ECLI:NL:RBROT:2023:12167

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10511827 CV EXPL 23-14053 (vrijwaringszaak)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding en vrijwaring in verband met woningkoop

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2023, zijn twee vorderingen aan de orde: de hoofdzaak en de vrijwaringszaak. De eiser, aangeduid als [eiser01], heeft een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] voor een bedrag van € 10.000,-, dat hij stelt te hebben geleend voor de aankoop van een woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 september 2023 heeft [eiser01] zijn vordering verminderd en de grondslag gewijzigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de grond waarop [eiser01] zich beroept niet is komen vast te staan, waardoor de vordering werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er geen bewijs was voor de aanvullende afspraak die [eiser01] stelde te hebben gemaakt met [gedaagde01].

In de vrijwaringszaak heeft [gedaagde01] [gedaagde03] opgeroepen, die als financieel adviseur fungeerde. Aangezien de vordering in de hoofdzaak werd afgewezen, had [gedaagde01] geen belang bij zijn vordering in de vrijwaringszaak, die eveneens werd afgewezen. De kantonrechter heeft [eiser01] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde01] tot een bedrag van € 1.454,50, en [gedaagde01] in de proceskosten van [gedaagde03] tot € 50,-. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummers: 10190103 CV EXPL 22-34605 (hoofdzaak) en
10511827 CV EXPL 23-14053 (vrijwaringszaak)
datum uitspraak: 22 december 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de hoofdzaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. M.Z.D. Nasrullah,
tegen

1.[gedaagde01] ,

2. [gedaagde02],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. F. Özer.
en in de vrijwaringszaak van:

1.[eiser02] ,

2. [eiser03],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eisers,
gemachtigde: mr. F. Özer.
tegen
[gedaagde03], die handelt onder de naam
[handelsnaam01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
die in persoon procedeert.
De partijen worden ‘ [eiser01] ’, ‘ [gedaagde01] ’ (in mannelijk enkelvoud) en ‘ [gedaagde03] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier in de hoofdzaak bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 oktober 2022, met bijlagen;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • het vonnis in het incident tot vrijwaring;
  • de brief van de gemachtigde van [gedaagde01] van 27 juni 2023, met bijlagen.
1.2.
Het dossier in de vrijwaringszaak bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 mei 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.3.
Op 26 september 2023 zijn de hoofdzaak en de vrijwaringszaak gelijktijdig tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. Nasrullah namens [eiser01] ;
  • [gedaagde01] , vergezeld door een tolk en bijgestaan door mr. Özer;
  • [gedaagde03] .
1.4.
Van de mondelinge behandeling van 26 september 2023 is een proces-verbaal opgemaakt, dat ook deel uitmaakt van beide procesdossiers. Daarna zijn in beide zaken nog de volgende aktes ingediend:
  • de akte van [eiser01] van 26 oktober 2023;
  • de akte uitlaten van [gedaagde01] van 23 november 2023;
  • de akte van [gedaagde03] van 23 november 2023.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
De aanleiding voor deze zaak is de koop van een woning door [gedaagde01] . Volgens [eiser01] was het eerst de bedoeling dat hij deze woning van de toenmalige eigenaar zou kopen en dat hij de woning zou doorverkopen aan [gedaagde01] . Dat lukte niet, waarna [gedaagde01] de woning rechtstreeks van de toenmalige eigenaar heeft gekocht.
2.2.
[eiser01] vordert, na wijziging van zijn eis, een bedrag van € 10.000,- van [gedaagde01] . [eiser01] heeft in de dagvaarding gesteld dat hij een bedrag van € 10.000,- aan [gedaagde01] heeft geleend en dat [gedaagde01] dat niet heeft terugbetaald. [eiser01] heeft zich daarbij beroepen op een schriftelijke leningovereenkomst (bijlage 3 bij de dagvaarding) die [gedaagde01] zou hebben ondertekend. In die leningovereenkomst staat ook dat [gedaagde01] een boete moet betalen van € 17.500,- als hij de lening niet (op tijd) zou terugbetalen. Tijdens de zitting heeft [eiser01] zijn eis en de grondslag daarvan veranderd. Hij vordert nu alleen nog een bedrag van € 10.000,-, zonder boete en kosten. [gedaagde01] zou dit bedrag aan [eiser01] betalen als vergoeding voor de kosten die [eiser01] heeft gemaakt in verband met de aankoop van de woning.
2.3.
[gedaagde01] heeft [gedaagde03] in vrijwaring opgeroepen. [gedaagde03] is financieel adviseur en was in verband met de aankoop van de woning door [gedaagde01] de schakel tussen [gedaagde01] en [eiser01] . [gedaagde01] heeft nooit rechtstreeks contact met [eiser01] gehad over de aankoop. [gedaagde01] heeft op verschillende momenten contante bedragen aan [gedaagde03] betaald, die door [gedaagde03] zou worden doorbetaald aan anderen, onder wie [eiser01] . [gedaagde01] vindt dat als hij wordt veroordeeld om iets aan [eiser01] te betalen, [gedaagde03] dat bedrag aan [gedaagde01] moet vergoeden, omdat [gedaagde03] dan (blijkbaar) niet heeft voldaan aan zijn plicht om het geld door te betalen.
In de hoofdzaak:
De vordering van [eiser01] wordt afgewezen
2.4.
De kantonrechter begrijpt de wijziging van de vordering van [eiser01] zo, dat hij zich niet langer beroept op de schriftelijke leningsovereenkomst (bijlage 3 bij de dagvaarding), maar dat hij stelt dat er een aanvullende afspraak is gemaakt die inhoudt dat [gedaagde01] aan hem een kostenvergoeding van € 10.000,- zou betalen.
2.5.
[gedaagde01] betwist dat hij deze aanvullende afspraak heeft gemaakt. Hij erkent wel dat hij contant een bedrag aan [gedaagde03] heeft betaald dat bestemd was voor [eiser01] , maar dat was een reactie op de oorspronkelijke stelling van [eiser01] dat de lening niet zou zijn terugbetaald. Uit die betaling kan dus niet de conclusie worden getrokken dat er een aanvullende afspraak is gemaakt over een kostenvergoeding. Ook verder blijkt uit niets van een aanvullende afspraak. [eiser01] heeft ook niet aangegeven waar en wanneer de aanvullende afspraak is gemaakt. Dit betekent dat die aanvullende afspraak niet komt vast te staan. De vordering van [eiser01] wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
2.6.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 1.322,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten × € 529,-) en € 132,- aan nakosten. Dit is in totaal € 1.454,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
In de vrijwaring:
2.7.
Omdat de vordering in de hoofdzaak wordt afgewezen, heeft [gedaagde01] geen belang bij zijn vordering in de vrijwaringszaak. Zijn vordering wordt daarom ook afgewezen.
2.8.
Het risico dat de vordering in de vrijwaringszaak zou worden afgewezen omdat de vordering in de hoofdzaak wordt afgewezen, ligt bij [gedaagde01] . Daarom moet hij de proceskosten van [gedaagde03] betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde03] tot vandaag vast op € 50,- aan reis-, verblijf- en verletkosten in verband met de zitting.
In de hoofdzaak en de vrijwaring
2.9.
Dit vonnis wordt wat de proceskostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
In de hoofdzaak:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.454,50 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
In de vrijwaringszaak:
3.4.
wijst de vorderingen af;
3.5.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde03] tot vandaag worden vastgesteld op € 50,-;
In de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
3.6.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
51909