbus) in een woning gelegen aan de [adres02] te brengen en de lont aan te steken, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die woning en de inboedel/inrichting van die woning aan de [adres02] en/of een of meer omliggende woning(en)
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoners van de [adres02]
te duchten was;
2.
hij op 23 augustus 2023 te [plaats01] , een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk Zoraki, model Streamer R1, kaliber 6 mm flobert, en (daarbij behorende) kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige strafbare feiten.
Hij heeft een explosief tot ontploffing gebracht via de brievenbus in de voordeur van een woning aan de [adres02] in [plaats02] . De bewoners, een echtpaar en hun twee minderjarige kinderen, sliepen op dat moment en bevonden zich op de hogere verdiepingen van de woning. Dat de bewoners er zonder (lichamelijk) letsel vanaf zijn gekomen is een omstandigheid die niet aan het handelen van de verdachte is te danken. Door de politie is vastgesteld dat de toegangsdeur ter hoogte van de brievenbus grotendeels was weggeslagen en dat de ruit aan de voorzijde van de woning verbroken was. In de hal is een grote ravage aangetroffen. De wanden van de hal, de meterkast en het toilet waren ontzet en gescheurd. Ook in de woonkamer en de keuken zijn (forse) beschadigingen aangetroffen, vermoedelijk veroorzaakt door de drukgolf van de ontploffing. Dergelijke explosies zijn allereerst uiterst bedreigend en beangstigend voor de bewoners. Ook bij omwonenden en in de samenleving in het algemeen leiden dit soort explosies tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deze zeer intimiderende vorm van geweld. De verdachte heeft zich tijdens de zitting op zijn zwijgrecht beroepen en geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan.
Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen met munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen of het dreigen daarmee. Het bezit daarvan vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik daarvan. Vuurwapenbezit brengt een groot en onaanvaardbaar risico met zich dat daardoor slachtoffers vallen. Het enkele bezit van een vuurwapen zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Gelet op de toename van vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettende karakter ervan dient daartegen streng te worden opgetreden.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar op te leggen. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding gelet op de ernst van de feiten. Daarnaast heeft de verdachte geen inzicht gegeven in zijn motieven voor het plegen van de feiten of in zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank kan daar om die reden niet in strafmatigende zin rekening mee houden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd, [benadeelde partij01] , zijn echtgenote [benadeelde partij02] en hun kinderen [benadeelde partij03] en [benadeelde partij04] . Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit vorderen zij elk een vergoeding van € 7.000,- voor immateriële schade. De heer [benadeelde partij01] heeft daarnaast een vergoeding van € 13.127,05 aan materiële schade gevorderd, bestaande uit de niet door de verzekering gedekte kosten voor het herstel van de woning.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde materiële schade en de gedeeltelijke toewijzing van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 5.000,- per persoon. Voor het overige dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de gevorderde materiële schade. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is verzocht om het bedrag te matigen naar € 1.250,- per persoon. Voor het overige dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Tevens is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de op dit moment gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,- per persoon. De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de omvang van de vorderingen zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van die delen van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Die delen van de vorderingen kunnen derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen elk een schadevergoeding betalen van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Daarnaast moet hij de benadeelde partij [benadeelde partij01] ook een vergoeding van € 13.127,05 betalen.
Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 16.127,05 (zegge: zestienduizend honderd zevenentwintig euro en vijf cent), bestaande uit € 13.127,05 aan materiële schade en
€ 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 16.127,05(hoofdsom,
zegge: zestienduizend honderd zevenentwintig euro en vijf cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 16.127,05 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
115 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] , te betalen een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij02] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij02] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] te betalen
€ 3.000,-(hoofdsom,
zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 3.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij03] , te betalen een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij03] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij03] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij03] te betalen
€ 3.000,-(hoofdsom,
zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 3.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij04] , te betalen een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij04] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij04] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij04] te betalen
€ 3.000,-(hoofdsom,
zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 3.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter, de oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2023 te [plaats02] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief (waarschijnlijk via de brievenbus) in een woning gelegen aan de [adres02] te brengen/plaatsen en de lont aan te steken, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die woning en/of de inboedel/inrichting van die woning aan de [adres02] en/of een of meer omliggende woning(en) en/of de inboedel/inrichting van die omliggende woning(en)
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoners van de [adres02] en/of de bewoner(s) van omliggende woning(en)
te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 23 augustus 2023 te [plaats01] , een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk Zoraki, model Streamer R1, kaliber 6 mm flobert, en/of (daarbij behorende) kogelpatronen, kaliber 22 flobert voorhanden heeft gehad.